Frank Bakke telefoneerde met Margunn. Ze vroeg hem om niet naar haar toe te komen. Hij knikte tegen de hoorn, terwijl hij zijn vingers door zijn zwarte baard haalde. Hij praatte verder, maar ontdekte te laat dat hij met de zoemtoon in gesprek was. Natuurlijk zou hij niet komen als zij dat niet wilde. Hij kon alleen niet begrijpen waarom hij niet kon komen om te praten. Het was een ongeluk. Bovendien was Andreas er ook nog. Hij legde de hoorn rustig neer en liep de trap op naar de eerste verdieping. Vanuit de kamer aan de voorgevel kon hij vaag een deel van het dak en de muur van Margunns gele huis onderscheiden. Hij strekte zijn hals om een glimp van zijn zoon op te vangen. Maar hij zag alleen maar boomstammen en lichtgroene en bruine stukken gras. Er reed een auto langs het gele huis. De stilte die uitging van de smeedijzeren tuinstoelen, was niet om uit te houden.
Hij liep weer naar beneden en ging aan de vleugel zitten. Als een rat knaagde de eenzaamheid in zijn buik. Vermoeid streek hij over zijn voorhoofd. De leegte zat in de foto’s aan de muur. Hij ontmoette Elsa’s ogen op een zwart-witfoto die aan de muur hing. Haar ogen deden hem denken aan twee mijnschachten.
Hij was bang voor de vragen die gesteld zouden worden, hij wist niet door wie. In de keuken krijste de bruine kat van de honger. Frank Bakke sloeg een van de toetsen aan. De toon hing als een vlies in de kamer Het was deze keer iets te ver gegaan. Hij was ook niet dom. Hij was te ver gegaan. Hoe moest hij dit overleven? Hij voelde hoe zijn darmen verkrampten van de honger. Hij zuchtte en had medelijden met zichzelf Het probleem was dat mensen niet begrepen hoe hij het als kind had gehad. De mensen begrepen het niet. Hij legde zijn beide handen op de toetsen, legde zijn hoofd achterover en deed zijn ogen dicht. Hij was een eenzaam mens. Liet de tonen uit de grote, zwarte maag van de vleugel in de kamer vallen. De muziek viel door het open raam naar buiten en vlijde zich om de dunne berkenstammen heen.
Abrupt trok hij zijn handen terug. Hij staarde naar de witte tand die als een witte siersteen op de zwarte vleugel lag. Hij had het bloed eraf gewassen.
Hij was zojuist boven geweest en had naar de rij jurken in haar kast gekeken. De kledingstukken waren zacht, maar levenloos zonder haar. Eenzame jurken op een rij. Voorzichtig had hij er één aangeraakt. De aanraking had de andere jurken in beweging gezet. Hij had de kast dicht gedaan, was naar de keuken gelopen en had een appel gegeten. Hij had bijna twee dagen lang niet gegeten, niet sinds Margunn Elsa had opgehaald. Maar hij had een paar flessen wijn gedronken.
De eerste uren had hij rusteloos rondgelopen, misschien wel op de politie gewacht. Maar zo loyaal was ze dus geweest. Jezus Mina, ze was best oké. Het probleem was doodgewoon dat hij haar niet begreep. Ze leek soms een vijand. Wat ze zei, zoals ze zich bewoog. En haar ogen.
Hij stond op, schopte de kruk weg. Pakte rusteloos een boek dat op de tv lag. De dans van het gras. Een boekenlegger duidde aan hoe ver ze was gekomen. Hij sloeg de bladzijde op en las: Hij droeg me op zijn schouders naar een veld waar het prairiegras tot zijn middel kwam. Hij liet me de maan zien, vertelde me dat ik er heen kon gaan als ik het maar heel erg graag wilde.
Frank Bakke gooide het boek op de vloer en begon zonder tranen te huilen tot zijn schouders ervan schokten. Dat vervloekte mens. Ze beschouwde hem als een zot, dat deed ze. En zij noemde zich kunstenaar. Nam de pil zonder dat hij het wist, en vertelde Margunn, dat vervloekte mens, de meest intieme details over hem. En wie bleef met een schuldgevoel achter? Ja, dat was hij.
De kat kromp in elkaar bij het lege etensbakje in de keuken. Hij deed zijn ogen half dicht, alsof dat zou helpen tegen de honger. De andere was buiten in de tuin bezig een vogel te doden.