8
Het was het ergste telefoongesprek dat ik ooit had gevoerd. Niemand was kwaad, niemand schreeuwde of beschuldigde me, maar het gevoel van mislukking en angst was overweldigend.
Nadat ik afscheid had genomen van de directeur van de Mabahith, bracht een van de zwarte suv’s me naar de niet veel verderop gelegen, zwaarbeveiligde compound waarin het Amerikaanse consulaat huisde. Carter van de cia in Beiroet had ze al gebeld over mijn komst, dus ik was vrij snel langs de antizelfmoordbarrières en de controleposten.
Eenmaal binnen nam de jonge officier van dienst aan dat ik een bed wilde en maakte aanstalten me mijn kamer te wijzen, maar ik hield hem halverwege de lift tegen en zei dat ik een telefoon nodig had in de zogenaamde Tempest-zone van het gebouw – een ruimte die speciaal was ontworpen om elektronisch afluisteren tegen te gaan. De Mabahith en ik mochten dan in goede sfeer afscheid van elkaar hebben genomen, dat betekende nog niet dat ik hen vertrouwde.
De officier aarzelde. Hij vroeg zich waarschijnlijk af wie ik was en begon toen elektronische sloten op bomvrije deuren te activeren en leidde me diep het gebouw in. We kwamen langs een interne bewakingspost die me duidelijk maakte dat we de burelen van de cia betraden, voordat we in een klein vertrek belandden met alleen een bureau en een telefoon. Het was de meest nietszeggende plek die ik ooit had gezien; hij onderscheidde zich alleen door het absolute ontbreken van geluid.
Ik sloot de deur, activeerde het elektronische slot, pakte de telefoon en vroeg de telefonist me door te verbinden met het Oval Office.
De telefoon werd direct opgenomen en ik hoorde de stem van de president. Hij klonk doodmoe, maar het was ook duidelijk dat zijn energie weer een opkikker kreeg door de verwachting van goed nieuws. Ik had hun verteld dat ik de volledige naam van de Saraceen zou hebben, plus zijn geboortedatum en waarschijnlijk een foto. Die had ik ook, maar ik had alleen niet voorzien dat ze nutteloos zouden zijn.
Fluisteraar maakte duidelijk dat hij meeluisterde en ik denk dat hij uit mijn vlakke begroeting al kon opmaken dat hem een ramp boven het hoofd hing. Zoals het een goede bureauchef betaamt, had hij geleerd elke nuance in het gedrag van zijn mannen te onderkennen. ‘Wat is er?’ vroeg hij gespannen.
Ik vertelde het hem keihard en afgemeten en recht voor zijn raap, zoals in die verslagen van ongelukken die je in de krant leest. Ik zei dat we, ondanks al onze inspanningen en ondanks de grote belofte van een paar uur geleden, niets hadden waar we verder mee konden. Helemaal niets.
Er viel een verschrikkelijke stilte.
‘De ene minuut ben je het haantje, de volgende minuut een geplukte kip,’ zei Fluisteraar ten slotte. ‘Wat een klap...’
‘Ja, neergehaald en uitgeteld,’ voegde de president eraan toe. De uitputting, ontdaan van het fineer van de hoop, kwam nu luid en duidelijk over.
‘En hoe zit het met de anderen?’ vroeg ik. ‘Al die mensen die op zoek zijn naar de nucleaire ontsteker? Is daar al iets van bekend?’
‘Honderdduizend mensen en helemaal niets,’ antwoordde Grosvenor.
‘Ik denk dat we nooit een echte kans hebben gehad. Ik denk dat we in de perfecte storm terecht zijn gekomen...’ begon Fluisteraar te zeggen.
‘Een onbeschreven blad dat helemaal alleen opereert,’ zei ik.
‘Een onbeschreven blad, ja. Maar niet helemaal solo... nee,’ antwoordde hij.
‘Hoe bedoel je?’
‘Hij moet in Afghanistan in elk geval voor korte tijd hulp hebben gehad. Een man in zijn eentje kan geen drie gijzelaars nemen.’
Hij had gelijk, maar het leek niet meer belangrijk en trouwens, de president was alweer een stap verder.
‘We pakken de vrouw op – hoe heet ze ook al weer, Cumali? – en wel zo spoedig mogelijk. Is dat het plan?’ vroeg hij aan Fluisteraar.
‘Ja. Pelgrim denkt dat ze van niets weet, ja toch?’
‘Ja, daar komt het wel op neer,’ zei ik. ‘Maar zoals Fluisteraar u waarschijnlijk al verteld heeft, meneer de president, heeft ze een manier om in contact te komen met hem en ik denk dat daar een valstrik zit. Ze zal een letter op de verkeerde plek zetten, een ander woord gebruiken en dat zal hem waarschuwen dat hij moet vluchten.’
‘Misschien dat je gelijk hebt,’ zei de president. ‘Hij heeft verdomme ook een overlijdensakte gekocht, dus hij is er slim genoeg voor, maar toch moeten we het proberen.’
‘Ik zal er snel een team op afsturen,’ zei Fluisteraar. ‘We halen haar uit Turkije en brengen haar over naar Bright Light.’
Bright Light was de codenaam voor Khun Yuam, de geheime gevangenis van de cia aan de grens van Thailand en Birma. Het verhaal ging dat als iemand door Bright Light was opgeslokt, hij nooit meer boven water kwam. Het was vreemd – gezien de omvang van de gebeurtenissen die ons te wachten stonden – maar ik moest onbewust denken aan de kleine jongen en wat er met hem zou gebeuren. Terug naar een weeshuis in Turkije of de Gazastrook, nam ik aan. Waar het ook was, er zou weinig lachen en buigen meer bij zijn.
‘Tegen het ochtendgloren, of in elk geval rond die tijd, zal ik een bevel doen uitgaan,’ zei de president, ‘om alle grenzen te sluiten. We zullen het land naar beste vermogen isoleren: vliegvelden, grensovergangen, havens, alles wat we maar kunnen bedenken.’
Het was duidelijk dat ze nog steeds uitgingen van een menselijke vector en zelfs als ze gelijk hadden wat betreft de methode van besmetting, dan nog kwamen er elk jaar een half miljoen illegale immigranten het land binnen – een goede indicatie dat elke poging om de grenzen af te sluiten weinig nut zou hebben. Zoals de oude viroloog al zei: vroeg of laat moeten we allemaal zitten aan het banket van de consequenties.
Ook al dacht ik niet dat hun plan zou werken, toch zei ik niets. Ik had geen alternatief, dus het zou nogal pedant zijn om er de vloer mee aan te vegen zonder iets beters te bieden te hebben. Ze deden hun best om het land overeind te houden, dat was alles.
‘We hoeven niet te zeggen dat het om pokken gaat,’ opperde Fluisteraar. ‘We zouden kunnen aanvoeren dat het om een heel besmettelijke vogelgriep ging. Dat is natuurlijk ook niet niks, maar het brengt niet diezelfde paniek met zich mee. Zodra je “pokken” zegt, wordt het een soort Mount Everest – het creëert zijn eigen weer.’
‘Nee,’ antwoordde Grosvenor, hij had er duidelijk ook over gedacht. ‘Wat gebeurt er als de waarheid naar buiten komt? Onze enige hoop is de medewerking van het publiek. De Amerikanen stijgen in dergelijke gevallen altijd boven zichzelf uit. Verraad ze en je bent verloren. Eén vector, één aanwijzing, dat is alles wat we nodig hebben en dan kunnen we het spoor in omgekeerde richting volgen. Ik zal ook zorgen dat het vaccin wordt vrijgegeven. Ik weet niet of het zal helpen, maar we moeten alles proberen en gebruiken wat we hebben.’
‘Ja, meneer,’ zei Fluisteraar. ‘En hoe zit het met jou, Pelgrim? Kom je naar huis?’
‘Ik ga naar Gaza,’ zei ik.
Fluisteraar was de eerste die zich herstelde. ‘Een Amerikaan in Gaza, in zijn eentje, zonder dekmantel? Ze zullen in de rij staan met hun bomgordels en honkbalknuppels... binnen een dag ben je dood.’
‘Ik heb met de Saoedi’s gesproken, ze hebben daar wat mensen die me kunnen helpen.’
‘Dat betekent dat de rij nog maar half zo lang is.’
‘Al-Nassouri was daar, het is het enige spoor dat we nog hebben.’
‘Je hoeft dit niet te doen,’ zei de president. ‘Hem niet vinden heeft geen weerslag op jou. Integendeel. Toen we elkaar voor het eerst ontmoetten, vroeg ik Fluisteraar om nog even te blijven. Ik vertelde hem dat jij de koelste klootzak was die ik ooit had ontmoet. Ik realiseerde me niet dat je ook de beste bent. Je hebt fantastisch werk verricht.’
‘Dank u,’ zei ik alleen maar.
‘Ik zal je geen presidentiële aanbevelingsbrief geven,’ zei hij, in een poging de sfeer wat op te vrolijken. ‘Daar heb je er al een van.’
‘Plus de golfballen,’ antwoordde ik.
Ze lachten, en dat bood me de kans. ‘Als ik u één ding mag vragen, meneer?’ zei ik.
‘Ga je gang,’ antwoordde hij.
‘Er is een hacker die we uit Leavenworth hebben gehaald en die fantastisch werk voor ons heeft verricht. Zou het mogelijk zijn hem niet meer terug te sturen?’
‘Een pardon, bedoel je?’
‘Als dat zou kunnen,’ zei ik.
‘Wat denk jij ervan, Fluisteraar? Ken jij die kerel?’
‘Ja, inderdaad uitstekend werk, ik zou het verzoek steunen.’
‘Oké, ik krijg zijn naam wel van Fluisteraar en dan zal ik ervoor zorgen.’
‘Dank u, meneer’, was het enige wat ik kon uitbrengen. Ik dacht aan Battleboi, die Rachel dicht tegen zich aan drukte zodra hij het nieuws had gehoord.
‘Veel geluk, Pelgrim,’ zei de president, het gesprek afrondend. ‘Ik hoop dat we elkaar nog eens in betere omstandigheden ontmoeten.’ Het klonk niet erg oprecht.
De lijn werd verbroken en ik zat weer in de geluiddichte stilte en bedacht dat dit misschien wel de laatste vreedzame momenten waren die ik in lange tijd zou kennen. Misschien wel nooit meer.
Gaza.
Fluisteraar had gelijk, het was een van de meest dodelijke plekken op aarde. Het enige goede eraan was dat je er nergens kon zeilen: er zouden daar in elk geval geen oude boten met opgelapte zeilen op me liggen te wachten.
Elders misschien, maar niet in Gaza.