Ingeborg Myklebust was in een slecht humeur. “Mijn geduld is op”, zei ze. “En nu is de pers er ook van op de hoogte. Ik heb het voorspeld. Het was beter geweest wanneer wij het op een fatsoenlijke manier naar buiten hadden gebracht.” Vol verachting gooide ze de krant weg. “De commissaris komt vanmiddag”, zei ze. “Jullie weten wat dat betekent?”
“Gedonder”, constateerde Preben Ulriksen.
“Niet per se”, zei Asle Tengs verdedigend. “De commissaris had al een hele tijd geleden hier moeten zijn.”
“Ik heb hem steeds op de hoogte gehouden”, zei Ingeborg Myklebust met een strak gezicht.
“Dat is niet genoeg”, ging Asle Tengs door. “Hij had hier eerder moeten zijn. Wat zeg jij, Cato?”
Cato Isaksen voelde dat alle ogen op hem waren gericht. Op de krassen onder zijn ogen. Maar niemand reageerde erop, behalve Roger Høibakk die ongeduldig probeerde om zijn collega onder vier ogen te spreken te krijgen. Ten slotte kon hij zich niet langer beheersen. “Heb je een kat gekregen?” vroeg hij.
“Ja”, zei Cato Isaksen, terwijl hij opstond. “Een hele grote.” Hij wist een domme grijns tevoorschijn te toveren.
“Ik laat me door jouw dreigementen niet bang maken”, ging hij verder terwijl hij de hoofdinspecteur, die al van middelbare leeftijd was, aankeek. “Jij weet even goed als ik dat we allemaal onze uiterste best hebben gedaan, en nog steeds doen, om deze zaak op te lossen”, en hij sloeg hard met zijn hand op de stapel papieren. “Dat je nu met verdachtmakingen aankomt en ons met je ongenoegen opzadelt, bewijst alleen maar hoe onprofessioneel je bent.”
Randi keek hem bewonderend aan.
“Ik ben het met Cato eens”, zei Bjørn Thorsen beslist. “We hebben geen tijd om ons nu met gedonder bezig te houden. Wiens schuld het wel of niet is moeten we maar bekijken als de zaak is opgelost.”
Cato Isaksen voelde zich wanhopig. Het was alsof de uitzichtloze toestand in de zaak iedereen vergiftigde. Zijn denkvermogen vergiftigde. De echo van een ander soort gedachten vibreerde ergens diep in zijn hersenen.
“Ik ga aan het werk”, zei hij. “Hier blijven zitten en onze tijd verknoeien is wel het laatste wat we moeten doen.” Behalve jij dan, had hij er bijna aan toegevoegd, maar hij deed het niet.
Ingeborg Myklebust keek hem met een ondoorgrondelijke blik na toen hij de kamer verliet.
Roger Høibakk stond vlug op en haalde hem in de gang in. “Dat heb je goed gedaan”, zei hij. “Eén-nul voor jou.”
Cato Isaksen schudde geïrriteerd zijn hoofd. Natuurlijk zat er een kern van waarheid in wat ze zei. Hij voelde de vertwijfeling in zijn hele lichaam. Over een paar uur zou hij Kim Khan ophalen en hem naar vliegveld Fornebu toe brengen. Zou dat iets opleveren?
Verslagenheid had het onderzoeksteam, dat steeds groter werd naarmate de zaak in omvang toenam, in zijn greep. Mensen belden voortdurend op, om tips door te geven of om hun van hun angst op de hoogte te brengen. Een oude man uit Sinsen was bang dat hij het volgende slachtoffer zou zijn. “Ik heb het al een tijd voelen aankomen”, zei hij, “dat er iets gaat gebeuren.” Een alleenstaande moeder dacht dat haar ex-man misschien de moordenaar was.