De dag had oneindig lang geleken. eindeloze bespre-­kingen, saai en hopeloos. De voorjaarswarmte had zich als een wollige deken over de rechercheurs gevleid. De minuten hadden langzaam van de uren gegeten.

Hij zag dat Bente tegen de grijze Civic Shuttle stond geleund. Ze zag hem eerst niet. Hij had zijn auto beneden bij de hoofdweg neergezet. Wilde het laatste stukje macadamweg te voet afleggen om zijn gedachten nog even voor zich te hebben. Het was gemakkelijker om aan te komen lopen dan te rijden. Het verkeer de stad uit had gestokt. In de auto had hij aan Cheryl Therkelsen moeten denken. Volgens hem sprak ze de waarheid. Hij had ook aan Kim Khan en aan zijn moeder, Sonya Khan gedacht. De grond onder zijn voeten voelde hard. Hij liep langs het witte hoofdgebouw van de boerderij. Het regenwater dat van het dak afliep, had lelijke, donkergrijze plekken op de zijmuur achtergelaten. Hij dacht aan Bente. Hij zag haar al voor ze hem zag. Ze stond met haar armen over elkaar tegen de zilvergrijze auto aan geleund. Haar gezicht was van hem afgewend.

Toen ze hem in het oog kreeg, maakte ze zich los van de auto. Ze was op een boswandeling gekleed, hij niet. Ze keek ongemakkelijk naar de grond. Ze begonnen te lopen. De stilte tussen hen was nieuwsgierig en afwachtend, alsof ze ieder in hun eentje naast elkaar liepen. Hun lichamen stemden hun ritme op elkaar af, maar hij voelde haar kilte en haar vreemdheid. Het was een manier om te worden herinnerd aan wat hij had verloren.

Het meertje Semsvann lag lentegrijs en spiegelglad aan het eind van de macadamweg. De roodwitte boerderij aan de overkant spiegelde zich in het diepe, rustige water. De hemel was van kleur veranderd en niet langer blauw, maar melkachtig wit, met trieste, grijze schakeringen. De lucht geurde naar motregen.

Ze begon te praten. Ze kruiste haar armen, haar tempo veranderde, ze ging langzamer lopen. Ze staarde naar de grond voor zich. “Ik begon me al af te vragen of je nog kwam”, begon ze.

Cato glimlachte vermoeid. “Natuurlijk ben ik gekomen”, zei hij. “Het verraste me dat je me wilde zien, dat je wilde praten.” Bente gaf geen antwoord, liet slechts een berustende grimas zien. Die kende hij nog goed. Het was hetzelfde gezicht dat ze trok als de jongens niet wilden luisteren.

“Natuurlijk wil ik praten”, zei ze. “Al was het alleen maar om de jongens.”

“Hoe is het met hen?” Hij vond zelf dat hij klonk als een oude oom die naar kinderen informeerde in wie hij helemaal niet geïnteresseerd was.

“Nu zou ik eigenlijk ‘dank je, prima’ moeten antwoorden.” De stem van Bente was vol wrok. “Maar het gaat niet prima.” Haar stem schoot een paar octaven omhoog. De stenen op de macadamweg waren bijna zwart. Het zou wel van het grijze licht komen dat ze zo donker waren. Een oude man met een golden retriever kwam hun langzaam tegemoet. Hij groette opgewekt met het hoofd een beetje schuin.

“Gard huilt zich bijna elke avond in slaap. Ik hoor hem wel, maar kan niet naar hem toe gaan. Hij is al veertien. Hij wil niet dat ik hem zo zie. Hij wil niet zo zijn. Het zou ook niet zo voor hem moeten zijn.”

Ze pauzeerde even en ging toen verder. “Hij zei dat hij tegen je had gezegd dat hij geen confirmatie wilde doen?”

Cato slikte. “Ik was van plan om daar met je over te praten”, zei hij.

“Er valt niet over te praten”, zei ze beslist. “Hij wil niet.”

“Het feestje?” mompelde Cato.

“Ja, het wordt te ingewikkeld voor hem.”

Ze liepen een poosje zonder iets te zeggen. “De moeder van Marte in de klas van Vetle is een paar dagen geleden aan kanker gestorven.” Bente stond even stil en trok een laars uit. Toen ze hem op zijn kop hield, viel er een steentje uit. Ze hield zich niet aan hem, maar aan een boom vast.

“Ik wist niet eens dat ze ziek was”, zei hij. Hij herinnerde zich haar van de ouderavonden. Lang, donker haar, meestal in een knoetje of een paardenstaart.

Bente keerde zich naar hem toe. “Nee, natuurlijk niet”, zei ze. “Hoe zou jij nu alles wat er bij ons in Asker gebeurt kunnen bijhouden.”

Bij ons in Asker. Daar was het weer. Het ergste van alle gevoelens.

“Het was verschrikkelijk. Het is ook de reden dat ik met je wil praten. Ik heb plotseling begrepen hoe groot het verdriet van de jongens is.” Ze zweeg, als om de ernst van haar woorden de onderstrepen. “Vetle heeft het zich ontzettend aangetrokken. Een paar dagen geleden, na de begrafenis, zat hij ’s avonds met zijn boterham op schoot op de bank, en toen vroeg hij of ik dacht dat het voor Marte erger was dan voor hem, toen jij bij ons wegging.”

De woorden van Bente troffen hem als koud staal. Hij keek naar de punten van zijn armzalige schoenen.

“Ik wist niet wat ik moest zeggen”, zei ze. “Maar ik heb wel over zijn woorden nagedacht.”

“Wat dacht je dan?”

Ze liep weer verder. Hij paste zich aan haar tempo aan. “Ik dacht dat het misschien gemakkelijker was geweest als je dood was gegaan”, zei ze hard. “Dan hadden de jongens gewoon verdriet kunnen hebben. Dan had hun omgeving hun verdriet geaccepteerd. En dat van mij ook”, voegde ze er bitter aan toe.

Hij dacht dat ze huilde en wilde niet naar haar kijken. Hij merkte dat ze allebei sneller gingen lopen, alsof een hoger tempo de angel zou halen uit wat ze had gezegd. Het begon te regenen. Geen grote, dikke druppels, alleen maar lichte, doorzichtige voorjaarsdruppels. Er lag een moeheid in de planten waar ze langsliepen, alsof ze hun armen niet hoger konden optillen. Alsof de bomen niet konden geloven dat de natuur hen binnenkort in mooie, groene bladeren zou kleden. Het doet pijn als knoppen openbarsten. Misschien kenden takken en bladeren ook pijn. De grijze druppels formeerden zich. Plotseling en onverwacht begon Bente te lachen. “Weet je nog die keer dat we een zomerhuisje aan de zuidkust hadden gehuurd? En dat het toen begon te regenen en dat het dak op veertien plaatsen lekte?”

Cato draaide zich snel naar haar toe. Even blonk er een glimlach in haar ogen, toen doofde haar blik en werden haar ogen weer grauw. In een flits herinnerde hij zich de regen die in de rode emmer roffelde, in het gele afwasteiltje en in de glimmende bessenemmertjes. Hij herinnerde zich het lichaam van Bente onder het gebloemde zomerdekbed, de zwakke geur van schimmel. Haar ogen vlak bij zijn hals. Als samenzweerders tegen de gulzige vingers van de regen lagen ze daar en waren één mens. De pijn klopte in zijn lichaam. Hij vond dat ze het moest begrijpen. Er waren er twee voor nodig om een huwelijk op te breken. Hij wilde haar vragen met haar beschuldigingen te stoppen. Maar Bente zei niets meer, ze liep alleen maar naast hem, op gepaste afstand. Ze waren op de plek gekomen waar de weg zich in tweeën splitste. Werktuiglijk liepen ze verder door het hek aan de linkerkant, het pad om het meer heen.

“Je bent hier niet echt op gekleed”, zei Bente. Daar had hij nog niet aan gedacht. Ze had gelijk. Hij droeg zeilschoenen en een blauwe broek. Verder een Peak Performance-trui met een zachte boord en een alledaags, mosgroen colbertjasje. Bente droeg laarzen en een regenjas.

“Wat ik heb bedacht”, zei Bente, “is dat we een werkbare oplossing voor de jongens moeten zoeken.” Ze zuchtte diep. “Mijn eigen woede, mijn eigen verdriet, moeten wijken.” In haar stem klonk een vreemde, nieuwe kracht.

“Ik weet dat het me zal lukken. Ik overleef het wel”, zei ze terwijl ze zich naar hem omdraaide. Hij vond haar kracht niet prettig.

“Ik ben de afgelopen tijd sterker geworden”, constateerde ze opnieuw. “Bovendien zijn de kinderen belangrijker. Ik houd van hen, meer dan van mezelf, meer dan …” Ze stopte en Cato voelde het bloed naar zijn gezicht stijgen toen hij de woorden die ze niet zei, zelf invulde.

De jongens, de kinderen, zijn eigen vlees en bloed. Hij had het afgelopen jaar geprobeerd niet te veel aan Gard en Vetle te denken. Als hij hen in zijn gedachten toeliet, zou het hem onderuit halen. Maar het kostte hem veel inspanning om de gedachten van zich af te houden. Hij was veel energie kwijt aan het op afstand houden van zijn gevoelens.

Ze waren bij het smalle deel van het pad aangekomen, het stuk dat tot aan de waterlijn liep. Bij de grote boom die over het water helde, moesten ze over een paar grote stenen balanceren. Een oud touw hing aan een van de takken. In de zomer werd dat door de kinderen gebruikt. Ze slingerden zich ermee boven het water en lieten dan los.

De stenen waren glad. Ze lieten zich bereidwillig op hun rug trappen. Het water gorgelde weemoedig onder hen. De stem van het water mompelde iets als dat ze het niet langer konden verdragen van steen te zijn.

Vader. Een afschuwelijk woord. Haast als een steen. ‘Vader’ was een woord dat hem uitkleedde. Hij had zijn eigen vader veel verweten, maar die was altijd trouw aanwezig geweest. Cato Isaksen keek naar de verdrietige stenen. Hij had een fijne vader gehad.

“Ik had gedacht”, zei Bente en kwam toen niet verder. Ze viel bijna in het water. Cato greep haar bij haar bovenarm. En plotseling lag haar hand in de zijne. Hij voelde de warmte als van een kachel. Elektrisch geladen en met een enorme energie. Het voelde alsof hij weer veertien was en met een heimelijk vriendinnetje over het natte pad langs het water liep. Haar lichaam liet hem niet onberoerd, zijn lid werd stijf. Zijn hart bonsde en zond een nare smaak door zijn keel naar boven.

“Ik had gedacht dat jij om de week het weekend bij ons in Asker samen met de jongens zou kunnen doorbrengen”, zei Bente kalm en stopte toen. Maar ze liet zijn hand niet los. “Dan hoeven de jongens niet bij Sigrid te zijn. Ze vinden haar niet aardig. Zij vindt hen ook niet aardig.”

Bij ons in Asker. Hij voelde hoe tranen zich met de regen vermengden. De ijzige druppels troffen zijn warme gezicht als scherpe naalden. Als kleine pijnscheuten geselden ze zijn wangen tot de wind hun verspreidde en de pijn diffuus maakte.

“Ik zal er dan natuurlijk niet zijn”, voegde ze er deemoedig aan toe.

Hij werd overweldigd door een gevoel van lust. De kracht ervan haalde hem haast onderuit. Hij keek naar Bente. Ze zag er vreemd uit. Haar gezicht werd omlijst door vochtig, plakkerig haar. Hij wilde maar een ding: haar in de greppel tussen het gras en de varens duwen. Haar in die koele vochtigheid duwen en boven op haar gaan liggen en de regendruppels van haar gezicht en haar lippen likken. Zich in haar boren, tot diep in de aardbodem. De rotatie van de aardbol voelen. De zwaartekracht die hij was kwijtgeraakt, terugvinden. Bente was de enige die hem kon redden van wat hij was geworden.

“Ik houd van je”, zei hij zachtjes. Hij moest het wel zeggen en het klonk niet banaal. Hij meende het. Hij had het nog nooit gezegd, tegen niemand.

Het dertiende sterrenbeeld
cover.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml
Section0122.xhtml
Section0123.xhtml
Section0124.xhtml
Section0125.xhtml
Section0126.xhtml
Section0127.xhtml
Section0128.xhtml
Section0129.xhtml