Karsten tønnesen nam de aanwezigen in ogenschouw. Niets in zijn smalle ogen wees op humor of een glimlach. Het onderzoeksteam nam plaats rond de ovale tafel in de kamer van hoofdinspecteur Ingeborg Myklebust. Ze waren allemaal gespannen en zich bewust van de ernst van het onderwerp waar de psychiater over zou spreken: seriemoordenaars. Hun gedrag en hun zwakheden.
Na de regen van de afgelopen nacht was de voorjaarszon nu zo warm en fel dat ze de donkere, blauwgebloemde gordijnen hadden moeten dichttrekken. Het gaf de kamer een duistere, sombere uitstraling. Toen iedereen een plek had gevonden heette onderzoeksleider Cato Isaksen de psychiater in het kort welkom en bedankte hem dat hij met zijn vakkundige ervaring een bijdrage wilde leveren.
“Ik heb niet echt concrete ervaring op het gebied van seriemoordenaars”, begon hij. Hij had een aangename, donkere stem en sprak langzaam. “Ik heb veertien jaar in het psychiatrisch ziekenhuis Gaustad gewerkt. Ik ben nog steeds in de praktijk werkzaam, maar tweederde van mijn aanstelling bestaat nu uit onderzoek op het gebied van gedragsproblematiek.” Hij opende een brillenkoker en zette een glimmend leesbrilletje op.
“Gedragsproblemen worden vaak in verband gebracht met opvoeding en erfelijkheid. Gelukkig gebeurt het niet vaak dat dergelijke factoren zo’n dramatische uitwerking hebben als in de zaak die jullie nu onderzoeken.”
Hij pauzeerde even en ijsbeerde door de kamer. “In Noorwegen zijn we grotendeels verschoond gebleven van het type seriemoordenaar waarvan hier sprake is. Maar we hebben er wel een paar; Arnfinn Nesset onder andere. Hij beweerde dat hij moordde uit barmhartigheid. Maar natuurlijk waren er andere, onderliggende motieven, waar ik nu niet nader op in zal gaan. Ik denk dat ik beter naar Amerikaanse voorbeelden kan verwijzen. Naar materiaal dat daar, na jaren van onderzoek, is gepubliceerd. Helaas hebben ze ook meer dan genoeg praktijkvoorbeelden. Aangenomen wordt dat er op elk willekeurig moment ongeveer veertig seriemoordenaars actief zijn in de Verenigde Staten. Maar eerst wil ik jullie bijpraten over de moorden die de afgelopen jaren door psychisch gestoorden in Noorwegen zijn gepleegd. Dat aantal groeit gestaag. De politici kunnen er het hunne van denken, maar ik ben ervan overtuigd dat de afname van het aantal bedden in de psychiatrie een belangrijke oorzaak is. Vandaag de dag is Noorwegen in West-Europa het land met het geringste aantal bedden in de psychiatrie. Wij hebben slechts een half bed per duizend inwoners. Alleen al in Zweden is de capaciteit een keer zo groot.”
Met een zwarte viltstift schreef hij 0,5 procent op het whiteboard. Op de muur erachter kleurde de gele zon, die door de kieren in de gordijnen naar binnen glipte, twee dunne strepen.
Preben Ulriksen gaapte luidruchtig. Ingeborg Myklebust stak een sigaret op.
“Tussen 1980 en 1984 werden in Noorwegen dertig mensen vermoord door mensen die min of meer psychisch gestoord waren. In de periode 1990 tot 1994 is dat aantal eenenzestig. Meer dan een verdubbeling dus. Deze moorden maken meer dan tweeëntwintig procent uit van alle moorden die er in die periode zijn gepleegd.”
Cato Isaksen had er spijt van dat ze contact hadden opgenomen met de grijze psychiater. Had hij eigenlijk wel iets bij te dragen? Steeds meer mensen rond de tafel begonnen onrustig te schuiven. Hij wierp een blik op de lijst die hij diezelfde morgen van Preben had gekregen. De trefwoorden die iedereen uit het team had opgeschreven. Het eerste woord dat in hen opkwam wanneer ze aan de moordenaar dachten. Anatomische kennis, koud, psychisch gestoord, acteertalent, slecht…
“Seriemoordenaars hebben bijna altijd ouders met psychische aandoeningen”, ging Karsten Tønnesen onverstoorbaar verder. “Vaak met agressieve kenmerken. Het zijn vaak psychopaten, sadisten of seksueel gestoorden. Ze hebben als kind psychische schade opgelopen, of fysieke schade die dat deel van de hersenen kan hebben beïnvloed dat gewelddadig gedrag en de mogelijkheid om gevoelens te controleren stuurt. Verkeerde voeding of ondervoeding kunnen ook bijdragen aan een gebrekkig cognitief begrip.”
De aanwezigen waren in één klap weer geïnteresseerd. “U hebt het over seksuele afwijkingen”, zei Ingeborg Myklebust en legde haar sigaret in de asbak. Randi wuifde geïrriteerd de rook weg. “Maar op de slachtoffers is op geen enkele manier seksueel misbruik aangetoond. Ook op de drie plaatsen van het misdrijf zijn geen spermaresten of vlekken aangetroffen.”
Karsten Tønnesen knikte ernstig terwijl zij aan het woord was. “De moordenaar kan toch een seksueel motief hebben”, zei hij. “De daad zelf kan worden uitgevoerd op een later tijdstip. Zoals jullie zullen begrijpen, volgen velen bepaalde rituelen. Die moeten ze zelfs volgen. Een kleine afwijking kan alles aan het wankelen brengen. En de volgorde van de rituelen is belangrijk. Begrijpen jullie? Het is vaak zo dat een dergelijke verstoring van het ritueel de betrokkene doet afhaken.”
“Maar is er een speciale reden om aan te nemen dat de drie moorden waar we nu over praten in verband gebracht kunnen worden met seksualiteit?” onderbrak Cato Isaksen en schonk zich nog een kop koffie in uit de thermoskan op tafel.
“Nee.” Karsten Tønnesen krabde bedachtzaam aan zijn kin. “Eigenlijk lijkt het of deze moorden een sociale achtergrond hebben. Qua leeftijd behoren de mannen ongeveer tot dezelfde generatie.”
“Kunnen we met een vrouwelijke moordenaar te maken hebben?” Bjørn Thorsen streek met zijn vingers door zijn golvende haar.
Karsten Tønnesen vertrok zijn gezicht in een rare grimas. “Natuurlijk kunnen we dat”, zei hij langzaam. “Maar daarover weten jullie meer dan ik. Is een vrouw sterk genoeg om zulke diepe messteken, zoals deze slachtoffers hadden, toe te brengen? Zijn vrouwen over het algemeen niet tot minder in staat wanneer het op het uitvoeren van een moord aankomt? Dit is professioneel gebeurd. Hun kelen zijn perfect doorgesneden.”
Intelligent, slim, koud, psychisch gestoord, acteertalent. Cato Isaksen draaide het blad om.
“En als we onze gedachten een andere richting op laten gaan.” Karsten Tønnesen liep een paar passen op en neer voor het bord. “Voorzover ik heb kunnen opmaken uit de rapporten, waren ten minste twee echtgenotes van de slachtoffers een paar dagen weg toen de moorden werden gepleegd.”
Cato Isaksen voelde dat zijn hart sneller ging slaan. Hij zette zijn koffiekopje hard op tafel.
“Iemand moet hebben geweten dat ze vertrokken waren. Gerd Andersen heeft ergens de trein naar Hamar genomen” zei hij en keek gespannen naar Roger Høibakk.
“Een kaartjesloket”, brulde Preben Ulriksen enthousiast.
“Cheryl Therkelsen ging niet met de trein”, zei Ingeborg Myklebust.
“De taxi’s!” Cato Isaksen ontmoette Ingeborg Myklebusts blik. “Verdomme! De taxi’s!”