Langs een steil trapje ging je naar beneden. Het bingozaaltje deed nog het meest aan een schuilkelder denken. De donkere kelderruimtes werden verlicht door ontelbare tl-buizen aan het grijze plafond. Langs een van de wanden zat een rij smalle raampjes tegen het plafond aan. Door de kleine, smerige vensterglazen kon je vaag het onderste deel van drukke broekspijpen en jassen onderscheiden.

Toen de rechercheurs aankwamen, om kwart over één op zondag vijf mei, zat het zaaltje al bijna vol en zag het blauw van de sigarettenrook. Recht tegenover de deur zaten twee dames achter een formicatafel kaarten te verkopen. “Dubbele rij of volle kaart?”

Cato Isaksen pakte vijftig kronen en kocht van de dikke dame twee gewone kaarten. Toen ze hem het wisselgeld gaf, viel hem op hoeveel poeder ze op haar gezicht had. Hij gaf een van de kaarten aan Roger Høibakk, die er niet begrijpend naar keek. “Doe maar gewoon of je speelt” zei Cato Isaksen, “ik heb er ook geen verstand van.”

“Daar staan potloden”, zei de dame.

Achter in het zaaltje was een verhoging, waar aan weerszijden iets was opgehangen wat op een toneelgordijn moest lijken, maar wat waarschijnlijk van plastic was. Een oudere, beetje dikke man, die sprekend op Simon Andersen leek, stond er met een microfoon te prutsen. Hij zou de nummers oplezen.

Een dame van in de vijftig met veel te grote oorbellen en een zwarte angora trui met opgestikte zilverkleurige kralen liep het toneel op en pakte de microfoon. Met een krachtige stem, die klonk alsof ze gewend was in het openbaar te spreken, heette ze iedereen welkom en vertelde dat het spel precies om halftwee zou beginnen.

Cato Isaksen kocht een cola en plofte in de verste hoek aan de lange tafel naast Roger Høibakk neer. Een dame in een grijze jas met diepe rimpels onder haar ogen, ging stilletjes aan dezelfde tafel zitten. Ze keek hen niet aan. Aan de tafel voor hen zaten drie allochtonen. Een tiener en twee volwassenen, naast hen zat een echtpaar van middelbare leeftijd.

De man op het toneel stopte zijn witte overhemd in zijn broek en kondigde aan dat het spel zou beginnen. Daarna begon hij monotoon de getallen op te lezen. “Vijfentwintig – vijfentwintig. Zes – zes, achttien – achttien, drieëndertig – drieëndertig.” Toen de man twee à drie minuten lang getallen had opgelezen, brulde plotseling iemand: “Bingo!”

Een spichtige vrouw met stug, grijs krulhaar en een moedervlek op haar ene wang baande zich een weg tussen de tafels door. Ze pakte de kaart aan en herhaalde de getallen in haar eigen, draadloze microfoon. Daarna kwam een meisje van in de twintig aansnellen met een pak koffie voor de trotse, gelukkige winnares.

De man op het podium ging verder met het opnoemen van getallen. Dat iemand vrijwillig zijn zondag in dit volle, met rook gevulde zaaltje doorbracht, was voor Cato Isaksen een raadsel.

Na tien rondes was er een korte pauze en werden er nieuwe kaarten verkocht. Hij liep snel naar de gezette dame met de poeder en het veel te gele haar. Hij liet zijn legitimatiebewijs zien, en vroeg of zij Simon Andersen had gekend. De vrouw keek vermoeid naar de kaart die hij haar voorhield en wees ongeïnteresseerd naar een magere vrouw in een paarse overhemdblouse. “Vraag Marry van de delicatessen. Zij kende hem het best.” De vrouw knipperde veelzeggend met haar ogen, en vroeg de volgende koper waar ze hem mee van dienst zou kunnen zijn.

De vrouw met de paarse blouse, hij schatte haar in de vijftig, zat de kaart van haar vriendin te bekijken toen Cato Isaksen zich van achteren over haar heen boog en vroeg of hij even met haar kon praten. “Bent u van de politie?” Ze draaide zich snel om en doofde haar sigaret in een asbak die een van de andere dames voor haar ophield. Ze had vuurrode nagellak op haar lange nagels. Cato Isaksen knikte even. De vriendin keek hen nieuwsgierig na toen ze naar de kleine garderobe liepen.

Ze keek hem onderzoekend aan. “Heeft het met Simon te maken?”

Cato Isaksen knikte. “Dit is geen officieel verhoor”, zei hij kort, “we willen alleen nagaan in welke kringen Simon verkeerde. Ik vroeg me af of u ons iets zou kunnen vertellen, iets waarvan u denkt dat het van belang zou kunnen zijn.”

“Allemachtig, nee”, zei de vrouw terwijl ze met haar sigaret zat te spelen. “Wie heeft er zitten roddelen?”

“Hoe bedoelt u?”

“Ze waren allemaal jaloers.” De vrouw nam een diepe trek en blies de rook uit tussen haar dunne lippen. “Het was een knappe man, begrijpt u. Dat u het maar weet. Ze weten het allemaal.”

“Wat?”

“Wat nou, wat! Jezus, man. Mijn man is twintig jaar geleden gestorven. Dus u begrijpt.”

“U had een verhouding met hem.”

De vrouw gaf geen antwoord, ging gewoon verder met haar hese stem: “Zijn vrouw Gerd klaagde altijd, bij alles wat hij deed. Simon was een goedzak.”

De deur naar het zaaltje ging open. “Jeminee, ben je hier nou nog?” Het was haar vriendin.

“Ik kom eraan. Speel jij voor mij?”, zei Marry van de delicatessen, en gaf haar de bingokaarten.

Marry leunde tegen de muur en rustte met haar hoofd tegen de lichtgroene stenen. “Ik nam altijd wat lekkers voor hem mee naar huis. Voor als hij kwam. Hartige taartjes en garnalensalade, Italiaanse salade, vis. Restjes, u weet wel. Simon vond alles lekker.”

“Kwam hij bij u thuis?”

“Bij mij, ja. Ik heb een klein optrekje hier in de straat.” De vrouw zag er plotseling verdrietig uit. “Het lijkt Gerd allemaal niet zoveel te doen. Ze zit binnen te spelen.”

“Hier?” Cato Isaksen boog naar voren en keek door de deur.

“Helemaal vooraan. Ziet u haar?”

Cato Isaksen knikte en draaide zich weer naar de vrouw om. Heeft u enig vermoeden waarom hij werd vermoord?”

“Geen idee.” Ze schudde haar hoofd en zag eruit alsof het haar oprecht speet. “We hielden allemaal van hem. De jongens zitten vast bij Flabben. Probeer het daar maar eens.”

“Gerd Andersen vertelde dat hij af en toe een paar dagen wegbleef. Ze wist dan niet waar hij was. Wist u dat?”

“Niet bij mij in elk geval”, snoof de vrouw. “Hij bleef nooit slapen. Het was een fatsoenlijke vent en hij was tenslotte getrouwd. Nee, dan was Simon bij de jongens. Als het warm weer was, zaten ze onder de bruggen, of in de boot van Eide.”

“Te drinken?”

De vrouw haalde haar schouders op. “Drinken is zo erg nog niet”, zei ze terwijl ze verlangend door de glazen deur naar de anderen keek die zaten te spelen. Het monotone stemgeluid van de man die de cijfers oplas, gonsde de hele tijd door het zaaltje. “Ik weet niets, niemand die ik ken zou Simon willen vermoorden. Hij had last van zijn zenuwen, weet u, het was een zenuwpees. Wanneer het weer zover was, huilde hij. Dat was alles wat hij dan deed, die grote man, huilen. De oorlog, weet u. Die heeft veel op zijn geweten.”

“Ik weet het niet”, Cato Isaksen aarzelde, “eigenlijk had u mee moeten gaan naar het bureau om deze vragen te beantwoorden, maar …”

“Ik ga niet mee naar het bureau”, snoof de vrouw voor hem, “wilt u ergens antwoord op hebben, dan moet dat hier.”

Cato Isaksen zuchtte. “Ik wil een eerlijk antwoord”, zei hij rustig, “anders moet ik u oproepen voor een officieel verhoor.”

De vrouw keek hem angstig aan en haar stem klonk iel. “Ik zal eerlijk antwoord geven, maar ik moet snel weer naar binnen om te spelen.”

“Had Simon Andersen contact met prostituees?”

“Met prostituees? Nooit!” Marry van de delicatessen stampte met haar kleine voet op de stenen vloer.

“Nooit van z’n leven”, zei ze kwaad.

Flabben lag aan de overkant van de straat tegenover het bingozaaltje. Een droefgeestig, bruin café waar ze kleffe broodjes serveerden en verder alleen maar drank. ’s zondags alleen bier, stond op een papier op de deur. Aan een tafeltje achter in de zaak zaten drie mannen, verder was de zaak leeg.

Toen Cato Isaksen en Roger Høibakk binnenkwamen, stond de jongste op en drukte zijn sigaret uit. Het bleek de eigenaar te zijn. De oudste, een klein tenger mannetje in een blauw, strakzittend gewatteerd jack, pakte vlug zijn pakje shag en aansteker, probeerde die in zijn hand te verbergen en stopte ze in zijn zak, waarna hij half overeind kwam, alsof hij wou vertrekken.

Cato Isaksen vroeg het trillende mannetje weer te gaan zitten. Roger Høibakk plofte op een lege stoel aan het tafeltje ernaast neer en haalde zijn legitimatiebewijs tevoorschijn.

De eigenaar keek de rechercheurs angstig aan, en de oude man begon verschrikkelijk te hoesten. Het holle geluid was akelig om aan te horen.

Cato Isaksen bestelde koffie voor Roger en zichzelf en ging aan hetzelfde tafeltje als zijn collega zitten. Hij dacht aan het volle bingozaaltje. Zou dat de schakel kunnen zijn?

“Kenden jullie Simon Andersen?” begon hij.

Het magere mannetje slikte nerveus en droogde zijn handen af aan zijn glimmende jack. Zijn gezicht was getekend door jarenlang alcoholgebruik. De blauwachtige neus, de dunne aderen op zijn wangen, de holle ogen.

“Simon, ja”, zei de eigenaar terwijl hij weer ging zitten. Cato Isaksen nipte van de koffie die de eigenaar op het tafeltje had gezet.

De derde, een man van een jaar of veertig, met een duidelijk Noord-Noors accent, nam het woord. “Andersen was de beste van ons allemaal”, knikte hij ernstig en streek over zijn kale hoofd. “Andersen was de beste.”

“Juist ja, maar in welk opzicht?” vroeg inspecteur Cato Isaksen.

“Tsja”. De man ging verder. “Andersen was een betrouwbare kerel, een vriendelijke man.”

“Er was nooit trammelant met hem”, voegde de eigenaar eraan toe en stond op toen de deur openging. Het waren twee jonge jongens, allebei met een skateboard onder hun arm. Ze wilden ieder een cola. Ze gingen aan een tafel bij het raam zitten en bladerden in een catalogus met videofilms.

De oude alcoholist zat met zijn shagje te knoeien.

“Waren jullie goede vrienden van hem?”

“Wat noem je goed? Er zijn anderen die hem beter kenden. Ga maar naar de overkant naar de bingo en vraag daar.”

“Daar zijn we net geweest”, zei Cato Isaksen.

“Ragnvald en Tobias, dat waren zijn vrienden. Ze trokken al jaren met elkaar op.”

“Waar kunnen we hen vinden, en hoe heten ze van hun achternaam?”

“Ze wonen nu eens hier en dan weer daar”, zei de eigenaar terwijl hij weer achter de bar ging staan. “Hoe ze verder heten, weet ik niet.”

De twee jongens stonden op en gingen weg.

“Nee, geen idee”, zei de noorderling. “Anton?” Hij porde de dunne man voorzichtig in zijn zij. “Hoe heten ze nog meer?”

“Tsja.” De alcoholist schudde het hoofd en stak trillend het dikke shagje in zijn mond.

Cato Isaksen bekeek de drie mannen één voor één. Een armzalig zootje, dacht hij.

“Het is hier net als bij ons in het noorden, deze buurt hier”, zei de noorderling plotseling, alsof hij de gedachten van de rechercheur gelezen had. “Wij geven om elkaar.”

Cato wierp een vlugge blik in de richting van Roger Høibakk. Deze haalde zijn kam tevoorschijn en begon zijn haar te kammen. Hij was duidelijk in verlegenheid gebracht, moest iets om handen hebben.

“Misschien weet zijn vrouw het”, zei Cato Isaksen.

“Gerd.” De noorderling lachte. “Nee, dat geloof ik niet. Ze mocht zijn vrienden niet.”

Cato Isaksen schraapte zijn keel. “Salons”, zei hij. “Geef eerlijk antwoord. Zijn er veel in deze buurt?”

“Salons? Bedoelen jullie massagesalons?” De mannen keken elkaar aan en schudden langzaam het hoofd. “Ik weet er één, hier in de straat”, zei de eigenaar.

“Twee”, zei het magere mannetje bibberig. “De kapster. Die blonde.” Zijn stem was niet meer dan een zwak gepiep.

“Zij heeft een privébedrijfje, geen salon”, zei de eigenaar.

Cato Isaksen maakte aantekeningen. “Had Simon Andersen daar iets mee te maken?”

“Nee.” De man met het bolle hoofd keek Cato Isaksen intens aan. “Absoluut niet”, zei hij. “Simon scharrelde best wel eens, onder andere met Marry. Maar hij betaalde er nooit voor. Nooit van z’n leven.”

Roger Høibakk, die tot nu toe zijn mond had gehouden, boog zich over de tafel heen en vroeg of zij enig idee hadden waarom iemand Simon Andersen had willen vermoorden, als hij zo aardig was als iedereen beweerde.

De eigenaar en de noorderling bleven het antwoord schuldig en schudden het hoofd. De oude alcoholist concentreerde zich volledig op het rollen van een nieuw shagje.

“Als we dat zouden weten, dan hadden we hem verdomme wel gepakt. Dan hadden we Anton erop afgestuurd”, zei de noorderling en legde kameraadschappelijk zijn arm rond het iele mannetje. Toen begon hij te lachen.

Het dertiende sterrenbeeld
cover.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml
Section0122.xhtml
Section0123.xhtml
Section0124.xhtml
Section0125.xhtml
Section0126.xhtml
Section0127.xhtml
Section0128.xhtml
Section0129.xhtml