Er gebeuren miljarden dingen tegelijkertijd. Zo wordt de magische deken van het leven gesponnen. Een ononderbroken proces. Levensdraden worden getrokken van mens naar mens. Als je de geluiden van alle details zou laten horen, zou het klinken als het gonzen van een grote krachtcentrale. Het zou tot ver in het heelal lawaai maken. De hele wereld zou in de geluiden wonen. Tegelijkertijd en ononderbroken. Het is nooit op de hele aarde nacht. Overal zijn samenlevingen die in beweging zijn. Dierengeluiden. Een schreeuw, als het ene dier zijn tanden zet in het andere. Menselijke samenlevingen. Stemmen en talen, dialecten. Geroep, gehuil en gelach. Het getrippel van ratten in ruïnes, het gezang van golven op het strand, het gebrom van automotoren. De zwakke geluiden van bladeren en bomen. Geen geluid van de bloemen. Iemand schenkt een kopje koffie in of geeft een kind een schone luier. Een stofzuiger likt aan een vloer. Ononderbroken bezigheden. Details, details en nog meer details. Details die in het uiterste geval geboorte en sterven omvatten.
In de stad gaat iemand dood. Cato Isaksen kust Bente. Parallelle gebeurtenissen die onzichtbaar met elkaar vervlochten raken. In het bos, onder de druppende, natte varens. Bentes zachte, witte huid. In de stad een andere huid, die door een scherp mes wordt doorsneden. Een huid die zich eerst zacht en soepel uitstrekt, die zich strak trekt voor het lemmet het oppervlak raakt. Alles is binnen enkele seconden voorbij. Het metaal dat in het vlees verdwijnt, het weefsel en de zachte bloedaderen doorsnijdt. Zich met zijn scherpe tanden invreet. De dood komt dichterbij. De groteske stilte die zich plotseling en onverwacht, als een mist, over stervende mensen heenlegt. De eeuwigheid die een lichaam voor een lijk verwisselt. De tijd is slechts een zucht. De tijd is voorbij.
De straten in de stad praten, eerst met luide, dan met zachte stem. De geluiden verdwijnen. Doden horen niets. De geluiden worden uitgewisseld met een ander geluid. Stilte. Het donkere geluid dat geen geluid is. De stilte van een mens die geen mens meer is. Een lichaam dat nog steeds zijn eigen gewicht draagt, maar dat eigenlijk niet meer bestaat. De aarde zal de stoffelijke resten nog een tijdje bergen, tot ze door de zwarte aarde zijn verteerd of door de vlammen van een verbrandingsoven zijn opgeslokt.
De plek draagt beelden in zich. De plek waar de moord is gepleegd. Een lijk wordt de trap af gesleept, de binnenplaats op, het plaatsje over. In de ramen zijn geen ogen. Niemand kijkt. Zolang je je maar met rustige passen verwijdert. Met passen zoals gewone mensen die maken.
Hoe kunnen de mensen op straat weten dat er een moordenaar over het trottoir loopt? Dat kunnen ze niet weten. De man die op dat moment zijn auto openmaakt, kan het niet weten. De vrouw die haar plastic Rimi-tas laat vallen zodat al haar boodschappen op straat vallen, weet niet dat de persoon die een appel voor haar oppakt, net een moord heeft gepleegd. Een jong meisje met engelblond haar in zwarte kleren loopt met dansende passen over het trottoir. Ze kijkt niet eens naar de mensen die haar passeren. Ze zal hen nooit kunnen beschrijven. Ze denkt alleen aan haar witte haar, is er trots op. En ze denkt aan de zwarte make-up die ze rond haar ogen heeft gesmeerd. Velen hebben gezegd dat ze op een engel lijkt. Daar denkt ze aan.
Alleen in de hersenen van degene die de moord heeft gepleegd, haken de details zich vast. De geuren, bewegingen en geluiden van de momenten voor de wandaad zullen altijd blijven bestaan. De details rijgen zich aaneen zoals de lapjes in een lappendeken. De tijd is nu hier. Alleen de tijd kan de deken lostornen. Maar niemand die het hoort of ziet.
Voor de stad betekent een moord niets. Die leeft gewoon verder met haar huizenlichamen van steen. De huizen staan schouder aan schouder. De stad met haar bewegingen in de straten. Een man gooit een autoportier dicht. Een vrouw draagt een grote Adidas-tas. Een hond loopt aan de riem, hij wordt telkens teruggetrokken.
De plek. In de stad. In de huizen, in de treinen en in de bussen. Wat is eigenlijk het verschil tussen liefde en dood? Voor de straten zijn het allebei bagatellen, voor de huizenblokken zijn beide even oninteressant. Ook voor de bomen in het bos en de golven van de zee zijn ze van nul en generlei waarde.
De mensen bestaan alleen voor elkaar. De dood van een mens laat de natuur onverschillig. De schaduwen van de bomen zijn er gewoon.
Maar voor de mensen. Voor de mensen is het verschil tussen liefde en haat hetzelfde als het verschil tussen leven en dood. De dood is een grote, vraatzuchtige muil. De dode kan nooit weer worden teruggetoverd. Uit stof zijt gij gekomen. Tot stof zult gij wederkeren. Uit lucht zijt gij gekomen. Tot steen zult gij wederkeren. Uit niets zijt gij gekomen. Tot niets zult gij wederkeren.
Het leven is de beweging en de samenhang tussen gedachte en vlees. Voor mensen is het lichaam een huis, het gezicht een raam, het hart een deur. Het kwaad is een steen.