Cato Isaksen liep de flat uit en toetste in het trappen-­huis op zijn mobiele telefoon het vertrouwde nummer in van een rijtjeshuis in Asker. De stem van Gard sneed in zijn oor. Cato hoorde hoe zwaar de stem van zijn oudste zoon was geworden. “Ik zit met een probleem”, zei hij terwijl hij geërgerd merkte dat hij door de kille echo tussen de stenen muren werd afgeleid. “Er is een nieuwe zaak opgedoken.”

“O.”

Het was niet makkelijk te horen of de stem van zijn zoon nu wel of niet teleurgesteld klonk. Zijn stem liet geen nuances horen, geen enkel hoorbaar teken. “Ik kom jullie straks halen.”

“Ik geloof dat Vetle vandaag een wedstrijd heeft.”

“Daar weet ik niets van.”

“Het begint om zes uur, dan kun je ons toch in Føyka halen?”

“Het punt is dat ik niet weet wanneer ik klaar ben” zei Cato Isaksen en merkte een groeiende irritatie die tegen zijn voorhoofd begon te hameren. Bente had met geen woord over een wedstrijd gerept. Zijn zoon mompelde nog iets ten antwoord en Cato Isaksen rondde het gesprek af met te zeggen dat hij opnieuw zou bellen als hij meer wist.

Roger Høibakk belde aan bij de buren aan de overkant van de hal. Een politieman in uniform, een magere, blonde agent van achter in de twintig, vergezelde hem. Het zesjarige zoontje van de buren had het lijk door de gleuf van de brievenbus ontdekt. Het joch was diep onder de indruk van zijn angstige ontdekking en wilde het liefst helemaal nergens over praten. Samen met een vriendinnetje uit het trappenhuis ernaast had hij aangebeld om naar Tina en John te vragen, de kinderen van het slachtoffer. Het jongetje deed zijn best om zich achter de rug van zijn moeder te verstoppen. Zijn vader was in alle staten en vond dat ze recht hadden op psychologische begeleiding. Roger Høibakk dacht dat dat wel te regelen was, maar hij benadrukte hoe belangrijk het was dat ze eerst de volgorde van de gebeurtenissen in kaart brachten: het tijdstip dat het jongetje had aangebeld, of hij gisteren ook door de brievenbus had gekeken of eergisteren, en of de kinderen of de volwassenen misschien, de afgelopen dagen in of buiten de flat van de buren ook iets hadden opgemerkt.

Cato Isaksen belde aan bij de buren die onder de flat van het slachtoffer woonden. Door het matglazen raam van de buitendeur zag hij de omtrekken van een groep kijklustigen. Het gemompel van de nieuwsgierige stemmen zwol aan en nam af. Twee politiemensen, waarvan een in uniform, waren nog steeds op zoek naar eventuele sporen in het trappenhuis.

De oude vrouw op de begane grond had niets gezien of gehoord dat van betekenis kon zijn, zei ze beslist, maar ze vroeg of de inspecteur zin had in een kopje koffie en een stukje koninginnenbrood dat haar dochter in Sandefjord had gebakken. En waarom droeg hij geen uniform? De moord op haar buurman leek niet veel indruk op haar te hebben gemaakt. Het was haast alsof ze bezoek had verwacht. En bezoek vond ze zichtbaar plezierig. Isaksen bedankte beleefd voor de koffie, maar bedacht zich. Hij voelde zich duizelig en slap van de honger en nam een paar plakken van het droge koninginnenbrood dat de vrouw uit de keuken had gehaald. Hij wist eigenlijk niet meer of hij vandaag had geluncht. De cake lag op een afgrijselijke witte schaal met rode rozen en een gouden rand.

“Ja, ik eet niet meer zo veel”, glimlachte de oude dame terwijl ze de schaal met trillende, magere handen naar de kamer droeg.

Isaksen geneerde zich dat hij zich in het halletje van de cake had voorzien. Nu deed hij zijn best om niet op de donkerblauwe imitatiepers te morsen. De cake smaakte naar vorige week.

“Gaat u toch zitten”, zei de vrouw terwijl ze naar de verschoten groene bank wees en weer naar de keuken liep om water op te zetten. “Nee, hier gebeurt niet veel.” Ze lachte zachtjes voor zich uit. “Maar ik kan u wel het een en ander vertellen” vervolgde ze rammelend in een lade. “En het is natuurlijk verschrikkelijk dat die jonge man vermoord is.”

Cato Isaksen probeerde de toon waarop ze dat zei te duiden, ze klonk ongeïnteresseerd. “Hebt u de afgelopen dagen boven nog iets bijzonders gehoord?” riep hij en schoof wat verder naar voren op de bank.

“Nee, niets”, zei de vrouw snel. Het viel hem op dat de oude dame een goed gehoor moest hebben Toen ze de tafel dekte met grootgebloemde koppen in groen en bruin, was het onvermijdelijk dat hem haar blauwpaarse aderen opvielen die als dunne kabels vlak onder de huid op haar handen lagen. De vrouw moest zijn blik gezien hebben, want ze haastte zich te zeggen dat ze veel te geduldig was geweest en dat de tijd daarom om haar lichaam heen was geslopen. “U begrijpt vast wel wat ik bedoel.”

Plotseling realiseerde de inspecteur zich dat ook deze vrouw eens jong en aantrekkelijk was geweest. Uit pure walging stopte hij even met kauwen.

“Ja, weet u, het gekke van dit leven is”, ratelde de vrouw verder met haar lage stem, “dat je absoluut geen garanties hebt. Ik moet waarschijnlijk dankbaar zijn voor mijn tweeëntachtig jaar, dat zegt mijn dochter tenminste. Zij is de enige die ik heb. Ze is de vorige maand trouwens vijftig geworden. Ze had al lang geleden mijn tafelzilver moeten erven, maar ik mag mijn schoonzoon niet. Bent u bekend in Sandefjord?”

Cato Isaksen knikte snel, hij vroeg zich af wanneer hij met zijn ondervraging zou beginnen. “De zuster van mijn vorige vrouw woont in Sandefjord”, zei hij kort en ging verder voor ze de kans kreeg het gesprek op haar voorwaarden over te nemen.

“Hoe goed kent u de mensen die boven u wonen?”

“Ach, wat is kennen?”, zei mevrouw Blom. “De kinderen zijn heel lief. Wist u trouwens dat het een tweeling is? Ze zijn een jaar of vijf. Zij is Engelse. Hoewel, misschien is ze Amerikaanse. Boston ligt immers in de Verenigde Staten. Ik houd er eigenlijk niet van om over anderen te praten. Mensen kunnen zich beter met hun eigen zaken bemoeien. Dat heb ik altijd gezegd.” Haar oude-dames-ogen fonkelden terwijl ze opstond om de koffie te halen.

De koffie was net slappe thee en smaakte naar gist. Cato Isaksen nam nog een stukje droge cake.

“U vindt de cake lekker, hè. Dat doet me goed. Ik zal het mijn dochter vertellen.”

“Dus u kent ze zo goed, dat u weet dat zij uit Boston komt?”

Een blos kroop over het gezicht van de oude dame. “U moet niet denken dat ik nieuwsgierig ben”, zei ze snel, “maar dat heeft ze een keer verteld, dat ze uit Boston kwam, bedoel ik.”

“Is het hier zo gehorig dat u het kunt horen als er boven iemand thuis is?”

“Ja zeker”, antwoordde de vrouw terwijl ze opstond. “Ik zal een servet voor u pakken.” Ze trok de bovenste la uit een grote bruine secretaire en vroeg met een dwaas lachje of hij een lichtgroene of een bleekblauwe wilde.

Isaksen gaf geen antwoord en de vrouw reikte hem een bleekblauwe aan. Op hetzelfde moment werd er gebeld.

“Ach hemel, nog meer bezoek”, kweelde ze en ze liep naar het halletje om de deur open te doen. De oude dame had bijzonder dunne benen.

De vrouw commandeerde Roger Høibakk naast zijn collega op de bank en liep weg om ook voor hem een kop en een bordje te halen. Cato haalde gelaten de schouders op en wierp een blik op zijn horloge.

Toen ze weer terug was, vroeg hij haar of ze zich realiseerde dat de moord op haar bovenbuurman een ernstige zaak was.

De vrouw legde haar gezicht ernstig in de plooi. “Ja zeker” zei ze zachtjes. “Het is verschrikkelijk.”

“Hebt u in de afgelopen twee tot vier dagen boven iets ongewoons gezien of gehoord?”

“Nee.” Het antwoord kwam snel en kordaat. Ze leunde achterover in haar stoel en vouwde haar handen in haar schoot. “Er ontgaat me niet veel van wat er hier gebeurt, maar er is de afgelopen dagen niets ongewoons geweest.”

“En dat weet u heel zeker?”

“Natuurlijk weet ik dat zeker, jongeman”, was haar scherpe antwoord.

“We komen nog eens bij u terug als we weten wanneer uw buurman werd vermoord”, zei Isaksen en hij gaf Høibakk een teken dat hij moest opschieten met zijn koffie.

“Goed, maar ik heb nu ook nog wel iets te vertellen wat misschien van belang is.” Ze wilde duidelijk niet dat ze zouden vertrekken. Cato Isaksen had de indruk dat ze behoefte had aan gezelschap, maar hij haalde zijn notitieboekje uit zijn broekzak.

Ongevraagd begon de vrouw te vertellen. “Het is hier goed wonen. Het zijn allemaal aardige mensen.”

De twee rechercheurs keken elkaar aan. “Dus u denkt niet dat de dader iemand van hier is”, vroeg Roger Høibakk, het laatste restje lauwe koffie in zijn mond gietend.

“Nooit van z’n leven”, snoof de vrouw. “Zij had het net zo goed kunnen zijn”, voegde ze er mompelend aan toe.

“Hoezo?”

De oude vrouw was opgestaan en met haar rug naar hen toe verplaatste ze een paar snuisterijen op de lelijke bruine secretaire.

De twee rechercheurs staarden afwachtend naar haar gebogen rug. “De tweeling plukte altijd tulpen voor me.” Ze lachte even voor zich uit terwijl ze weer ging zitten en met haar magere hand haar kop optilde. Ze nam een grote slok. Haar wangen werden hol toen ze doorslikte. “Ach ja, weet u, ze plukten de bloemen uit de bloembedden naast het flatgebouw en dat mag niet.” Ze sloeg haar armen over elkaar en wiegde lachend heen en weer. Isaksen bedacht dat ze hem aan een ezel deed denken, met haar grote gele tanden en haar balkende lach.

“Waarom zegt u ‘plukte’?” vroeg Roger Høibakk. “Hoe lang is dat geleden?” Hij kon het best als hij maar wilde, dacht Cato. Het was duidelijk dat de beleefde Roger bij haar in de smaak viel.

Ze werd ernstig. “Omdat ze … er zijn toch geen tulpen meer, of wel soms?” Even leek het alsof de simpele vraag de vrouw geheel uit het veld had geslagen.

“Jawel hoor, er staat een hele rij gele tulpen vlak onder uw keukenraam. Ik heb ze net gezien.” Roger Høibakk zette zijn lege koffiekop zachtjes op het schoteltje neer.

“O?” De oude vrouw keek ongemakkelijk. Alsof het gesprek met de twee politiemannen plotseling een andere wending had genomen.

“Dan moet ik me vergist hebben”, zei ze onrustig.

“Weet u waar Cheryl Therkelsen en haar kinderen zich bevinden?”

“Nee”, zei ze snel terwijl ze een paar pieken van haar witte haar naar achteren streek en ze probeerde terug in het knoetje te stoppen dat ze in haar nek had. Cato Isaksen zag dat de blik van de vrouw iets afwezigs kreeg. Ze balde haar handen op haar schoot en keek op haar horloge.

“Wat bedoelde u toen u zei dat zij het net zo goed had kunnen zijn”, vroeg de inspecteur terwijl hij zijn notitieboekje weer in zijn zak stopte.

“Dat heb ik toch niet gezegd!” De vrouw stond op en borstelde haar lichtblauwe jurk af. Ze stond met afhangende schouders, wat de ronde, gebogen vorm van het bovenste deel van haar rug benadrukte, alsof ze een kleine rugzak onder haar jurk had. Ze zuchtte. “Ik ben moe”, zei ze onzeker, “ik weet niet meer wat ik wel en niet heb gezegd.”

Isaksen stond op en keek Høibakk aan. “U moet zich er maar op voorbereiden dat u een dezer dagen naar het bureau moet komen voor een officieel verhoor”, zei hij.

“Mogen we uw naam nog even?” ging Høibakk verder.

“Bergliot Behrens”, antwoordde de vrouw, haar gezicht stond nu strak.

“Dank u wel voor de koffie”, zei Isaksen en hij liep naar het halletje.

“Dat spreken we dan af. U krijgt een dezer dagen een oproep.” De vrouw deed de deur snel achter hen dicht. De zachte klik danste verder langs de muren.

“Getikt”, mompelde Roger Høibakk.

Roger Høibakk kon vertellen dat het echtpaar aan de overkant van de hal ook niet wist waar Cheryl Therkelsen was. Zaterdagochtend hadden ze op de kinderen gepast, toen zij en haar man inkopen zouden doen. De ouders hadden de kinderen om een uur of drie weer opgehaald. Sindsdien hadden ze geen van hen meer gezien. Ze dachten dat Cheryl en de kinderen misschien een paar dagen weg waren. De kranten waren op een stapel op de mat blijven liggen. Ze dachten dat ook hij weg was. Maar niemand had hun gevraagd de post binnen te halen. De buren vertelden dat het gezin Therkelsen weinig bezoek kreeg en dat ze bijna nooit weggingen. “Op een bepaalde manier leken ze een beetje eenzaam”, had de moeder van de kleine jongen gezegd. Hij moest een broer hebben die in het centrum woonde. Zij kwam uit Boston en had, voorzover ze wisten, hier geen familie.

Het zesjarige jongetje dat het lijk had ontdekt, was zo geschrokken dat hij er niet van kon slapen.

“Maar hij ligt nu toch nog niet in bed?”

“Nee, maar hij denkt dat hij er niet van zal kunnen slapen. Bovendien heeft hij zijn hand opengehaald aan de brievenbus. Het bloed is waarschijnlijk van hem.”

Cato Isaksen zei Roger uit te zoeken of Cheryl Therkelsen met de kinderen naar het buitenland was vertrokken. Naar haar ouders in de Verenigde Staten lag het meest voor de hand. “Daarna laat je iemand de buurtwinkels en de taxistandplaats hier vlakbij natrekken.”

“Hadden ze geen auto?”

“Geen idee”, antwoordde Isaksen kort aangebonden, “dat is ook iets wat je uit mag zoeken.”

Toen ze het lijk hadden ingepakt en zouden wegdragen, werd er op het vloerkleed onder de dode een klein wit papiertje zichtbaar waarop stond: nog is het winter!

Ellen Grue pakte het papiertje voorzichtig op. Ze droeg nog steeds haar dunne rubberen handschoenen.

“Nog is het winter”, mompelde ze en ze keek naar Cato Isaksen, die langzaam het hoofd schudde.

Het kinderlijke handschrift wees erop dat het door een groot kind was geschreven.

“Zal wel niets zijn”, zei Isaksen. Het papiertje is waarschijnlijk tijdens een worsteling van het ladenkastje gevallen, maar neem het voor de zekerheid maar mee.”

“Uiteraard”, zei Ellen Grue, hem met een van haar scherpe blikken aankijkend.

Een agent kwam hijgend boven vertellen dat er journalisten van het dagblad VG buiten stonden en dat hij hun had gevraagd te wachten.

“De duizendkronen-tip”, grijnsde Roger Høibakk, terwijl hij zijn haar naar achteren streek. Vervolgens ging hij naar beneden om hun precies genoeg te vertellen om ze weer kwijt te raken.

Cato Isaksen wierp een laatste blik in de woonkamer. In het groenzwarte televisiescherm zag hij zichzelf in de deuropening staan, zag hij zijn gezicht vervagen tot het op een lichtgekleurd, onherkenbaar masker leek. Hij zag een gele, ronde gloeilamp die als een lichtend oog onder een grote, smakeloze lampenkap uitkeek.

Het dertiende sterrenbeeld
cover.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml
Section0122.xhtml
Section0123.xhtml
Section0124.xhtml
Section0125.xhtml
Section0126.xhtml
Section0127.xhtml
Section0128.xhtml
Section0129.xhtml