Het opvanghuis lag niet ver van het zwembad in Tøyen. Cato Isaksen parkeerde in de straat voor het huis. Randi liet haar ogen over de grijze muren glijden. De oprit achter de inrijpoort was anoniem. Niets wees erop dat er een gemeenschap van mishandelde en verkrachte vrouwen in het grijze gebouw huisde. Een reddingsboei, een vrijplaats. De doorgang was nauw, er kon net één auto doorheen. De wielsporen in de uitgesleten bestrating wezen erop dat je in geval van nood op de binnenplaats kon parkeren.

De ingangsdeur was donkerrood geschilderd. De rode kleur gaapte de rechercheurs als een groot hart tegemoet. De kleur deed denken aan bloed. Cato Isaksen zette zijn wijsvinger op de koperen deurbel en ontdekte op hetzelfde moment de intercom die rechts op het kozijn was geschroefd. Een smalle strook vochtig, gelig gras werd omlijst door grijze kantstenen. Een grote boom strekte zijn takken alle windrichtingen uit. De boom leek volstrekt misplaatst. Alsof hij in een gevangenis was gezet.

Een meisje van een jaar of twaalf dat zwaar was opgemaakt opende de deur op een kier. Vlak achter haar dook een haastig lopende, donkerharige vrouw op. Ze schoof het meisje aan de kant, zei dat ze de deur niet mocht opendoen. “Hoe vaak moet ik dat nog zeggen?” vervolgde de vrouw geërgerd. Het meisje bleef tamelijk onverschillig staan. Haar witte haar was bij de haarwortels zwart, de lippenstift op haar smalle lippen was knalrood. “Ik heb toch ook niemand binnengelaten”, zei ze met trage stem, zorgvuldig op een enorm stuk kauwgum kauwend.

Cato Isaksen stelde hen voor, liet zijn legitimatiebewijs zien en vertelde waarvoor ze waren gekomen. De vrouw knikte en stuurde het meisje het huis in. Ze vroeg hun vriendelijk binnen te komen. Ze zei dat ze uiteraard van de moord op de man van Cheryl Therkelsen had gehoord. Ze zei dat het verschrikkelijk was, ze vroeg zich af hoe het met Cheryl ging.

Cato vertelde dat ze zoals te verwachten nog steeds in een shock verkeerde.

In de lichte entree rook het naar koffie. Het was onmogelijk om niet te kijken naar de grote, ingelijste ikea-poster die harten in alle kleuren voorstelde. Rode en paarse harten, maar ook bruine, blauwe en gele.

“Aina Wiken”, zei de vrouw, die waarschijnlijk een eind in de dertig was. Ze stak een smalle, witte hand uit. “Ik werk hier.”

Cato Isaksen vroeg of ze de leiding had. Ze schudde ontkennend het hoofd. “Sonja Pettersen kan elk moment komen”, zei ze vriendelijk, “ze is naar het zwembad. Dat moet ze wel voor haar rug. Maar kom binnen.”

Een kattebelletje aan de wand vroeg iedereen de schoenen uit te doen. Cato Isaksen wachtte even, maar de vrouw zei niet dat het goed was, dat de politie natuurlijk niet hun schoenen hoefden uit te doen. Randi was al uit haar mocassins geslipt. Het meisje was in de buurt gebleven en stond hen wantrouwig op te nemen. Cato Isaksen hoorde haar moeizaam ademhalen, alsof ze verkouden was. Aina Wiken vroeg het meisje om naar de huiskamer te gaan. Ze schudde mistroostig het hoofd. “De dagen hier kunnen lang zijn, begrijpt u, vooral voor tieners. Ze komen niet zo vaak mee, maar een enkele keer gebeurt dat.”

Ze ging Randi en Cato voor door een kleine gang naar een grote, lichte blankhouten keuken aan de linkerkant. Het keukenraam keek op de straat uit. De lange tafel bood plaats aan velen, in elk geval zo’n tien tot twaalf mensen. Op het aanrecht stond een koffiezetapparaat te pruttelen. Zonder te vragen of ze iets wilden, dekte de vrouw de tafel met stevige, blauwe mokken met rode oortjes. Randi tilde er een op en vroeg waar ze gekocht waren. “Bij Galligani. Ze zijn niet duur, zevenenvijftig kronen per stuk geloof ik. Gaat u toch zitten”, zei Aina Wiken.

Cato Isaksen liet de vrouwelijke keuken op zich inwerken. Niet alleen was de keuken vrouwelijk, maar er lag ook een zekere vorm van mannenhaat in de details. Van uitsluiting. Op een van de kleine, kleurige afbeeldingen aan de wand was een grote, dikke vrouw te zien die triomfantelijk op een kleine, magere man zat. De man, die er bijzonder lachwekkend uitzag, droeg een regenjas en een hoed. In een tekstwolkje riep de man om hulp. Het grote keukenraam was getooid met kleurige gordijnen.

Hoeveel mannen zouden er eigenlijk aan deze tafel hebben gezeten? Vast niet veel, dacht Cato Isaksen en voelde op hetzelfde moment frustratie en een onverhuld onbehagen vanwege zijn eigen sekse.

Aina Wiken, die was gekleed in donkere kleren – een zwarte legging en een grijze blouse tot halverwege haar dijen – zocht rommelend in een kast. Ergens begon een baby te huilen, gevolgd door een hoge vrouwenstem. “Een ogenblikje alstublieft”, zei Aina Wiken, ze verliet haastig de keuken. Randi pakte haar notitieblokje. “Ik ben nog nooit op zo’n plek als deze geweest”, zei ze. “Jij?”

Cato Isaksen schudde het hoofd. “Nee”, zei hij. Op dat moment ging ergens aan de overkant van de kleine gang de telefoon. Even later kwam Aina Wiken er aanrennen om op te nemen. Het gesprek duurde bijna vijf minuten. Cato Isaksen zuchtte en keek op de klok. “Dit gaat wel even duren”, zei hij mismoedig.

“Misschien is ze hier alleen.” Randi stond op om de glazen koffiekan te pakken. “Het was vast de bedoeling dat we koffie zouden krijgen”, zei ze en ze schonk in.

Aina Wiken kwam terug. “Het spijt me”, zei ze, “over tien minuten komt er een nieuwe vrouw. Ik ben hier op dit moment alleen.” Ze keek op haar horloge. “Dagmar kan elk ogenblik hier zijn”, voegde ze eraan toe.

“Een van de anderen die hier werken?”

Ze knikte. “Ze werkt hier al tien jaar”, vertrouwde ze hun toe, zichzelf koffie inschenkend.

Randi vroeg Aina Wiken naar de data dat Cheryl Therkelsen was aangekomen en vertrokken. “We hebben die al eerder gekregen, maar we controleren ze nog een keer nu we hier toch zijn.”

“Ze is zaterdag dertien april gekomen en afgelopen donderdag weer weggegaan”, zei Aina Wiken onmiddellijk. Ze stond op. “Ik zal het voor de zekerheid nog even nakijken.” Ze verdween naar het kantoortje aan de andere kant van de gang. De telefoon begon weer te rinkelen. Deze keer duurde het gesprek korter. Ze kwam terug met een print in haar hand. “Van dertien tot drieëntwintig april”, zei ze.

“Is ze hier de hele tijd geweest, of heeft ze ook af en toe het huis verlaten?” vroeg Cato Isaksen.

Aina Wiken keek hem onderzoekend aan. “Het is hier geen gevangenis”, zei ze. “Ik zou het niet weten. In de tijd dat ze hier was, had ik een paar dagen vrij. We werken natuurlijk niet altijd.”

Een klein jongetje kwam de keuken in en klom bij Aina Wiken op schoot. Hij wees naar een bus die buiten door de straat reed. “Brroemm”, zei hij.

Toen Sonja Pettersen ten slotte kwam, was het haast een uur later. In haar grijze ogen vlamde ongenoegen op toen ze de politiemensen in de keuken zag. Maar ze wist zich te beheersen.

Aina Wiken was weggegaan om de nieuw aangekomen vrouw te ontvangen. Ze hadden alleen een glimp van haar rode jas opgevangen toen ze langs de keukendeur was gekomen.

Sonja Pettersen vroeg hun haar even te verontschuldigen. Ze liep naar Aina Wiken om met haar over de nieuwkomer te praten. Toen ze terugkwam, wilde ze hun de grote woning laten zien. Ze vertelde dat het eigenlijk twee samengevoegde flats waren. “We zijn nogal trots op wat we hier tot stand hebben gebracht, begrijpt u”, glimlachte ze afgemeten. “Dagmar Løw en ik werken hier al tien jaar”, zei ze. “Op dit moment werken we hier met vijf mensen.”

Er zaten twee vrouwen in de huiskamer, een van hen lag op de bank een dikke, haast kale baby te voeden. Cato Isaksen vond bij eerste oogopslag dat het kind op Georg leek. Het jochie dat bij hen in de keuken was gekomen, liep achter hen aan. Hij zei nog steeds ‘brroemm’ en wees uit het raam. De voedende moeder glimlachte vermoeid naar hem. Het meisje met het witte haar was nergens te zien. De andere vrouw was een jaar of veertig. Ze was goedgekleed, had lange, rode nagels, droeg een rok en hooggehakte schoenen. Ze knikte even zonder te stoppen met het breiwerk waar ze mee bezig was. Cato Isaksen zocht onbewust naar blauwe plekken bij de vrouwen, maar zag niets. Op een prikbord hingen een paar brieven, iets wat op een gedicht leek en enkele foto’s. Boven een van de banken hing een ingelijst affiche met de omgekeerde wet van Jante. Weet dat je iets waard bent. Weet dat je niet voor ons onder doet … enz. Voor het hoge raam hingen kleurige gordijnen in groen en rood. Het raam omlijstte de boom buiten. Op twee tafeltjes stonden groene planten en lagen weekbladen. Een deur leidde naar de slaapafdeling. Waarschijnlijk was de vrouw in de rode jas daarnaartoe gebracht.

Sonja Pettersen wilde in het kleine kantoortje met Cato Isaksen spreken. Het kantoortje was zo klein dat er geen plaats was voor Randi. Ze bleef daarom bij de twee vrouwen in de woonkamer. Ze leek het niet erg te vinden.

Het kantoortje was werkelijk klein, niet veel meer dan een grote kast. Het was geschilderd in grijsblauwe tinten, die het ook niet bepaald groter deden lijken. Er zat geen raam in. Een blankhouten lessenaar stond achter de deur. Een kleine boekenkast en een kast zo groot als een keukenkast stonden tegen de wand er tegenover. Boven de lessenaar hing een dominerende zekeringkast die was bezaaid met knipsels uit tijdschriften en kranten. Dagbladet van 11 maart 1995. lief – als hij niet slaat, was het opschrift. Cato Isaksen boog zich verder naar voren. volgens de opvanghuizen voor mishandelde kiezen veel vrouwen ervoor terug naar hun man te gaan, hoewel het geweld blijft doorgaan.

In een ander knipsel stond: de man – een raadsel … houdt nog steeds van hem, ondanks zijn slaan en getreiter. het valt niet mee hem geen vergiffenis te geven als hij daar om smeekt.

Aan één wand hing een enkele afbeelding. Op een zwarte achtergrond met een rode lijst stond: matth. 10:26 want er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden.

Sonja Pettersen vroeg Cato Isaksen op de stoel te gaan zitten, zelf trok ze een kruk onder de lessenaar vandaan. “Drie vrouwen zijn vanochtend weer weggegaan”, zei ze hem aankijkend. Ze zette zelfverzekerd haar vingers tegen elkaar. Ze had een soort mohairen trui met oranje stippen aan en een nauwsluitende, oranje broek met een adderpatroon. “Het gebeurt niet vaak dat er, zoals nu, maar drie vrouwen bij ons zijn”, vervolgde ze met een ondoorgrondelijk glimlachje. “De stad is groot”, zei ze veelzeggend.

Cato Isaksen knikte.

Sonja Pettersen bevestigde de data van aankomst en vertrek van Cheryl Therkelsen. “Ik weet niet hoeveel keer we inmiddels op die vraag geantwoord hebben”, zei ze gelaten.

“Het spijt me”, zei Cato Isaksen. “Maar de zaak waar we mee bezig zijn is zeer ernstig.”

“Ja”, zei Sonja Pettersen. “Het is een prachtige meid, Cheryl Therkelsen”, ging ze verder. “Maar zo onzeker, het arme kind. Ik heb sinds ze hier weg is gegaan nog niet weer met haar gesproken. Hoe gaat het eigenlijk met haar?”

“Het was natuurlijk een enorme schok voor haar”, zei hij.

Sonja Pettersen knikte vol begrip. “Maar hij was een klootzak”, stelde ze vast.

Cato Isaksen keek haar lange tijd aan. “Kende u hem?”

“Haar man? Nee”, zei ze snel. “Maar ze heeft alles verteld. We hebben uren gepraat. Als we haar eenmaal aan de praat hadden, was ze niet meer te stoppen.”

“Was u hier toen ze aankwam?”

“Zaterdag de dertiende. Nee”, zei ze snel. “Hugo en Dagmar hadden die dag wacht. Ik was in Stockholm. Ik was hier pas maandagmiddag weer.”

“Wanneer bent u teruggekomen?” vroeg Isaksen. De vrouw keek hem zachtjes hoofdschuddend aan. “Zondagavond ben ik op Fornebu geland.” Ze keek naar haar handen. “Cheryl vond het fijn hier”, zei ze. “Na een paar dagen kwam ze tot rust. Net als haar kinderen. Maar ze zag er niet uit, ze zat onder de blauwe plekken. Jullie hebben de foto’s toch gekregen?”

Cato Isaksen knikte. “Jullie houden niet bij wanneer jullie cliënten het huis verlaten, heb ik begrepen?”

“U bedoelt of ze nog ergens naartoe is geweest toen ze hier was?”

“Precies.”

Sonja Pettersen schudde het hoofd. “Nee, dat weten we niet”, zei ze, “maar ik geloof niet dat ze de deur uit is geweest. We hebben het er net nog over gehad. Ze is hier tien dagen geweest en ze heeft het huis niet verlaten. Hugo is een paar keer met haar kinderen naar buiten gegaan, dat is alles.”

“Bent u daar helemaal zeker van?”

Sonja Pettersen haalde de schouders op. “Zo goed als”, zei ze en ging toen ongevraagd door over de mensen die er werkten. Dagmar Løw was een vrouw van een jaar of zestig die het werk vrijwillig deed. “Eigenlijk is ze gepensioneerd.” Hugo Wift was ecoloog geweest, van oorsprong Duitser. Aina Wiken werkte hier sinds twee jaar en Marianne, een studente, kwam als vrijwilligster een paar avonden in de week.

“Dus jullie zijn met z’n vijven?”

Sonja Pettersen knikte. “We zouden met twee keer zoveel moeten zijn”, zuchtte ze. “We werken ons kapot.”

“En professionele hulpverleners?”

Die vraag was duidelijk ongepast, het gezicht van de vrouw veranderde in steen. “Aina Wiken is gediplomeerd verpleegster, ik ben psychiater. Veel van het werk dat we doen bestaat uit het tonen van mededogen. Onze beste krachten zijn de mensen die zelf iets hebben meegemaakt, het aan den lijve hebben ondervonden”, zei ze bits.

Cato Isaksen voelde plotseling een intens onbehagen. De vrouw keek hem koppig aan. Er hing een zweem van iets in haar roodachtige haar. Elke keer dat ze zich bewoog, kwam er een zwakke, ijle geur vrij. De geur deed hem aan iets anders denken, iets onaangenaams dat hem niet te binnen wilde schieten. De ogen van de vrouw bleven aan zijn gezicht hangen toen hij in grote trekken de beestachtige moord op de man van Cheryl Therkelsen schetste. De roodharige vrouw gaf geen enkel teken van medeleven, knikte slechts bedaard en zei op de goede momenten ja en nee.

“Het heeft zo moeten zijn”, zei ze, “dat hij moest sterven”, bedoel ik. Het staat allemaal in de sterren geschreven, weet u.” Cato Isaksen keek haar verbaasd aan. De vrouw lachte en maakte een beweging met haar hand alsof ze haar uitspraak wilde wegwuiven. “Ik ben ook astrologe”, zei ze ter verklaring. “Ik geloof in de sterren, in de bewegingen in het heelal. Dat ze ons beïnvloeden. Bovendien ben ik sjamaan”, voegde ze eraan toe. “Ik zie dingen. Ik weet dingen. Er komt overigens geen enkele hocuspocus bij.” Ze wachtte even, schoof op het krukje heen en weer. “Zal ik u zeggen wat mijn intuïtie me over u zegt?” vroeg ze onverhoeds.

Ze begon voor Cato Isaksen tijd had om het af te weren. Ze vouwde haar handen om haar knie. “U bent een gefrustreerde man”, zei ze, iets voorover leunend. “Houdt u van uw werk?” vroeg ze. Cato Isaksen wist plotseling waar de geur hem aan deed denken. Het was een zweem van chloor, de koele, scherpe en onaangename geur van sterke chloor.

“Ik houd van mijn werk”, zei hij snel.

“Maar niet van uzelf”, vervolgde Sonja Pettersen, zonder op nader antwoord te wachten. “Een politieman”, zei ze haast fluisterend tot zichzelf. “Jullie zouden toch werkelijk iets over die sterke kracht die mededogen heet, moeten leren. Daar zouden jullie veel aan hebben. Jullie zouden de dingen die gebeuren in een ander perspectief gaan zien. Zoals jullie nu bezig zijn, maakt het de mogelijkheid om dingen op te lossen alleen maar kleiner.

“Wat bedoelt u daarmee?”

“Weet u wat er eigenlijk met de sterrenbeelden aan de hemel is gebeurd? Weet u dat?”

Hij schudde gelaten het hoofd.

“U weet immers dat de as van de aarde zich langzaam beweegt, een soort kegelbeweging maakt.” Ze liet het zien met haar hand. “Bijna net zoals een draaitol zich beweegt vlak voor hij omvalt.”

Ze ruikt naar chloor, dacht Cato Isaksen verachtelijk. Hij keek naar de aantrekkelijke, roodharige vrouw voor zich en betrapte zich erop dat hij dacht dat ze lesbisch was.

“Het kost de aarde 26.000 jaar om een cirkel te doorlopen die maakt dat de sterrenbeelden zich veranderen. Begrijpt u? Wij mensen leven zo kort dat we altijd dezelfde sterrenbeelden boven ons hebben. Het is immers nog maar 2000 jaar geleden dat de astrologen de eerste kaart van de sterrenhemel tekenden.”

Haar stem klonk monotoon en een beetje vals. Het had een slaapverwekkend effect op hem. Hij gaapte en bood snel zijn excuses aan. Iets in wat ze vertelde deed hem denken aan de teksten in Het boek der vragen. De herkenning deed zijn hart sneller kloppen. Er was ook nog een ander gevoel. Het gevoel iets over het hoofd te zien, iets te zijn vergeten. De vrouw bleef doorpraten, terwijl de gedachten in hem wegzonken en verdronken.

“Maar alleen al in die korte tijd van 2000 jaar heeft de aardbol zich voldoende bewogen om een verschuiving in de positie van de sterren te veroorzaken”, ging ze verder. “Begrijpt u? Ten opzichte van de aardbol dus. De positie van de sterren ten opzichte van de aarde.” Hij knikte. De murwheid die hij voelde ging over in een suggererend welbevinden. Hij wilde plotseling dat de vrouw die hij eigenlijk verachtte, haar hand op zijn dij zou leggen, hem voorzichtig over zijn spieren zou strijken en daarna met haar hoofd in zijn schoot op haar knieën zou vallen.

De vrouw pauzeerde even om hem aan te kijken, of hij nog luisterde. Ze was niet te stoppen.

“De lentewende is het uitgangspunt voor alle metingen, maar dat moment is ten opzichte van de sterren verschoven. Daarom passeert de zon de sterrenbeelden niet op de tijdstippen waarover de astrologen en de horoscopen ons vertellen. Er zal 24.000 jaar verstrijken voor de sterrenhemel weer precies dezelfde is als in het begin. Is dit de eerste keer dat u dit hoort?”

Hij maakte een grimas. “Ik zou het niet weten”, zei hij.

“Maar gelooft u dan in God?”

“In God?” Een snelle glimlach beroerde zijn lippen. “Eigenlijk niet”, antwoordde hij.

“Ik geloof in de energie die in alles zit. De kosmos, God. Noem het zoals je wilt. Alles dat bestaat, zendt een kracht uit, negatief of positief. Alles wat bestaat is een concept. Dat concept is ons bestaan. Door de kracht samen met verschillende sjamanistische gevoelens op te roepen, wordt er een positieve energie vrijgemaakt. Alle mensen hebben die energie nodig. Vooral om het kwaad tegen te gaan”, voegde ze eraan toe.

Ze ging snel op iets anders over. “Mannen en vrouwen zijn ruw materiaal voor elkaar.” Haar blik kreeg iets afwezigs. “Dat is juist het gevaarlijke.”

Cato Isaksen wierp een blik op zijn horloge.

“Ik geef hier cursussen in”, zei ze. “U bent van harte welkom.” Ze viste een visitekaartje uit de bovenste la en gaf hem dat. “Als je alleen maar een gewoon leven leidt, alleen maar aan de oppervlakte bestaat, verlies je eigenlijk het vermogen om te leven. Een pasgeboren baby heeft nog alle mogelijkheden.”

Hij stopte het visitekaartje in zijn zak, maar wist niets te zeggen. Dankuwel leek hem stompzinnig.

“Het is alsof u het niet helemaal afwijst”, constateerde ze triomfantelijk.

Hij schudde langzaam het hoofd. Idioot genoeg dacht hij dat er iets in haar woorden moest zitten.

“Misschien, misschien niet”, zei hij.

“De kern van de kracht, dus niet de kernkracht, maar de kern van de kracht, is de intuïtie”, stelde ze vast.

“Onder welk sterrenbeeld bent u trouwens geboren?”

Cato keek weer op zijn horloge. “Maagd”, zei hij.

“Dat vermoedde ik al, ik had het bijna gezegd”, zei ze, ze keek op een manier die Cato niet kon duiden. Hij probeerde op te staan, maar de vrouw wuifde afwerend met haar hand. “Nog één momentje. Ik kom zo ter zake”, glimlachte ze. “Er bestaat een gat. Een periode die door geen van de oude sterrenbeelden wordt gedekt. Van één tot achttien december is een dertiende sterrenbeeld actief. En nu kom ik ter zake. Er bestaat namelijk een dertiende sterrenbeeld. De zon passeert dat dertiende sterrenbeeld precies in de periode tussen één en achttien december.”

“Zo, zo”, Cato Isaksen stond op.

“Dit is zeer fascinerend. Uniek.” Ze sloeg haar handen dramatisch uiteen. “De alom geaccepteerde theorie voor het ontstaan van sterren is dat interstellaire wolken langzamerhand condenseren, naarmate stofdeeltjes onder invloed van de zwaartekracht steeds meer aan elkaar blijven kleven.”

Hij liep naar de deur, zij stond op en liep hem achterna. “Het systeem is niet meer in evenwicht, begrijpt u, door dit nieuwe teken.”

“Ja, ja”, zei hij.

“Wil u weten hoe dat dertiende sterrenbeeld heet?” vroeg Sonja Pettersen. Ze verlieten het kleine kantoortje. Hij eerst en toen zij. Ze bleef praten terwijl ze naar de huiskamer liepen. In de deuropening van de kamer draaide ze zich half naar hem om en vertoonde een vreemde glimlach.

“Slangendrager”, zei ze stilletjes. “Het dertiende sterrenbeeld heet Slangendrager.”

Het dertiende sterrenbeeld
cover.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml
Section0122.xhtml
Section0123.xhtml
Section0124.xhtml
Section0125.xhtml
Section0126.xhtml
Section0127.xhtml
Section0128.xhtml
Section0129.xhtml