16
Het hotel dat voor me was geboekt, was niet bepaald wat je chic zou noemen – ik bedoel, de mensen stonden niet in de rij om er te mogen logeren. Dat soort tenten lag aan de boulevard, met hun champagnebars, openluchtdisco’s en Oekraïense modellen die lingerieshows liepen op privéstrandjes.
Het mijne lag in een achterafstraatje met aan het ene uiteinde een garage en aan het andere een winkel in tweedehandsmeubilair. Het gebouw was opgetrokken uit blokken gasbeton die bleekblauw waren geschilderd en ‘vermoeid’ was zo’n beetje de vriendelijkste omschrijving ervoor. Toen ik mijn auto voor de deur parkeerde, moest ik toegeven dat het personeel van Fluisteraars geïmproviseerde kantoor puik werk had geleverd. Het was precies het soort onderkomen dat je zou verwachten bij een fbi-agent die op kosten van de zaak reisde.
Zelfs al toen ik de trap naar de ingang op liep, wist ik wat ik daarbinnen zou aantreffen: verschoten gordijnen, een armoedig ontbijtbuffet en een paar palmen in potten die op sterven na dood waren. De man achter de receptie had, net als het hotel zelf, betere tijden gekend. Zijn gezicht leek in de loop der jaren op alle mogelijke manieren murw geslagen. Ik hoorde later dat hij ooit een van de meest succesvolle middengewichten van Turkije was geweest. Als dat het uiterlijk van een winnaar was, dan wilde ik de verliezer niet eens zien. Maar als hij glimlachte – en hij glimlachte vol overgave toen ik de deur binnenstapte – was zijn gezicht zo vol vitaliteit dat het onmogelijk was om hem niet te mogen. Hij zwengelde aan mijn hand, stelde zichzelf voor als de manager en eigenaar, pakte een systeemkaart waarop ik mijn naam, paspoortnummer en thuisadres moest schrijven en maakte kopieën van drie creditcards. ‘Gewoon voor de zekerheid,’ deelde hij me opgewekt mee.
Laten we het er maar op houden dat zijn Engels nogal speciaal was.
‘Het is groot jammer van de schande dat u hier op de zaterdagavond niet was, meneer Brodie David Wilson,’ ging hij verder. Hij had om de een of andere reden het idee dat alle Engelssprekende gasten moesten worden aangesproken met de volledige naam in hun paspoort.
‘De vuurwerken waren van een aard zelden door anderen gezien.’
‘Vuurwerk?’ vroeg ik.
‘Zafer Bayrami,’ antwoordde hij.
Ik had geen idee waarover hij het had. Misschien was het een of andere zegenwens. ‘Zafer Bayrami?’ zei ik.
‘De Dag van de Overwinning. Alle volken van de wereld weten van die datum – de natie van het grote Turkije draaide de hoofden om van vijanden die voornamelijk van de Grieken waren.’
‘Aha,’ antwoordde ik. ‘Geen wonder dat er vuurwerk was.’ De Turken en de Grieken lagen al eeuwen met elkaar overhoop.
‘Ik ben voor het kijken op het dak gegaan. Een enorme bom van het fosfor ontplofte boven de landtong van het zuiden. De Griekse volken dachten waarschijnlijk dat we hen opnieuw aanvielen.’ Hij vond dat wel een mooie grap en lachte er hard om.
‘De zuidelijke landtong,’ zei ik. ‘Is dat niet waar het Franse Huis staat?’
Er gleed een schaduw over zijn gezicht. ‘Ja.’
‘En er is daar zaterdagavond iemand overleden, is het niet?’
‘Een tegenslag van de eerste rang, een man van heel weinig jaren. Afschuwelijk,’ zei hij, bedroefd zijn hoofd schuddend. Ik denk dat hij zo aan het leven hechtte, dat hij de dood van zo’n beetje alles schokkend vond. Nou ja, de Grieken misschien uitgezonderd.
‘Is dat waarom u naar ons gekomen bent, voor de onderzoeking, meneer Brodie David Wilson?’
‘Ja,’ zei ik. ‘Wie heeft je dat verteld?’
‘De politie,’ antwoordde hij, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. ‘Ze waren hier van deze ochtend, twee van hen. De vrouwhelft heeft een bericht voor u achtergelaten.’
Hij overhandigde me een envelop en riep de piccolo.