Voor de bespreking op vrijdagmiddag had hoofdinspecteur Ingeborg Myklebust behalve Cato en Roger ook Stein Billington en Bjørn Thorsen uitgenodigd. Ze zette een blauwe, dampende mok koffie voor zich op tafel. De damp steeg voor haar gezicht op. “Morgenvroeg krijgen we het voorlopige rapport van de technische recherche”, zei ze optimistisch.
De resultaten van het onderzoek van de afgelopen dag en eventuele belangrijke details zouden worden uitgewisseld. “Zijn vrouw en kinderen zijn nog steeds spoorloos”, begon Billington terwijl hij zijn hoofd boog. Cato Isaksen staarde naar zijn glimmende schedel.
“Ze zijn, voorzover wij dat hebben kunnen natrekken, niet per trein of vliegtuig het land uit gegaan”, vervolgde hij, “in elk geval niet onder hun eigen naam. Alle ziekenhuizen en familieleden van het slachtoffer zijn benaderd zonder enig resultaat. Cheryl Therkelsen komt uit Boston en heeft geen familie in Noorwegen. Niemand aan de overkant heeft de afgelopen veertien dagen iets van haar gehoord. De auto van Therkelsen, een bmw, stond een eind verderop in de Trudvangvei geparkeerd. We proberen nu de taxichauffeurs, of er iemand is die nog weet dat ze haar ergens naar toe hebben gereden.”
Thorsen en Billington waren opnieuw naar het bedrijf geweest waar het slachtoffer had gewerkt. Thorsen nam het verhaal over: “Niemand weet waar zijn vrouw naar toe kan zijn gegaan. Ze zijn nog steeds geschokt over de moord. Hun reacties lijken oprecht. Het is hun aan te zien dat ze een goede collega zijn kwijtgeraakt. Toen het slachtoffer maandag niet op zijn werk kwam, hebben ze onmiddellijk gereageerd en geprobeerd hem thuis te bereiken. Het is geen groot bedrijf, acht werknemers, maar je kan zien dat het succesvol is. Het kantoor van het slachtoffer was in alle opzichten ordelijk. Op zijn bureau stond een foto van zijn vrouw en kinderen in een grote zeilboot. Zijn collega’s beschrijven hem als een hardwerkende en vakbekwame medewerker. Op sommigen kwam hij weliswaar een beetje arrogant en hard over, maar hij was een doordouwer die goede resultaten boekte. Hij stond overigens op het punt bevorderd te worden.”
“Tot wat?” vroeg Ingeborg Myklebust en ze stak een sigaret op.
“Tot hoofd van de afdeling”, antwoordde brigadier Bjørn Thorsen terwijl hij zijn vingers door zijn golvende, bruine haar haalde. Zijn gezicht was bezaaid met de diepe putjes van vroegere jeugdpuistjes.
Roger Høibakk stond op en deed het raam open. Ingeborg Myklebust ging onverstoorbaar door: “Kende iemand Cheryl Therkelsen? Persoonlijk bedoel ik.”
“Alleen maar van het kerstdiner en dergelijke. Brigadier Stein Billington liet een potlood op het tafelblad heen en weer rollen. “Ze was, of beter gezegd is, in hun woorden een representatieve, opgewekte en lieve vrouw die door iedereen werd gerespecteerd en aardig gevonden. Ze was wat je noemt een echtgenote, als je begrijpt wat ik bedoel. Ze dachten dat dat kwam omdat ze geen Noorse was.”
“Hoe bedoel je?” De stem van Ingeborg Myklebust klonk haast onmerkbaar scherper dan gewoonlijk. Ze legde haar sigaret in de asbak. De grijze rookkringels dansten naar de neusgaten van Cato Isaksen. Hij wuifde ze onbescheiden met zijn hand weg.
“Als hij op reis ging, pakte zij zijn koffers”, ging Billington onverdroten verder. “Ze streek zijn overhemden. Ze maakte zijn lunchpakket klaar, en ga zo maar door.”
“Dat kom je vandaag de dag niet meer zo vaak tegen”, zei Roger Høibakk. Hij was opgestaan en zette het raam verder open. “De rook” zei hij ter verklaring en ging toen weer naast Cato Isaksen zitten.
Ingeborg Myklebust hoorde hem niet en richtte zich opnieuw tot Billington. “Maak dat de kat wijs”, zei ze, ze duwde haar stoel iets verder van de tafel af en sloeg haar benen over elkaar.
“Wat heeft het bovendien met onze zaak te maken dat Cheryl Therkelsen het lunchpakket voor haar man klaar maakte?”
“Het helpt ons het plaatje compleet te maken”, zei Roger Høibakk ironisch.
Ingeborg Myklebust haalde gelaten haar schouders op, drukte haar sigaret uit en knikte, ten teken dat Cato Isaksen het kon overnemen.
Cato Isaksen ging rechtop zitten en onderdrukte een geeuw. “Roger en ik hebben weer met die Bergliot Behrens gesproken, de buurvrouw van de begane grond. Ze maakt op mij een vreemde indruk. Ik wil haar nog een keer opzoeken. De andere buren zijn ook verhoord, maar Roger wil het gezin aan de overkant van de hal nog iets grondiger onder handen nemen, zij hebben de moord gemeld.”
“Hebben jullie je nog in die andere zaak verdiept, die van die neergestoken Pakistaan?” vroeg de hoofdinspecteur.
“Ik ben nog niet zover gekomen”, zei Cato zuchtend.
“Ben je nu al afgedraaid?” vroeg Ingeborg Myklebust, het haar achter haar oor strijkend. “Welke verdachten heb je en welke motieven?”
“Geen idee”, stelde hij vast. “Het kan zijn vrouw zijn geweest, dat lijkt niet helemaal onwaarschijnlijk, aangezien ze verdwenen is. Het kan iemand van het bedrijf zijn geweest die niet wilde dat Therkelsen zou worden bevorderd, maar dat lijkt me gezocht. Het kan ook een toevallige samenloop zijn geweest. Iemand die heeft aangebeld, hem heeft neergestoken, iets mee heeft gejat, geld misschien. Maar nee, voorlopig heb ik nog geen concrete theorie. We moeten eerst zijn vrouw vinden, horen wat ze te zeggen heeft. Laten we eerst de concrete rapporten maar eens afwachten, en ons pas dan in speculaties verliezen. Bovendien zou ik graag willen dat Thorsen en Billington op onze volgende bespreking een kort verslag doen van de resultaten van hun recherchewerk naar de moord op de Pakistaan”, besloot hij zijn verhaal.
“Zodat je die rapporten niet zelf hoeft te lezen, bedoel je”, glimlachte Ingeborg Myklebust sarcastisch terwijl ze opstond. Cato probeerde haar opmerking te slikken zonder te reageren.
De hoofdinspecteur keek hen een voor een aan. “Er zijn vandaag twee lelijke verkrachtingszaken binnengekomen, en een oudere man heeft waarschijnlijk zijn vrouw vermoord”, zei ze. “Een tragisch geval.”
“Wij hebben onze handen vol”, zei Cato Isaksen naar Roger Høibakk knikkend die afwerend zijn handen ophief. “Niet alles tegelijk”, zei hij afwijzend. Als Cato Isaksen ergens een pesthekel aan had dan waren het verkrachtingszaken.
“Niet alles tegelijk, nee”, lachte de hoofdinspecteur terwijl ze de deur opendeed. “Dat zou niet gek zijn, jongens.”