22
Ik zou het nooit gevonden hebben als die verkeerslichten er niet waren geweest.
Ik had de zuidelijke landtong verlaten en reed de buitenwijken van de stad binnen op het moment dat restaurants veranderden in bars, vrouwen erover dachten hun naaldhakken in de hoek te gooien en normaal heel rustige echtparen nog dat ene glaasje raki extra namen.
De verkeerslichten – op een drukke kruising met op de ene hoek een club en op de andere een bouwplaats – sprongen van groen op oranje. Ik was er dicht genoeg bij om het verkeerslicht nog te kunnen halen, maar er waren zoveel brommers die er hun eigen regels op na hielden en voetgangers die haast hadden, dat ik het niet durfde te riskeren.
Terwijl ik wachtte tot het licht op groen sprong, wierp ik een blik op de bouwplaats. Tussen de graffiti voor allerlei politieke partijen zag ik een gescheurde poster die reclame maakte voor een de hele nacht durend feest op de avond van Zafer Bayrami. Er stond een gestileerde tekening van de haven op, met het Franse Huis boven aan de landtong en de gigantische ‘bom van het fosfor’ die erboven explodeerde. Het was gewoon magnesiumschraapsel, dacht ik afwezig, me mijn scheikundelessen op Caulfield Academy herinnerend. Het was hetzelfde materiaal dat fotografen vroeger gebruikten als flitslicht, ratelde ik in gedachte maar door.
Toen overviel me een idee zo uitzinnig dat ik het voor mezelf moest herhalen. En daarna leek het zo mogelijk nog uitzinniger.
Ik wist dat Dodge in de bibliotheek had gezeten toen het vuurwerk losbarstte – dat had Cumali gezegd en er was geen bewijs van het tegendeel. Dat betekende dat hij in de leren stoel had gezeten, met een paar gigantische spiegels achter zich, toen het magnesium ontbrandde buiten de hoge glazen deuren. Er was een kans, bedacht ik, dat die schijnbaar losse elementen – het magnesium en de spiegels – het bewijs zouden leveren dat ik zo wanhopig graag wilde.
Ik was zo enthousiast over het idee dat het even duurde voordat ik merkte dat de chauffeurs achter mij toeterden en dat het licht groen was. Ik gaf gas, bladerde met één hand door de dossiers die Cumali me had gegeven, vond een notitie van de lijkschouwer, met haar telefoonnummer eraan vastgehecht, en pakte mijn mobiele telefoon. Ik was al halverwege het intoetsen van haar nummer toen ik me realiseerde dat een vrouw met een kind van zes misschien niet blij zou zijn als ze zou worden gewekt en trouwens, wat kon ze zo laat op de avond uitrichten?
Ik besloot daarom naar mijn hotel te rijden, het internet op te gaan, de homepage van het Uffizi in Florence op te zoeken en alle daar vermelde mailadressen te bestoken met mijn telefoonnummer en een dringend verzoek om hulp.
Het Uffizi Paleis, ooit de woning van de Medici’s, was een van Europa’s beroemdste musea en het bezat de mooiste collectie renaissanceschilderijen ter wereld. Bill en Grace hadden me als kind wel een keer of vijf daar naartoe meegenomen en bij een van die gelegenheden – het bezoek waar ik het meest van genoten had – had Bill geregeld dat we een kijkje mochten nemen bij wat de directeur bescheiden hun ‘werkplaats’ noemde: een restauratieatelier dat zijn gelijke niet kende. Het was dat atelier dat ik nu nodig had en ik hoopte dat als het personeel de volgende ochtend vroeg op hun werk zou komen, ze mijn bericht zouden zien en contact met me zouden zoeken.
Ik parkeerde voor het hotel en liep naar de balie voor mijn sleutel. De manager overhandigde me weer een envelop.
‘Ik hoop dat dit geen nieuws is van het type dat meneer Brodie David Wilson de grote ellende zou bezorgen,’ zei hij. De envelop was niet dichtgeplakt en ik nam aan dat hij de inhoud al gezien had en dat het me dus vrijwel zeker grote ellende zou bezorgen.
Ik had gelijk. Hij kwam van Leyla Cumali, die me meedeelde dat ze mijn ‘verzoek’ om uitstel betreffende het sluiten van de zaak-Dodge had besproken met haar meerderen.
‘Na nog eens het dossier en alle relevante documenten te hebben bekeken, hebben mijn meerderen besloten dat er geen gronden zijn om het uitstel te rechtvaardigen.’
Ze zei dat het hoofd van de politie en zijn assistenten hadden geconcludeerd dat het duidelijk een kwestie van ‘dood door een ongelukkig toeval’ was en het dossier zou dan ook de volgende ochtend naar Ankara gestuurd worden. Het lichaam van Dodge zou worden vrijgegeven om te worden begraven en de paspoorten van vrienden en kennissen zouden worden teruggegeven en ze mochten de stad onmiddellijk verlaten.
‘De politie van Bodrum dankt u voor uw belangstelling en is er trots op de fbi alle mogelijke steun te hebben mogen verlenen,’ schreef ze. ‘U kunt, indien gewenst, de kopieën van het door ons verschafte materiaal bewaren voor uw dossiers.’
Geen wonder dat Cumali een beetje al te gemakkelijk leek te hebben toegegeven. Als de politie echt zou doen wat ze hadden besloten, kon ik het verder wel vergeten – de aanwezigheid van de fbi in Bodrum zou niet langer nodig zijn en het heropenen van het onderzoek zou onmogelijk worden. Het lichaam zou verdwijnen en alle potentiële getuigen zouden uitzwermen over de wereld. Ik had de neiging onmiddellijk Cumali te bellen, maar mijn kalmere ik kreeg de overhand. Ik kon haar de volgende ochtend ook nog bellen; mijn prioriteit lag bij het Uffizi.
De manager hield me nauwlettend in het oog en ik vertelde hem dat het leven vol ellende was, maar dat dit type probleem voor Brodie David Wilson geen vreemde was. Jezus, ik was zo moe dat ik net als hij begon te praten. Ik ging naar mijn kamer en na het Uffizi te hebben gebombardeerd met e-mails, wilde ik alleen nog maar in bed kruipen.
Maar er was nog een telefoontje dat ik moest plegen. Ik stopte de accu in mijn telefoon en belde Ben Bradley. Ik vertelde hem dat de plaatselijke politie ervan overtuigd was dat de dood van Dodge een ongeluk was en dat ze de zaak wilden sluiten.
‘Jezus,’ antwoordde Bradley.
‘Ja. En ze vergissen zich nog ook. Ik ben met iets bezig om de zaak geopend te houden, maar je kunt het maar beter ook aan de andere geïnteresseerden doorgeven.’
‘Kan ik verder nog iets doen?’ vroeg Bradley.
‘Ik apprecieer je aanbod,’ antwoordde ik, ‘maar het is mijn rotzooi en ik zal het moeten opruimen.’
Ik hing op, maar liet de accu in de telefoon zitten, voor het geval er een dringende oproep was. Zo moe als ik was, had ik de slaap nog niet gevat of het ding begon te rinkelen. ‘Dat vergat ik nog te vragen,’ zei Bradley, ‘maar wanneer denk je te weten of jouw idee heeft gewerkt?’
Ik wist dat dit van Fluisteraar kwam en ik kon bijna de paniek in zijn stem horen.
‘Morgen rond deze tijd,’ zei ik. ‘Het is mogelijk dat ik morgenochtend naar Italië moet.’