6
De gordijnen waren dicht in de studeerkamer van Fluisteraar, maar na een aantal uur zag ik door een nauwe spleet toch de lucht opklaren en een bloedrode maan opkomen. Dat was een slecht teken, dacht ik.
Normaal gesproken was ik te veel een rationalist om veel waarde te hechten aan dergelijke zaken, maar het visioen van het oude jacht op een met schuim bedekte zee had me flink aangegrepen. Het was alsof er een hoekje van het universum was opgetild en ik de weg zag die voor me lag. Nou ja, niet bepaald een weg, corrigeerde ik mezelf, een doodlopende steeg.
Gelukkig was er te veel werk aan de winkel om er lang bij stil te blijven staan. We waren naar het huis van Fluisteraar gegaan omdat hij wist dat bij elke geheime operatie je eigen kant altijd het grootste gevaar oplevert. We hadden meer agenten verloren vanwege roddels, speculatie en achteloze opmerkingen dan door wat dan ook, dus Fluisteraar koos eieren voor zijn geld: we meden het kantoor en de onvermijdelijke praatjes.
Hij had het huis geërfd van zijn vader, een handelsbankier die senator was geworden. Het was een prachtig, uitgestrekt landgoed dat op de monumentenlijst stond, en ons hoofdkwartier bevond zich nu in een studeerkamer van een huis dat ooit in bezit was geweest van een familielid van Martha Washington, de eerste first lady van Amerika.
Dankzij Fluisteraars hoge positie was de communicatie vanuit het huis bijna even goed beveiligd als in het Witte Huis: er werd constant gecontroleerd op afluisterapparatuur en andere elektronische inbreuken en het bezat een internetverbinding die deel uitmaakte van het zwaarbeveiligde netwerk van de overheid.
Zodra we in de studeerkamer zaten, gooide Fluisteraar zijn jasje over een stoel, hij zette het koffiezetapparaat aan en begon aan een serie diepe ademhalingsoefeningen. Hij zei dat die hielpen zijn bloeddruk onder controle te houden, maar ik geloofde er niets van: de oude krijger gooide de roest van het verleden van zich af en maakte zich klaar om spieren te ballen die in geen jaren gebruikt waren. David James McKinley – mislukte echtgenoot, afwezige vader, directeur van de Nationale Inlichtingendienst van de VS, een man die verdrietig was dat hij geen plekje had verworven in het pantheon – had voor hetzelfde geld weer in Berlijn kunnen zitten. Hij was weer operationeel.
Hij riep onmiddellijk secretarissen, assistenten en twee radiomensen op – in totaal een man of tien – en positioneerde die in verschillende delen van het huis. Hij maakte duidelijk dat zijn studeerkamer voor iedereen verboden terrein was en het mooie was dat niemand er enig vermoeden van had dat ik me in het gebouw bevond.
Nu hij zijn privékantoor op poten had gezet, bogen Fluisteraar en ik ons over de miljoenen details die we moesten regelen, het soort zaken dat leven of dood kon betekenen als je op terroristenjacht ging in het zuiden van Turkije, een gebied op de grens van de woestenij, minder dan een dag rijden van Irak en Syrië. Hoewel we het niet met zoveel woorden zeiden, wisten we allebei waar we mee bezig waren: we stuurden een spion de kou in.
Om de paar minuten liep Fluisteraar naar zijn medewerkers om dossiers op te halen en opdrachten te geven. Zijn staf was zich er natuurlijk van bewust dat ze bij iets groots betrokken waren, dus begon hun baas slimme hints te geven. Het resultaat was dat toen het nieuws over de nucleaire ontsteker bekend werd, de mensen die het nauwst waren betrokken bij het onderzoek direct aannamen dat zij deel uitmaakten van de jacht op de terrorist die hem probeerde te kopen. Dave McKinley vertrouwde niemand en het was dan ook geen wonder dat hij als de beste operationele chef van zijn generatie werd gezien.
In de gelambriseerde studeerkamer had ik al besloten dat de openbare telefooncellen in het centrum van Bodrum de beste plek waren om te beginnen. Afgaand op wat we hadden, was het ook zo ongeveer de enige plek om te beginnen. Natuurlijk had de Turkse kpn geen betrouwbare kaart met hun ligging, dus besloten Fluisteraar en ik dat ik de acht vierkante kilometer te voet moest doorkruisen.
Hij belde het hoofd van de nsa en eiste dat er onmiddellijk een satellietfoto van het stadscentrum naar zijn huis zou worden gemaild. Terwijl we daarop wachtten, liep hij naar de eetkamer, waar de belangrijkste assistenten waren ingekwartierd. Hij vroeg een van hen de cia te bellen en hun te vertellen dat ze zes uur de tijd hadden om een smartphone met een extra scherpe camera af te leveren. Die camera moest weer worden gekoppeld aan het interne gps-systeem van de telefoon.
Het idee was dat ik met mijn gsm foto’s van hoge kwaliteit zou maken van elke telefooncel in Bodrum, me voordoend als een toerist die straattaferelen in de oude stad vastlegde. De foto’s zouden vervolgens automatisch worden gedownload naar de satellietfoto en ik zou zo een compleet overzicht hebben van de aanblik en de exacte positie van elke telefooncel in het doelgebied.
Ergens in dat overzicht zou zich de cel bevinden waar wij naar op zoek waren. We wisten dat een vrouw daar op bepaalde data naar binnen was gegaan en in beide gevallen vroeg in de avond had gesproken met de man die wij moesten zien te vangen. Er was verkeerslawaai op de achtergrond, dus dat sloot telefooncellen in voetgangerszones uit. Er was ook muziek. Wat voor muziek, daar hadden we geen idee van – we wachtten nog op de nsa, die probeerde het geluid te isoleren, versterken en identificeren.
Als plan van onderzoek stelde het focussen op telefooncellen niet veel voor, helemaal niets eigenlijk, maar in één opzicht was het genoeg: mijn reis was begonnen.
Nu de eerste stap van het onderzoek op de rails stond, begonnen Fluisteraar en ik aan mijn alibi te werken. We waren tot de conclusie gekomen dat ik, met zo weinig tijd om het goed uit te werken, naar Turkije zou gaan als speciale agent van de fbi die werkte aan de moord in de Eastside Inn.
Er zaten flink wat haken en ogen aan: waarom onderzocht de fbi een moordzaak in New York en waarom had het zo lang geduurd voordat ze erbij betrokken werden? En ik kon ook niet zomaar naar Turkije – we zouden toestemming nodig hebben van hun regering – en we waren bang dat zelfs als alles meezat het verband tussen de moord en Bodrum, een paar cijfers van een telefoonnummer, weinig overtuigend overkwam.
Maar toen hadden we eindelijk een beetje geluk, althans, daar leek het op. We hadden beter moeten weten, natuurlijk.