Hij zag haar op het uiterste randje van de afgrond staan. Op de bodem rustten de stenen. Ze leunde zoekend voorover en staarde een ogenblik naar het mes voor ze zich over de rand boog en het losliet. Een metalen geluid verscheurde de stilte toen het een van de grote stenen beneden in de diepte raakte.
Ze zag hem niet, maar hief haar armen op, klaar om het kind los te laten. “Slaap maar, kleine groene stengel…”
Hij verzamelde al zijn krachten. Wist dat hij toch over onbeperkte kracht beschikte. Ze keerde zich half naar hem om. Het verraste haar om hem te zien. Haar oog bekeek hem van boven tot onder. Hij was alleen, maar hij was het. Ze keerde zich snel weer naar de afgrond. Het kind over de rand gooien zou haar laatste daad zijn.