John en Tina kropen op de krukjes naast hun moeder. “Ik lust zulk vlees niet”, zei John naar de karbonades wijzend die naast elkaar in een blauwe, vuurvaste schaal lagen. “Ik wil geen vlees” ging hij door en rekte ondertussen zijn hals uit om te zien wat er in de gang aan de hand was. Zijn moeder gaf geen antwoord, legde alleen een kleine aardappel op het bord van de jongen.
Tina draaide zich om naar het meisje dat op het krukje naast haar zat. “Wil je mijn barbie even vasthouden?” vroeg ze. Cheryl Therkelsen keek naar de vrouw die tegenover haar zat. Ze maakte een hulpeloze en misplaatste indruk, alsof ze op de verkeerde aardbol was neergezet. Ze was in de zestig en de avond tevoren in alle stilte aangekomen. Ze droeg een trui in schreeuwend mintgroen en een saaie blauwe rok. Zelfs zonder noemenswaardige kennis van persoonlijke kleuren, was eenvoudig te zien dat de kleuren van haar huid, haar en kleding elkaar naar het leven stonden. Het gezicht van de vrouw was bleek, haar ogen schitterden koortsachtig. Het was alsof ze alle details van de grote gezellige keuken nerveus in zich opzoog. De moeder van het andere kleine meisje reikte de schaal met aardappels aan de vrouw in het mintgroen.
“Straks zullen we kijken of we voor het toetje misschien ergens ijs kunnen vinden”, zei Sonja Pettersen. Ze pakte de bak sla van het aanrecht, zette die midden op tafel en plofte naast de nieuw aangekomen vrouw neer.
De autoriteit van Sonja Pettersen had een rustgevende invloed. Ze wist hoe ze moest praten, fluisteren, troosten en lachen. Ze wist hoe, waarom en wanneer.
Hugo Wift, de magere slungelachtige ecoloog in zijn gele gebreide trui, zat aan de andere kant van de dame in het mintgroen. Hij glimlachte over de tafel heen naar John. “Je hebt een prachtige dino gemaakt”, zei hij.
“Het is geen dino, het is een dinosaurus”, zei de jongen.
Hugo Wift glimlachte. “Wil je er misschien nog een maken, dan kunnen we die inlijsten en aan de muur hangen.”
“Ook nog als ik weer weg ben?” vroeg de jongen.
“Ja, voor altijd”, antwoordde Hugo.
John bleef erbij dat hij geen vlees wilde en Cheryl besloot hem zijn zin te geven. Wat hadden ze eraan als zij hier gingen zitten kibbelen. Bovendien maakte de aanblik van het gebraden vlees haar ook misselijk. Ze proefde weer de smaak van het warme stuk vlees dat ze uit Svends arm had gebeten, het warme bloed dat in kleine, lauwe beekjes in haar mond liep, voelde weer de pijn toen hij haar haren bij de linker slaap uit het hoofd trok. Ze streek voorzichtig met haar vingertoppen over de wond. Daarna pakte ze een karbonade en legde die op de rand van haar bord, terwijl ze de smaak van ijzer die haar droge mondholte vulde, wegslikte. Ze moest er niet aan denken het vlees in haar mond te stoppen. Ze nam een slok water. Hoe heette hij ook weer, de kleine vogel van de buren toen ze klein was? Jordy. Hij heette Jordy. Ze glimlachte onmerkbaar en vroeg zich af waarom ze daar nu aan moest denken. Hij had citroengele veren. Bij zijn hals, waar zijn borst overging in zijn kopje, waren ze lichter van kleur. De vogel maakte vreemde, knisperende praatgeluidjes die niet uit zijn snavel kwamen, maar ergens tussen de borst en het strottenhoofd. “Wake up, wake up,” knisperde hij altijd.
Terwijl Cheryl de aardappels en de partjes tomaat voor haar zoon kleinsneed, zag ze dat de vrouw aan de overkant van de tafel haar afwezig aanstaarde. Cheryl dacht terug aan hoe misplaatst ze zich zelf de eerste dag had gevoeld, en ze begreep dat de vrouw aan de overkant zich erover verbaasde dat ze hier rustig zat te glimlachen en zich met alledaagse dingen als vlees of geen vlees kon bezighouden, met barbiepoppen en het snijden van tomaat.
“Leg je barbie nu maar even weg”, zei Cheryl en ze pakte de langbenige pop met haar puntige borstjes vriendelijk uit haar dochters hand.
“Ze moet ook eten!” riep Tina.
“Ze krijgt straks eten”, zei Cheryl rustig en ze legde de pop naast zich op de kruk.
Sonja Pettersen stak haar hand uit voor de schaal met karbonades. Er lag een rode gloed over haar haar, ze was erg mager en in haar uiterlijk overheersten kunstnijverheid en zelfgemaakte kleding. Haar gebatikte vestje had roestbruine en donkergele strepen op een bruine ondergrond. Tussen de strepen vormde zich een patroon van zwarte rondingen die in een soort paarsachtige kern uitliepen. Cheryl raakte helemaal gefascineerd door de piepkleine, paarse vlekken die het zwart deden opleven. Terwijl ze kauwde, voelde ze een onbekende kracht terugkeren. Ze merkte dat ze veel meer geduld had met de kinderen, dat ze niet boos werd als John geen vlees wilde, dat ze de pop niet uit de handen van Tina rukte toen ze haar toch weer had opgepakt en het hoofd diep in het eten dompelde.
Cheryl haalde diep adem en ontmoette even de ogen van Sonja Pettersen. Die sterke ogen waar ze nu al negen dagen tegenaan had geleund. Ondanks alles was het goed dat ze hiernaartoe waren gegaan. Ze duwde de gedachten aan de toekomst van zich af, hoewel Sonja haar had gevraagd daarover na te denken. Het was Sonja Pettersen gelukt om iets van haar eigen kracht op haar over te brengen. Zo voelde het althans. Cheryl Therkelsen glimlachte naar de vrouw met de vreemde ogen, die net als haar vestje kleine dansende vlekjes in zich hadden.
Sonja Pettersen had al veel mishandelde vrouwen die in de vernieling lagen overeind geholpen. Met haar stem, haar rustige realistische houding bij alles wat ze zag. Haar suggesties voor praktische oplossingen. Alles aan haar gaf hoop. Cheryl dacht dat negen dagen misschien genoeg moesten zijn. Dat er misschien anderen waren die haar plek nodig hadden.
“Ik wil ook een tekening in een lijst maken”, zei Tina, “die altijd hier aan de wand blijft hangen.”
“Ook als we weer terug bij papa zijn”, voegde John eraan toe. “Ik wil naar papa.”
Cheryl probeerde naar haar zoon te glimlachen, maar bracht het niet verder dan een vermoeide grijns.
“Waar is papa?” ging Tina verder en ze nam een grote slok van haar rode ranja.
Cheryl schudde langzaam het hoofd, haar mond begon onbeheerst te trillen, inwendig stroomden de tranen en vulden haar mond, vermengden zich met het voedsel.
Sonja Pettersen keek haar aan en stond snel op. Ze vroeg de kinderen met haar mee te komen om zelf een ijsje te pakken. Ze deed de onderste deur van de gecombineerde koelvrieskast open. Alle drie, Tina nog steeds met haar barbie in haar hand, stoven van tafel af, gingen op hun knieën liggen en staken hun hoofd de kou in. Hugo Wift moest lachen. “Jullie mogen tv-kijken in de televisiekamer”, glimlachte hij.
Dieper zat haar gevoel van vernieuwde kracht dus niet. Haar tranen lieten de gezichten van de andere vrouwen ineenvloeien. Op grijze wolken lijken. Cheryl Therkelsen boog het hoofd en keek naar haar vingers. Ze deden haar aan tralies denken. Haar lichaam veranderde in een schaduw.
Sonja Pettersen legde een warme hand op haar schouder en vroeg Cheryl even mee te gaan naar het kantoortje. Daar vertelde ze haar dat ze kracht nodig had die ergens anders vandaan kwam, dat ze niet te veel van zichzelf moest eisen. “Je draagt een duizenden jaren oude vermoeidheid in je”, zei ze. “En die kan niet als een zwarte draak in negen dagen verdampen.”