Brigadier Roger Høibakk kwam slenterend binnen en liet zich op de lege stoel naast Cato Isaksen vallen. Hoofdinspecteur Ingeborg Myklebust zat aan de andere kant van de ovale eiken tafel. Ze was 48 en bijna een meter tachtig. Eigenlijk was ze een prachtige vrouw met rossig, dik haar dat vlak bij de haarwortels haast onmerkbaar begon te grijzen. Ze droeg bijna altijd elegante eenvoudige kleding, meestal een rok of een jurk.
De relatie die Cato Isaksen met haar had was een beetje gespannen. Haar gezag had een stormvloed in hem ontketend. Een stormvloed die hij niet in bedwang had. Ingeborg Myklebust hief geërgerd het hoofd toen Roger op de stoel neerplofte. “Vijf minuten te laat”, wees ze hem terecht terwijl ze haar bril afzette. Roger knikte kort bij wijze van ‘sorry’ en ging toen beter zitten.
“We lopen de zaak nu alleen even door”, vervolgde de hoofdinspecteur, duidelijk verstoord door het gebruikelijke late binnenkomen van Roger Høibakk. “Ik ga ervan uit dat jullie vanmiddag al meer zullen hebben om je tanden in te zetten.”
“Het sectierapport is er natuurlijk nog niet”, vervolgde ze met formele stem, “maar ik neem aan dat we het erover eens kunnen zijn dat de man waarschijnlijk ogenblikkelijk is gestorven nadat zijn keel was doorgesneden.” Roger Høibakk knikte bevestigend, terwijl Cato Isaksen een geeuw onderdrukte.
“En dan had hij natuurlijk ook nog drie diepe messteken in zijn borstkas”, vervolgde ze. “Ellen Grue van de technische recherche belde om te vertellen dat het moordwapen nog niet is gevonden.”
Cato Isaksen knikte bevestigend. “Dat klopt”, zei hij. “Ze hebben in het flatgebouw, in de kelder en op zolder gezocht en verder buiten op de binnenplaats en in vuilnisemmers en dergelijke in de buurt. Voorlopig helaas zonder resultaat.”
Ingeborg Myklebust knikte ernstig. “VG heeft een kort stukje over de moord, gelukkig zonder namen”, zei ze. “Het voorlopige onderzoek van de plaats van het delict zal de komende dagen worden afgerond. Daarna gaat het materiaal naar het lab om het op vingerafdrukken te onderzoeken. In het beste geval”, zei ze, met nadruk op ‘beste’, “hebben we het rapport over ruim een week.”
“De vorige keer duurde het veertien dagen”, wierp Cato Isaksen tegen.
“Ik weet het”, antwoordde Ingeborg Myklebust. “Klopt het dat zijn vrouw nog steeds niet is opgedoken?”
Cato Isaksen knikte bevestigend. “Noch de buren aan de overkant van de hal, noch Bergliot Behrens, de oude vrouw op de begane grond, weten waar zij en de twee kinderen zich bevinden. Er stond trouwens ook niets van belang in de brieven die in de brievenbus lagen”, voegde hij eraan toe. Een rekening van een damesblad voor haar. Een uitnodiging voor een vergadering, een rekening en reclamefolders voor hem.
“Zolang zijn vrouw niet is opgedoken, komen we niet veel verder. Hebben jullie met nog meer buren gesproken?” vroeg de hoofdinspecteur terwijl ze iets op een kladblok schreef.
“Ja”, Cato Isaksen knikte. “Roger is gisteren het hele flatgebouw door geweest. Het lijkt erop dat niemand veel contact met het gezin Therkelsen had.” Roger Høibakk ging verder: “Niemand weet waar Cheryl Therkelsen is. Ze was een hoogst onopvallende verschijning.”
“Thorsen en Billington hebben gisteren contact gehad met het computerbedrijf waar het slachtoffer werkte”, zei Cato Isaksen. Maar Ingeborg Myklebust hoorde hem niet. Ze had een afwezige blik in haar ogen. Ze stond op en pakte een dossier van de overvolle boekenplanken langs een van de korte wanden. Op haar kuit was haar kous gaan ladderen. Met haar kordate optreden oefende de rijpe vrouw aantrekkingskracht uit op Cato Isaksen. Haar ronde kuiten deden hem denken aan Bente.
“Volgens mij hebben we een paar maanden geleden een soortgelijk geval gehad”, zei ze mompelend, terwijl ze ging zitten en het dossier op de glimmende tafel voor zich legde. Ze sloeg het open. “Het schoot me vannacht te binnen”, een snelle glimlach breidde zich over haar gezicht uit. Over haar brillenglazen keek ze hen aan, boog toen het hoofd en bladerde het dossier snel door. “In Grorud”, zei ze, een haartje uit haar mond trekkend. “Weten jullie nog, die allochtoon, van Pakistaanse origine. Bashir Khan. Hij had een winkeltje in de Urtegate.”
Cato Isaksen knikte bevestigend maar begreep nog niet wat het met deze zaak te maken had.
“Thorsen en Billington zijn ermee bezig geweest”, zei hij. “Ik geloof niet dat ze erg ver zijn gekomen.”
“Ik weet het”, zei Ingeborg Myklebust. “Deze Khan is op precies dezelfde manier vermoord als Therkelsen, met drie diepe messteken in zijn borstkas. Daarna werd zijn keel doorgesneden. In het sectierapport staat dat de messteken eerst kwamen”, voegde ze eraan toe.
“Allochtonen en messteken. Niet zo’n originele combinatie, is het wel”, zei Roger Høibakk. “De conclusie was zeker dat het een interne afrekening was?”
De hoofdinspecteur schudde het hoofd. “Er is nog geen conclusie in de zaak Khan”, zei ze. “We hebben niemand gearresteerd. Vraag het na bij Thorsen en Billington en vergelijk de twee zaken met elkaar. Lees alle rapporten en details. We spreken elkaar later vandaag weer”, besloot Ingeborg Myklebust terwijl ze opstond. Nog lang nadat ze de kamer had verlaten, bleef de prikkelende geur van haar rinse parfum in de lucht hangen.