Terwijl ze stond voelde ze het gewicht van het wapen in haar hand. Het mes. Maar het was niet zwaar, het rustte in haar handpalm, tegen het kussentje bij haar duim.
Tante Edith was terug. Ze had gekookt en ze waren klaar met eten. Tante Edith had een slecht gehoor en wilde de afwas het liefst alleen doen. Daarna had ze ouderwetse pruttelkoffie gemaakt.
Ze legde het mes op de ladenkast en liep naar de deuropening, leunde met haar schouder tegen de deurpost. De twee oude zusters zaten tegenover elkaar. Op het kleine tafeltje tussen hen in stonden koffiekopjes, een schaal met bruine koekjes en de verjaardagstaart.
“Niet zo lekker”, zei Edith en legde het koekje op het bordje. Haar stem bibberde van ouderdom. Edith was nooit getrouwd geweest. Ze had voor haar nichtje gezorgd terwijl haar zuster in de gevangenis zat. Later werd moeder overgebracht naar een psychiatrische kliniek. Toen haar nichtje volwassen was, had tante Edith zich over moeder ontfermd. Want ze was nooit meer helemaal gezond geworden. Maar het was niet moeilijk geweest om haar uit de inrichting te krijgen.
“Nee, niet zo lekker”, zei moeder, een octaaf lager. Tijdens het kauwen waren een paar koekkruimels aan haar donzige kin blijven hangen.
Haar dochter stond in de deur en keek naar de vier oude handen, zag ze heen en weer zwaaien en zachtjes op en neer dansen. Behalve met akelige bloedvaten waren ze ook overdekt met bruine levervlekken van verschillende afmetingen. Breekbare, trieste oude handen die haast niets meer konden. Ze keek naar haar moeders handen, de handen van een moordenaar. Maar moeder was toch geen moordenaar, alleen maar een warme en lieve oude vrouw.
Ze liet haar blik over de twee oude hoofden gaan. De twee vrouwen hadden ieder hun hoofd, maar waren verder haast in alles één. Hun lichamen waren gelijk, hun loop was gelijk. Een overdreven, trippelende beweging. Ediths haar was wit en recht afgeknipt, moeders haar was grijs maar nog steeds een beetje vol.
Ze was zo mooi geweest. Haar dochter kon zich dat nog herinneren. De golven in haar haar, zoals ze zelf ook wel had willen hebben. Maar ze leek op haar vader. Haar haar was helemaal stijl.
“Zullen we een sherry nemen?” Tante keek vragend naar haar nichtje in de deuropening. “Jij ook?”
Haar nichtje knikte glimlachend terwijl ze over het dikke, versleten kleed liep en in de lege leunstoel ging zitten. Lam? Was ze een lam, een offer?
“Je ziet bleek, lieverd.” Tante schonk de gouden drank in het oude, mooi versierde glas en ging weer zitten.
“O, ze is vast moe van alle ellende die ze ziet.” De ruwe stem van haar moeder had een ironische ondertoon. “Maar je bent een lieve dochter. Je hebt altijd goed naar me geluisterd.”
“Of naar mij”, lachte Edith klokkend en strekte haar hand naar haar uit. “Want ze is van ons samen, weet je.”
De twee oude zusters keken elkaar een ogenblik vijandig aan. “Spot alsjeblieft niet met mij”, zei moeder rustig. “We hebben het hier al vaker over gehad.”
Edith glimlachte minzaam. “Je weet waar je terecht kunt komen”, zei ze en keek haar zuster aan. Daarna glimlachte ze tegen haar nicht. “Maak je er maar niet druk over”, fluisterde ze.
“Ik weet alle bus- en treintijden”, lachte moeder schamper. “Bovendien is er veel veranderd. Het is er niet meer zoals vroeger.”
Haar dochter zette haar glas voorzichtig op tafel. “Moeder”, zei ze, “ga nu alsjeblieft niet moeilijk doen. Doe het voor mij”, voegde ze eraan toe.
Haar moeder staarde haar een ogenblik geïrriteerd aan, toen lachte ze. “Hebben jullie mijn haarnetje gezien?”, vroeg ze.