Plotseling dook in de schemering het kleine houten huisje tussen de zwarte bomen op. Hij zag dat er licht achter de kleine ruiten brandde. Het viel hem op hoe gammel en krakkemikkig het huisje was. Hij haatte het om het weer te zien. Iets in hem was de hele tijd tegen Sigrid in opstand gekomen, wilde niet echt aan haar leven deelnemen. In de muren van het huisje zat haar vader. In het tikken van de oude klok aan de muur was nog steeds zijn hartslag te horen. Cato vatte het huisje op als een ruimte in een ruimte. Laag na laag verstopte zich tussen de oude muren. Op de versleten bank lag Sigrids jeugd verborgen tussen de groene draden, in de lampetkan op de afgebladderde ladenkast dreef haar leven in het grijze zeepwater. En hij wilde daar geen deel van uitmaken.
Hij slikte een paar keer. Vermande zich en liep naar het huisje toe. Het was moeilijk te bedenken wat er zou gebeuren.
Hij klopte kort op de deur en deed die open. De warme lucht in het huisje walmde hem tegemoet.
De drie vrouwen zaten te eten. Ze zaten rond de blauwgeverfde, gammele boerentafel. Sigrid met haar rug, de anderen met hun gezicht naar hem toe. Sigrid stond onmiddellijk op. Haar ogen waren rond en leeg en verwonderd. “Cato?” zei ze.
Hij groette, alsof het de gewoonste zaak ter wereld was dat hij kwam. Alsof hij niets speciaals te doen had, alleen maar van mening was veranderd en toch met haar mee zou gaan naar het huisje.
“Hallo”, zei hij kortaf.
Sonja Pettersen staarde hem verwonderd aan. Het was duidelijk dat haar hersenen op volle kracht werkten om deze man die ze al eerder had ontmoet, te koppelen aan haar nieuwe vriendin. “Is dat jouw man?” vroeg ze verwonderd.
“Partner”, corrigeerde Sigrid vlug. “Was”, voegde ze er hard aan toe.
Hij kon niet zien wat ze aten, het zag eruit als rijst, maar was geel van kleur. Er stonden twee flessen rode wijn op tafel.
Toen pas merkte hij Aina Wiken op. Haar mooie gezicht deed vreemd aan in deze omgeving. Hij groette kort. Ze groette terug. Onbewust voelde hij dat zij hier de enige was die hem niet vijandig gezind was. Hij stak zijn hand in zijn zak en tastte naar de handboeien.
“Maar Cato, dit is belachelijk. Wat wil je eigenlijk?” begon Sigrid terwijl ze naar hem toeliep. Ze was zo dichtbij dat ze zijn arm kon aanraken. Maar ze deed het niet, hoewel het leek alsof ze hem het liefst wilde wegduwen. Haar gezicht stond boos.
Hij hief zijn rechterhand afwerend op en deed een paar stappen naar de tafel.
“Het spijt me”, zei hij en knikte tegen Sonja. “U moet met mij meekomen.”
Sonja Pettersen keek hem verrast aan. Ze wierp een blik op Sigrid en Aina, voor haar ogen de zijne weer ontmoetten. Ze begon te lachen. “Neem mij niet kwalijk”, zei ze, “wat is dit?”
Hij liep snel om de tafel heen en klikte de handboei om haar pols. Het andere uiteinde maakte hij aan zichzelf vast. “Het spijt me”, zei hij nog een keer.
“Cato, ben je nu helemaal knettergek geworden.” Sigrid rukte aan zijn arm. “Laat haar los”, zei ze. “Nu moet je ophouden.”
Aina Wiken was ook opgestaan. Het leek alsof ze moeite had met ademhalen.
Hij trok Sonja Pettersen van haar stoel omhoog. Op dat moment zag hij de stapel met dierenkaarten op de bruine salontafel. Hij dacht aan het dertiende sterrenbeeld waar ze over had gesproken. Slangendrager. Ze was dus zelf een slang. Hij wilde haar niet in de ogen kijken.
“Alsjeblieft, doe niet zo”, smeekte Sigrid. Ze was niet langer kwaad. De vertwijfeling kleurde haar gezicht wit.
“Je begrijpt het niet”, zei hij hard. “Ze is gearresteerd.”
Sonja Pettersen bood geen tegenstand. Ze keek hem aan met een blik alsof hij gek was. Ze was eraan gewend met gekke mannen om te gaan.
“Laat maar Sigrid”, zei ze terwijl ze vaag glimlachte.
Hij trok haar met zich mee naar de deur. Ze vroeg of ze een jas aan mocht trekken. Hij schudde zijn hoofd. “Nee”, zei hij beslist. Er was geen sprake van dat hij de handboeien weer zou losmaken. Hij wist wie ze was en waar ze toe in staat was. Een koude rilling ging door zijn lichaam. Hij verheugde zich er niet bepaald op om vastgeketend aan deze krankzinnige vrouw door het donkere bos te lopen. Voor ze vertrokken, voelde hij of ze een wapen bij zich had. Hij wist dat hij zat vastgeketend aan een koelbloedige, berekenende seriemoordenaar.