Cato Isaksen stond in de garderobe met nietsziende ogen naar de noppen op de muur te staren. Hij ging langzaam met zijn vingertoppen over het oppervlak en sloot zijn ogen. Alsof de kleine verdikkingen brailletekens waren. Hij wilde nog niet naar huis, naar Sigrid. Hij wist niet langer waar zijn huis was.

Hij draaide zijn rug naar de muur en begon zijn trui uit te trekken. Hij had besloten te gaan joggen. Zijn lichaam had behoefte aan beweging. Snel kleedde hij zich om. Deed zijn trainingspak aan en knoopte de veters van zijn oude joggingschoenen dicht. Hij was aan nieuwe toe. Terwijl hij door de gangen liep, dansten de rode folders voor zijn ogen als plagende rode lappen voor een stier.

Toen hij Akerselva in het zicht had begon hij te rennen. Hij had Sigrid gebeld om te zeggen dat de jongens niet zouden komen, dat ze een punt achter de woensdagen hadden gezet. Dat dat de reden was geweest van Bentes telefoontje die avond dat ze belde.

Hij kon de opluchting in haar stem door de telefoon heen horen. Alsof ze de loterij had gewonnen. “Maar ik kan hier nog niet weg”, was hij verder gegaan. “Ik moet eerst nog wat dingen doen.”

“Prima”, zei Sigrid.

Het joggen ging niet lekker. Zijn lichaam wilde niet echt. Hij moest zijn spieren dwingen. De drukkende pijn in zijn voorhoofd maakte dat hij steeds moest denken hoe onhoudbaar de situatie was waarin hij zich bevond. Maar hoe zou die kunnen veranderen? Zijn joggingschoenen vingen de stoten op. Zijn benen raakten langzaam opgewarmd. Zijn ogen letten op onregelmatigheden op het pad. Terwijl hij rende, gleed zijn blik over de grond heen en weer. Hij moest denken aan wat die grond onder hem zou kunnen vertellen. De grond die hier al van het begin af aan was geweest. Hij rende langs een graafmachine. De grijper had zijn bek vol aarde. De man in de cabine klom uit de grote machine.

In een flits had Cato Isaksen het hele beeld in zich opgenomen. De stukken opgebroken asfalt. Daaronder, de oude bestrating. Klinker voor klinker waren ze daar neergelegd door handen die al lang dood waren. Laag op laag grijsbruine aarde. Zure, bedompte grond die jarenlang hermetisch afgesloten was geweest. Hij had eens gelezen dat aarde die geen zuurstof kreeg, verstikte. Dat alle voedingsstoffen erin doodgingen. Bestrating en asfalt hadden lang als dikke lijkwaden gefungeerd. Hoe zou het hier vroeger zijn geweest? Vóór de auto’s en de uitlaatgassen, vóór de huizen. Hij verbeeldde zich dat mensen in doorzichtige, grijze kleren hem over het pad tegemoet liepen. Vrouwen met kinderen op hun arm, oude mannen die zwaar waren beladen. Arbeiders, arme mensen. Hoeveel was een generatie, een leven eigenlijk waard? Ze waren niets anders dan een korte opflakkering. Een seconde van vreugde en verdriet. Is de luit die je rust brengt, niet dezelfde boom als die door messen is uitgehold? De vreugde en het verdriet komen tegelijk. Als de een met je aan tafel zit, slaapt de ander in je bed. Hij moest denken aan Bente in bed. Halfbedekt door een deken in zachte kleuren. Hij dacht aan zijn vader, die was overleden en die onder een dikke laag aarde op het kerkhof Vestre Gravlund lag. Aan zijn moeder, even stak zijn slechte geweten de kop op. Hij had haar al weken niet in het verpleegtehuis opgezocht. De grond was onder hem. Trok hem naar zich toe. Vóór de stad waren hier bossen, bomen en struikgewas geweest. Precies op deze plek.

In de doorsnede vlak naast waar de grijper lag te wachten, had hij de resten van een dierenskelet gezien. Misschien van een vos. Hij had oude, lichtbruine en grijsachtige wortels gezien. Ze waren onbarmhartig in de afgesloten aarde bewaard. Daar waren ze gestorven, jaren geleden, midden in hun mooiste bloeitijd. Ze waren zo dun en teer dat ze zouden verpulveren op het moment dat de ijzeren klauw in hun buurt zou komen. Hoe lang hadden de planten daar op hun bevrijdende verrotting gewacht? In de grijper van de graafmachine had hij stenen gezien en een paar oude, grote zaadgewassen die aan de tanden van de krachtige onderkaak hingen.

Elke keer dat zijn voeten de grond raakten, hoorde hij een doffe, kleine bons alsof er geheime holtes onder het asfalt zaten. Net als in hemzelf, onder zijn asfalthuid, onder de aarde van het lichaam.

Cato Isaksen had gedoucht en stond zich aan te kleden. Roger Høibakk hield zijn gezicht onder de kraan terwijl hij het water liet stromen. Ze hadden hem gevraagd om een wacht in de meldkamer op zich te nemen. Ze kwamen mensen tekort, hij had het geld nodig. “Het wordt een lange nacht”, zei hij. “Myklebust was hier trouwens nog even. Ze heeft naar je gevraagd. Ze is nog steeds verkouden.”

De telefoon rinkelde op het moment dat Cato Isaksen de deur van zijn kamer opendeed. Het was Bente. Zijn hart begon te bonzen. Het zweet stond in zijn handpalmen. Hij ging zitten en wachtte op wat ze zou zeggen, leunde met zijn ellebogen op het koele bureaublad en voelde dat het joggen hem ondanks alles goed had gedaan. Hij vroeg of ze al eerder had gebeld. Dat was niet zo. “Ik kwam namelijk net binnen”, zei hij.

“Ik moet met je praten”, begon ze op besliste toon.

“Is er iets gebeurd? Is er iets bijzonders?”

“Nee, hoor”, zei ze snel. “Ze waren blij dat ze woensdag niet hoefden.”

Het werd hem slecht te moede. “Mooi”, zei hij terwijl hij zich gekwetst voelde.

Ze zei dat het goed zou zijn als ze elkaar konden ontmoeten, om verder over de jongens te praten. “Er zijn meer dingen”, zei ze.

“O”, zei hij. “Wat dan?”

“Ik wil dat we er samen over praten, niet alleen maar door de telefoon”, zei Bente. Ze zei dat ze hem niet thuis wilde bellen. Ze wilde niet het risico lopen met Sigrid te moeten praten. Ze was blij dat hij op zijn werk was. Hij kon aan haar manier van praten horen, dat ze het meende.

Voor Sigrid was Bente een gevaarlijk iemand. Haar bestaan betekende voortdurend dat er problemen konden komen. Sigrid was bang voor alle jaren die Cato met Bente verbonden, en omgekeerd. Sigrid zag Bente in de kleren die hij droeg, in zijn steeds meer overheersende zwijgen, in de boeken die hij las, in het postzegelalbum dat hij van Vetle had gekregen, in het fotoalbum dat hij had meegenomen. Dat was ook het enige wat hij had meegenomen, het bruine album van skai en zijn kleren.

Bentes stem was zangerig en hoog. Hij vond het prettig haar stem te horen. Zijn schouders zonken een beetje ineen, zijn wang rustte tegen de hoorn. Hij hief het hoofd op en zag dat de namiddagzon op een hoek van zijn bureau viel. Daar als een kleine gele vlek lag te luisteren.

Hij zag zijn gezicht in de glimmende voet van de lamp die rechts van hem oprees. Zijn gezicht zag er langzaam uit. Zijn ogen leken wel aan zijn psyche vastgevroren. Als je dag in dag uit werkt met mensen die een ander hebben vermoord, mensen die een grens hebben overschreden, iets hebben gedaan wat nooit kan worden teruggedraaid, dan moet dat wel zijn sporen nalaten. Cato Isaksen had veel moordenaars gezien, ingetogen, beleefde en sympathieke figuren. Sommigen van hen bezaten een psychologisch verdringingsmechanisme en straalden een onbegrip uit dat hen tegen hun eigen persoonlijkheid beschermde. Anderen ontbrak het aan elk charisma en waren ronduit onsympathiek. Terwijl Bente praatte, werd hij verteerd door een gevoel van verdriet. Het viel niet mee om zich door de alledaagsheid in slaap te laten sussen. Zijn privé-leven voelde haast als een belasting, als een nepleven. Een surrogaatleven, ver verwijderd van het echte leven. Ververwijderd van echte mensen. De moordenaars. Hij zag nu in dat veel van dit alles voor hem reden was geweest om weg te gaan. Hij had misschien gedacht dat alles anders zou worden, dat het opnieuw beginnen hem van al het oude zou bevrijden. Hij vloekte.

Was zijn gevoel dat alles stilstond de reden geweest, dat hij bij Bente was weggegaan? Had hij zich in een nieuwe relatie gestort in de hoop zijn eigen stabiele psychische gezondheid te kunnen heroveren? Of was het de hopeloze leugen om nog een keer jong te zijn?

Plotseling realiseerde hij zich dat hij zichzelf miste. Hij hoorde niet wat Bente zei. Zijn grootste angst was de angst zichzelf kwijt te raken. Hij kon sterven, de jongens konden sterven, Bente en Sigrid konden sterven. Veranderen in koude, witte lijken. Sigrid haatte Bente.

Hij zuchtte en had het gevoel dat hij een gladde schaal was en dat zijn binnenste niet in die schaal thuishoorde. De werkelijke Cato Isaksen had een andere kleur, een andere geur. Hij werd weer door haar stem ingehaald. Ze stelde voor dat ze elkaar de volgende dag zouden ontmoeten, bij het Semsvann. Hij zat zich af te vragen hoe laat hij klaar zou kunnen zijn. Hij sprak met haar af om halfzes, op de parkeerplaats van de proefboerderij.

Het dertiende sterrenbeeld
cover.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml
Section0122.xhtml
Section0123.xhtml
Section0124.xhtml
Section0125.xhtml
Section0126.xhtml
Section0127.xhtml
Section0128.xhtml
Section0129.xhtml