In de grijze duisternis op het pad botsten Sigrid en Cato tegen elkaar op. Zij sloeg met haar hoofd tegen zijn bovenlichaam. Hij kreeg haar voorhoofd tegen zijn kin. “Verdomme”, riep hij. De pijn golfde door zijn schedel. “Aan de kant.”
Sigrid hield haar hand voor haar gezicht. “Waar ben jij mee bezig?” gilde ze. Hij schoof haar ruw aan de kant en rende verder zonder antwoord te geven.
Hoe was het in godsnaam mogelijk het zo bij het verkeerde eind te hebben? Zo volledig blind te zijn. Aan de andere kant, hoe had hij de volkomen onzichtbare aanwijzingen, die niet echt tot hem waren doorgedrongen, moeten begrijpen? Hij had gelezen dat de natuur de mens met drie hersendelen had uitgerust, die ondanks een groot verschil in structuur samen moesten functioneren en met elkaar communiceren om een zo optimaal mogelijk effect te bereiken. Zijn driedelige hersenen hadden hun capaciteit over één vage massa verspreid, waarin zijn persoonlijke problemen de andere delen hadden overheerst en de balans hadden verstoord.
Als dierenogen staarden de ramen van het huisje hem aan toen hij het dichte bos uit kwam. De deur stond open. Het licht uit de deuropening lag in een dikke, gele streep op de grond. Nog voor hij naar binnen rende, wist hij dat Aina Wiken was verdwenen. De drie houten kamertjes gaapten hem als hongerige koekoeksjongen aan.
Weer buiten bleef hij besluiteloos in het donker staan. Iemand had eens gezegd dat Aina Wiken gediplomeerd verpleegster was. Gediplomeerd verpleegster. Anatomische kennis. Seriemoordenaars hebben bijna altijd ouders met psychische aandoeningen. Is een vrouw sterk genoeg om zulke diepe messteken, zoals deze slachtoffers hadden, toe te brengen?
Fragmentarische voorspellingen van verlies vlijden zich op hun plaats in de pauzes tussen zijn hartslagen. De nacht was een vijand die zijn deken in alle ernst over het landschap had uitgespreid. Waar was ze verdomme gebleven? Ergens diep in zijn hersenen kwam een vaag vermoeden traag tot leven. Iets in hem stond op het punt over te gaan in iets anders. Hij voelde het terwijl hij weer naar binnen liep, langs de oude eettafel waarop de maaltijd en de borden waren achtergebleven. Hij deed de deur naar de kleine slaapkamer open. Het kinderbedje was leeg. Gaapte hem met zijn kleine, stomme mondje aan.