1
Vlucht 473 van Turkish Airlines steeg in een ondergaande zon op van Milas Airport en vloog over een hoek van de Middellandse Zee naar Beiroet.
Nadat ik het hotel had verlaten, was ik in de Fiat gestapt, snel naar het vliegveld gereden en daar op het eerste vliegtuig in zuidelijke richting gestapt – alles wat me maar dichter bij Saoedi-Arabië zou brengen.
Ik was van plan zo min mogelijk tijd te verliezen. Ik zou tijdens de tocht al naar Amerika bellen, zodat ze een jet konden regelen die me halverwege – op de landingsbaan in Libanon – kon oppikken.
We vlogen nog maar nauwelijks boven het glinsterende water van de Middellandse Zee en het bordje fasten seatbelt was net weer uit, toen ik mijn gsm pakte en naar het toilet ging. Met de deur op slot en geen tijd om me zorgen te maken of er iemand meeluisterde, belde ik Battleboi in New York. Ik moest weten waar ik in vredesnaam heen moest in Saoedi-Arabië.
Rachel-san nam op. ‘Met mij,’ zei ik, zonder me verder bekend te maken. ‘Ik moet de grote man spreken.
Luister,’ zei ik, zodra hij aan de telefoon was. Ik had geen tijd voor geklets. ‘Jij zei dat je de aanvraag voor een rijbewijs van de vrouw had gevonden...’
‘Dat klopt.’
‘Ze is geboren in Saoedi, waar? Welke stad?’
‘Eén moment,’ zei hij, en ik kon hem naar zijn kantoortje horen sloffen.
‘De aanvraag ligt hier voor me,’ zei hij, na een korte pauze. ‘Jeddah, staat erop. Een stad genaamd Jeddah.’
‘Bedankt,’ antwoordde ik. ‘Fantastisch gedaan.’ Ik wilde alweer ophangen, maar hij was me voor.
‘Heb je gehoord wat er gebeurd is?’ vroeg hij.
‘Je bedoelt Leavensworth?’
‘Ja. Ik zei je al dat ze me te grazen zouden nemen. Ik haat dit... maar ik moet het vragen... ik heb je hulp nodig.’
Er brak iets in zijn stem en hij moest even zwijgen om zijn emoties de baas te blijven. ‘Ik kan het wel aan – die gevangenisstraf, bedoel ik – maar ik zal Rachel verliezen. Zij wil kinderen – ik kan haar niet vragen om te wachten en het op te geven. Vijf jaar strafvermindering is alles wat ik vraag. Ik weet niet wie je echt bent, maar...’
‘Zo is het wel genoeg,’ zei ik, bitser dan eigenlijk de bedoeling was, maar ik kon niet het risico lopen dat hij verder inging op mijn identiteit, voor het geval er iemand meeluisterde. ‘Ik ken mensen,’ zei ik gehaast. ‘Ik beloof je, ik zal doen wat ik kan.’
‘Ja, dat zal wel,’ zei hij sarcastisch, en hoewel ik begreep dat hij gebruikt en genaaid was, kon ik het toch niet appreciëren.
‘Ik ben niet zoals de mensen die jou hebben belazerd,’ zei ik, mijn stem verheffend. ‘Als ik je mijn woord geef, dan meen ik dat ook. Ik zal alles doen wat mogelijk is. Oké?! En nu ga ik proberen mijn eigen kleine probleempjes op te lossen...’
‘Oké, oké,’ zei hij. Ik denk dat hij mijn woede geruststellender vond dan wat ik verder ook zou zeggen en hing op.
Mijn volgende telefoontje was naar Fluisteraar. En ook nu was er geen tijd voor inleidende gesprekjes. ‘Ik weet zijn naam,’ zei ik kalm.
Ik denk dat in de geschiedenis van het inlichtingenwerk nog nooit met zoveel stilte op een dergelijke donderslag is gereageerd. Na wat wel een eeuwigheid leek, reageerde Fluisteraar eindelijk. ‘Je bedoelt die knaap in Afghanistan?’
‘Ja. De naam is Al-Nassouri. Hij is de broer van de rechercheur.’
Het was gebeurd. Het organisme had zijn taak vervuld; het had de informatie doorgegeven. Als ik op dat moment was gestorven, zou dat niet meer hebben uitgemaakt – de missie zou doorgaan.
‘Verder nog wat?’ vroeg Fluisteraar.
‘Nog niet al te veel, geboren in Jeddah, Saoedi-Arabië,’ zei ik.
‘Saoedi? Zeg me waarom me dat niet verbaast,’ antwoordde Fluisteraar.
‘Nog een paar uur en dan heb ik zijn volledige naam en geboortedatum. Ik hoop ook een foto te bemachtigen.’
‘Waar zit je eigenlijk, verdomme?’ vroeg hij plotseling. En voor de tweede keer in de geboekstaafde geschiedenis verhief hij zijn stem. Ik nam aan dat hij net op zijn computerscherm de locatie van mijn telefoon had doorgekregen en daaruit bleek dat ik ergens halverwege de Middellandse Zee zat. Maar dat was niet echt wat hem opwond – de emotie, de stress, de opluchting waren door het pantser van Dave McKinley heen gebroken. We hadden een naam, we hadden een identiteit, we hadden een man op wie we konden jagen. Het was nu alleen nog een kwestie van tijd.
‘Ik ben aan boord van vlucht TA473 naar Beiroet,’ zei ik. ‘Ik heb hulp nodig om vandaar naar Jeddah te komen en een heleboel assistentie als ik daar eenmaal aan de grond ben.’
‘Daar hebben we het zo direct over. Maar eerst: hoe lang gaat het duren voordat je me een update kunt geven over de verdere details?’
Ik keek op mijn horloge en berekende even snel de vliegtijd en het uitspitten van de documenten. ‘Twaalf uur, tegen die tijd zou ik moeten hebben wat nodig is.’
‘Zeker weten?’
‘Ja.’
‘Ik ben nu op kantoor,’ zei hij, ‘maar dan niet meer. Ik ben dan onderweg, je weet wel waarheen. We wachten op je telefoontje.’
Hij bedoelde het Witte Huis, en hij zou samen met de president in het Oval Office zitten.