Sigrid schrok toen ze de sleutel in het slot hoorde. Het was zondag, laat in de middag. Dit eenzame weekend is dus weer voorbij, dacht ze opgelucht. Ze kwam overeind van de bank en drukte Georg tegen zich aan. Ze begon al te praten voor hij zijn jas had weggehangen: “Waarom heb je niet gebeld?”
Cato Isaksen liet zijn tas net achter de deur op de grond vallen. Hij keek haar verrast aan. “Je wist toch waar ik was”, zei hij.
“Dit gaat zo niet”, ging ze verder met een stem die een beetje trilde. “Heeft dit jongetje dan geen recht op je?” Stuurs kuste ze het kind op het zachte hoofd. De kleine, dunne haartjes kleefden behaaglijk tegen haar lippen. “Jij zorgt nooit voor hem, ik heb nooit vrij.”
Ze vervloekte zichzelf op het moment dat ze dat zei. Ze had met zichzelf afgesproken dat ze het op een nette manier ter sprake zou brengen, hem zou uitleggen dat ze door de hele situatie gefrustreerd raakte.
Cato Isaksen zuchtte en liep langs haar heen de kamer in. Ze begon al op het moment dat hij thuiskwam. Maar daardoor zou alles uiteindelijk misschien wel gemakkelijker worden. Hij zou het tegen haar kunnen gebruiken.
Georg glimlachte breed toen hij zijn vader zag. Hij bonkte vrolijk met zijn hoofd tegen de schouder van zijn moeder. Het beeld van Sigrid, zoals ze daar stond met het kind op haar arm, ontroerde hem diep. Verschillende gevoelens kwamen in hem boven, schaamte en vertedering. En teleurstelling.
“Ik heb sinds vanmorgen vroeg gewerkt”, zei hij.
“Heb je de jongens thuisgelaten?”
“Ja, ik moest wel. Ze zijn al groot”, voegde hij eraan toe en merkte hoe dat haar onmiddellijk vriendelijker stemde.
“Dus je moest ze thuislaten”, herhaalde ze.
Hij knikte. “En hier?”
“Niets speciaals”, zei ze. “Vrijdag heb ik bezoek gehad, die nieuwe vrouw waar ik over vertelde, Sonja, die ik in het zwembad heb ontmoet.”
Cato Isaksen knikte en nam Georg van haar over. Het gewicht van het kind tegen zijn lichaam gaf hem een onverwacht gevoel van vreugde. De handjes van het kind voelden stevig en zacht tegen zijn hals. Het jongetje rook vagelijk naar zeep.
“Is ze aardig?” vroeg hij, terwijl hij aan haar nieuwe vriendin dacht.
“Ja”, antwoordde ze, na even te hebben nagedacht. Maar aardig was misschien niet het goede woord.
“Ze is interessant”, zei ze. “Ik verheug me erop om haar beter te leren kennen. Ze geeft cursussen in zelfontwikkeling. Ze is psychiater.”
“Tsja”, zei hij. “Dergelijke cursussen zijn kennelijk in de mode. Ik sprak onlangs met iemand in verband met het onderzoek. Zij hield zich bezig met sterren en dromen en sjamanen en God weet wat nog meer.”
Sigrid glimlachte. “Ik weet niet of ik erin geloof. Maar het schaadt ook niet om het te proberen”, voegde ze eraan toe. “Het is net of ik nu zoiets nodig heb.”
Hij keek haar aan. Ja, ze had wel degelijk het een of ander nodig. Hij kreeg weer last van zijn slechte geweten.
“Dus Bente was er niet?”
“Natuurlijk niet” zei hij vlug. “Nu moet je ophouden.”
“Ophouden. Moet ik ophouden? Ik mag er niet eens over beginnen.”
Hij liep naar de keuken en legde Georg in de box. Deed de koelkast open en haalde er wat restjes uit.
“Wat doe je nu?” vroeg ze geïrriteerd. “Ga me nu niet vertellen dat je bent vergeten dat we bij je moeder op bezoek zullen gaan?”
Hij liet teleurgesteld zijn schouders zakken. “Is dat vandaag?”
Ze knikte. “Ze wordt achtenzeventig.”
Hij keek haar aan. Sigrid was dol op zijn moeder. Ze hield meer van zijn moeder dan hijzelf. Hij was er nooit helemaal zeker van wat zijn moeder eigenlijk voor hem voelde. Normaal gesproken herinnerde Bente zich ook altijd de verjaardag van haar schoonmoeder, ook nadat ze uit elkaar waren. Hij zuchtte. Deze keer had ze er niet aan gedacht.
De mist hing nog steeds over de daken toen ze thuiskwamen uit het bejaardentehuis. Gauw zou al dat grijze en witte worden vervangen door zware wolken die regen brachten. Enkele uren later, toen de eerste druppels tegen de ruiten sloegen, lagen Sigrid en Cato dicht tegen elkaar aan, met hun benen als slangen om elkaar heen gedraaid.