Cheryl therkelsen stond voor het grote raam naar de lichtbruine achtertuin te staren, waar schakeringen van bruin en groen een gemĂȘleerd patroon vormden. Haar ogen gleden langzaam over de muren. Het was zondag, de tweede zondag dat ze hier was. Ze keek naar de grijzige muur aan het eind van de tuin, gedeeltelijk verscholen achter de grote, naakte boom. Ze staarde naar de muur en zag steeds meer muren, na elkaar, door elkaar en achter elkaar. Ze staarde naar de muren en probeerde iets anders te zien. Voor het eerst sinds tijden voelde ze dat ze in een soort razernij in contact met zichzelf kwam.
Achter zich hoorde ze twee vrouwen praten over een huidbehandeling die een van hen had ondergaan.
Cheryl Therkelsen had blond, halflang, recht afgeknipt haar en blauwe ogen. Ze zag er nog steeds meisjesachtig uit, hoewel ze inmiddels zesendertig was. Misschien kwam dat door haar tengere lichaam. In het doorzichtige spiegelbeeld dat het raam haar toewierp, zag ze desondanks de lijnen rond haar ogen en mond. De lijnen die het eerste teken waren dat de tijd ook haar lichaam, haar gezicht zou kleuren. In de spiegeling in het glas leek het alsof een van de bomen buiten zo uit haar wang groeide. Cheryl stond doodstil. In haar rechterhand hield ze gedachteloos een blad papier met daarop een tekening van een tyrannosaurus. John had haar het papier vijf minuten geleden toegestoken. Ze had de tekening nog steeds niet opgemerkt. Ze stond naar de dikke tak te staren die uit haar hoofd groeide. De tak had nog geen groene bladeren, maar ze wist dat kleine loten bezig waren zich een weg naar buiten, naar het leven te banen. Laat het maar symbolisch zijn, dacht Cheryl, terwijl de stemmen van de vrouwen achter haar tot een zwak gemompel waren geworden. Haar gedachten gonsden, als een elektriciteitscentrale diep in het landschap van haar hersenen. Ze voelde zich gewichtloos, alsof ze in het water lag en haar lichaam niet kon besluiten of het zou drijven of zinken. De vrouwen achter haar praatten maar door. Hun stemmen veranderden in harde, elektrische schokken die pijnlijk door haar lichaam gingen.
Ze had verschillende keren geprobeerd naar huis te bellen. Ze was hier al een tijdje. Waarom nam hij de telefoon niet op? Ze keek naar de boom en focuste haar blik, zodat de boom in de achtertuin weer werd wat hij was. Een boom buiten, tegen een grijze muur. Toen ze haar voorhoofd weer langzaam tegen het glas liet rusten, ervoer ze hoe het haar toch goed deed hier zo te staan, gewichtloos en afwezig, met een tak vol beloftes door haar hoofd.
De angst waarom hij de telefoon niet opnam knaagde aan haar. Hij wist dat ze de kinderen mee hiernaartoe had genomen. Ze had zondagochtend met hem gesproken, meer dan een week geleden. Het was een kort gesprek geweest. Ze kon niets uit zijn stem opmaken. Maar sindsdien had hij de telefoon niet meer opgenomen. Zou hij boos zijn? Natuurlijk was hij boos. Ze had hem iedere avond gebeld, wilde hem niet op zijn werk bellen. Zou hij de telefoon niet opnemen, omdat ook hij inzag dat het was afgelopen tussen hen? Ze kon er niet meer tegen. Ze maakten elkaar kapot. Hij maakte haar kapot. Ze voelde hoe ze helemaal leeg was vanbinnen. Een leegte die ook als een zwak, vibrerend geluid tussen haar schouderbladen zat. Ja, het was afgelopen.
Ze viel van de tak af. Het geluid in haar oren kwam plotseling. Bleef daar als een kleine, wuivende hand vastzitten. Vaarwel, vaarwel. Ja, nu is het afgelopen. Vaarwel, vaarwel.