3

Het eerste wat je opvalt aan het Oval Office is dat het veel kleiner is dan het op tv lijkt. De president daarentegen leek veel groter.

Hij had zijn jasje uitgedaan, had zware wallen onder zijn ogen en stond met zijn één meter zevenentachtig op vanachter zijn bureau om me de hand te schudden en me mee te nemen naar de banken in de hoek. Toen ik die kant opdraaide, zag ik dat we niet alleen waren: in het halfduister zat een man. Ik had het natuurlijk kunnen weten – hij was degene die de spinnen op me af had gestuurd, degene die er zeker van wilde zijn dat ik begreep dat tegenstribbelen geen zin had.

‘Hallo, Scott,’ zei hij.

‘Hallo, Fluisteraar,’ antwoordde ik.

We hadden elkaar in de goeie ouwe tijd een aantal keer ontmoet. Hij was twintig jaar ouder dan ik en hij werkte zich al een weg naar de top van de geheime wereld toen ik nog een snel stijgende ster binnen de Division was. Toen vielen de Twin Towers en sloeg ik een andere weg in. Mensen zeggen dat hij die middag – en tot laat in de avond van de 11e september – werkte aan een lang en onthutsend rapport over de hele Amerikaanse inlichtingenwereld en diens inherente fouten.

Hoewel ik niemand kende die het had gelezen, was hij kennelijk zo fel in zijn beoordeling van individuen – inclusief zichzelf – en zo nietsontziend in de kritiek op de fbi en de cia, dat er geen hoop meer was voor zijn carrière als hij het rapport eenmaal aan de president en de vier leiders van het Congres had overhandigd. Hij was een intelligent man en hij moet geweten hebben wat het resultaat zou zijn: hij pleegde professionele zelfmoord.

Maar toen de volledige omvang van de ramp duidelijk werd, besloot de toenmalige president dat hij de enige persoon was die door en door eerlijk leek en zich niet zoals alle anderen probeerde in te dekken. Ik weet niet wat de Latijnse vertaling is van ‘Uit woede, de overwinning’, maar het zou het motto van Fluisteraar moeten zijn; binnen een jaar was hij benoemd tot directeur van de Nationale Inlichtingendienst.

Ik kan niet zeggen dat we elkaar tijdens onze beroepsmatige ontmoetingen graag mochten, maar er was altijd een soort behoedzaam respect, alsof een grote witte haai werd geconfronteerd met een zoutwaterkrokodil. ‘We hebben een probleempje,’ zei hij, terwijl we gingen zitten. ‘Het heeft te maken met pokken.’

Ik was nu de tiende persoon die ervan op de hoogte was.

De president zat rechts van me en ik voelde dat hij naar me keek en probeerde mijn reactie te peilen. Fluisteraar ook. Maar ik had geen reactie, althans niet in de gebruikelijke zin. Ja, ik voelde wanhoop, maar geen verrassing. Mijn enige bewuste gedachte was die aan een man die ik ooit in Berlijn had ontmoet, maar dit was niet echt het aangewezen moment om daarover te beginnen, dus knikte ik alleen maar. ‘Ga verder,’ zei ik.

‘Het lijkt erop dat een Arabier...’ ging Fluisteraar verder.

‘We weten niet of het een Arabier is,’ onderbrak de president hem.

‘De president heeft gelijk,’ erkende Fluisteraar. ‘Het zou een poging tot desinformatie kunnen zijn. Laten we zeggen dat een man in Afghanistan die wat Arabisch sprak een virus heeft geproduceerd. Hij heeft dat de afgelopen dagen uitgeprobeerd op mensen; zijn versie van een klinische trial.’

Opnieuw keek hij naar mijn reactie. Ik haalde mijn schouders op – ik nam aan dat als je zoveel moeite had gedaan om het te maken, je het waarschijnlijk ook zou willen testen. ‘En, werkte het?’ vroeg ik.

‘Natuurlijk werkte het, verdomme! We zitten hier niet omdat het mislukt is,’ zei Fluisteraar, geïrriteerd door mijn schijnbare onbewogenheid. Ik dacht heel even dat hij zijn stem zou verheffen, maar dat deed hij niet.

‘Verder lijkt het erop dat het virus zo is gemanipuleerd dat het ongevoelig is voor het vaccin,’ voegde hij eraan toe.

De president was me de hele tijd blijven aankijken. Na nog meer zwijgen van mijn kant schudde hij zijn hoofd en glimlachte min of meer. ‘Eén ding moet ik je nageven: je bent niet gauw van je stuk te brengen.’

Ik bedankte hem en keek hem aan. Het was moeilijk een hekel aan hem te hebben. Zoals ik al zei, hij leek totaal niet op een doorsneepoliticus.

‘Wat heb je verder nog?’ vroeg ik.

Fluisteraar opende een documentenkoffertje en gaf me een kopie van het Echelon-rapport. Toen ik het opensloeg, zag ik dat er niets was doorgestreept of zwart gemaakt: ik had de ruwe, niet-opgeschoonde versie van het rapport gekregen en dat deed me beseffen hoe groot hun paniek was. Als ik erop terugkijk denk ik, dat toen de middag weggleed in de avond, ze echt geloofden dat het hele land naar de verdommenis zou gaan.

‘Twee telefoongesprekken,’ zei Fluisteraar, toen ik het rapport weer had neergelegd. ‘Drie dagen na elkaar.’

‘Ja,’ antwoordde ik. ‘Die kerel in Afghanistan pleegt het eerste telefoontje. Hij belde naar een telefooncel in Turkije en een vrouw daar verwachtte het gesprek. Ze was uren bezig geweest een gecodeerde boodschap op te stellen, dus ze was zich er heel goed van bewust dat hij zou bellen. Hoe wist ze dat?’

‘Van tevoren afgesproken,’ zei Fluisteraar. ‘Je kent de gang van zaken. Op een bepaalde dag, op een bepaalde tijd, zou hij bellen...’

‘Ergens midden uit de Hindu Kush? Terwijl hij een uniek biologisch terreurwapen test? Ik denk het niet; hij zou dat risico nooit hebben genomen. Het ligt volgens mij meer voor de hand dat er iets was gebeurd en dat ze hem dringend moest spreken.

Dat betekent,’ concludeerde ik, ‘dat ze een manier heeft om hem te laten weten wanneer hij moet bellen.’

De president en Fluisteraar dachten hier even over na.

‘Oké,’ zei de president. ‘Ze heeft contact met hem gezocht. Waarom heeft Echelon dat niet gehoord?’

‘Daar zijn heel wat verklaringen voor,’ zei ik. ‘Buiten het zoekgebied, een bericht dat dagen daarvoor via een onbekend mobieltje is verstuurd, een persoonlijk overhandigd briefje. Het kan van alles zijn. Ik zou zelf gokken op een nietszeggend bericht op een obscuur internetforum.’

‘Ja, daar zit iets in,’ zei Fluisteraar. ‘De man zou een geautomatiseerde waarschuwing krijgen dat die of die een nieuw profiel had gepost, of zoiets.’

‘Ja, zodra hij de waarschuwing zag, zou hij weten wat het echt betekende: dat hij haar moest bellen. Dus doet hij dat bij de eerste de beste gelegenheid die hij krijgt, via een totaal andere telefoon.

Hij luistert naar haar gecodeerde bericht en dat geeft hem bepaalde informatie, waaronder de opdracht om over drie dagen terug te bellen. Dat doet hij, en dat is het tweede gesprek.’

‘Twee telefoongesprekken en een of ander waarschuwingsbericht dat we niet kunnen decoderen,’ zei de president. ‘Het is niet veel, maar het is alles wat we hebben.’

Hij keek me nu recht aan. ‘Fluisteraar zegt dat jij de beste man bent om naar Turkije te gaan en die vrouw te vinden.’

‘In mijn eentje?’ vroeg ik, uiterlijk nog steeds onbewogen.

‘Ja,’ zei Fluisteraar.

Het leek me niet meer dan logisch. Ik zou zelf ook een padvinder gebruikt hebben: iemand die er met een stevige dekmantel heen zou gaan, een persoon die hun gangen door duistere stegen kon invoelen, een man die erop uit werd gestuurd om het pad te verlichten voor de aanvalstroepen die zouden volgen. Ik wist ook dat de meeste padvinders niet konden rekenen op wat ze binnen de inlichtingendiensten ‘een lange gebruiksduur’ noemden.

‘En de Turkse inlichtingendiensten?’ vroeg ik. ‘Zullen zij er zijn om me te helpen?’

‘Om zichzelf te helpen, misschien,’ zei Fluisteraar. ‘Ik geef de informatie die zij krijgen nog geen uur voordat het gelekt wordt – of eerder verkocht – naar de halve wereld.’

Toen Fluisteraar zei dat hij wilde dat iemand er ‘alleen’ heen ging, bedoelde hij ook echt alleen. Ik zweeg en dacht aan Turkije en nog een heleboel andere dingen.

‘Je lijkt niet erg enthousiast,’ zei de president ten slotte, terwijl hij naar mijn bezorgde gezicht keek. ‘Wat is je antwoord?’

De telefoon ging en ik nam aan dat het belangrijk was, gezien hetgeen we bespraken. Noord-Korea was waarschijnlijk zojuist een atoomoorlog begonnen om een verder perfecte dag te verpesten.

Terwijl de president opnam – en ons zijn rug toekeerde om nog iets van privacy te hebben – controleerde Fluisteraar zijn gsm op berichten. Ik keek uit het raam – je krijgt tenslotte niet elke dag de kans om het uitzicht vanuit het Oval Office te bewonderen – maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat ik niets zag.

Ik dacht aan stukgeslagen dromen, aan het streven naar een normaal leven en aan een aantrekkelijke vrouw in New York van wie ik nu nooit het telefoonnummer zou weten. Ik dacht aan de 4e juli, dagen op het strand en al die andere dingen die zo makkelijk verloren gaan. Maar ik dacht vooral aan hoe de geheime wereld je nooit loslaat, altijd loerend in het duister, voortdurend op het punt om zijn kinderen terug te roepen.

Toen nam een slecht voorgevoel over wat me te wachten stond de overhand en zag ik iets; ik zag het zo duidelijk alsof ik door een raam stond te kijken. Ik zeilde op een oud jacht met opgelapte zeilen, terwijl de wind me hard voortjoeg over een onbekende zee, met alleen de sterren boven me om me te leiden. Er was alleen maar stilte, een stilte zo luid dat hij leek te gillen, en ik zag de boot en mezelf steeds kleiner worden. Toen ik moest toezien hoe ik verdween op het zwarte en eindeloze water, werd ik bang, bang op een knoop-in-de-maag-einde-der-tijden-manier.

In al die jaren van afschuwelijke gevaren was dit de eerste keer dat ik een dergelijke fantasie of dit gevoel had gehad. Je hoeft geen aan Harvard afgestudeerde psycholoog te zijn om te begrijpen dat het een visioen van de dood was.

Hevig geschokt hoorde ik de president het gesprek beëindigen en draaide ik me naar hem om. ‘Je zou ons gaan vertellen wat je antwoord was,’ zei hij. ‘Ga je naar Turkije?’

‘Wanneer vertrek ik?’ antwoordde ik. Het had geen zin om te protesteren, om te klagen. Duistere voortekenen of niet, het leven kent zo zijn manieren om ons voor het blok te zetten. Je doet iets of je doet het niet.

‘Morgenochtend,’ zei Fluisteraar. ‘Je gaat er in het grootste geheim naartoe. Slechts drie van ons zullen weten wie je bent en wat je missie is.’

‘We hebben een naam nodig, iets waaraan we je kunnen herkennen,’ voegde de president eraan toe. ‘Heb je nog voorkeuren?’

Het jacht en de oceaan zaten kennelijk nog in mijn hoofd, want er steeg ongevraagd een woord naar mijn lippen. ‘Pelgrim,’ antwoordde ik kalm.

Fluisteraar en de president keken elkaar even aan om te zien of er misschien bezwaar was. ‘Ik vind het prima,’ zei Fluisteraar.

‘Ja, het lijkt me wel toepasselijk,’ antwoordde de president. ‘Oké, dat wordt het dus: Pelgrim.’

Ik ben Pelgrim
IkBenPelgrim1.html
IkBenPelgrim2.html
IkBenPelgrim3.html
IkBenPelgrim4.html
IkBenPelgrim5.html
IkBenPelgrim6.html
IkBenPelgrim7.html
IkBenPelgrim8.html
IkBenPelgrim9.html
IkBenPelgrim10.html
IkBenPelgrim11.html
IkBenPelgrim12.html
IkBenPelgrim13.html
IkBenPelgrim14.html
IkBenPelgrim15.html
IkBenPelgrim16.html
IkBenPelgrim17.html
IkBenPelgrim18.html
IkBenPelgrim19.html
IkBenPelgrim20.html
IkBenPelgrim21.html
IkBenPelgrim22.html
IkBenPelgrim23.html
IkBenPelgrim24.html
IkBenPelgrim25.html
IkBenPelgrim26.html
IkBenPelgrim27.html
IkBenPelgrim28.html
IkBenPelgrim29.html
IkBenPelgrim30.html
IkBenPelgrim31.html
IkBenPelgrim32.html
IkBenPelgrim33.html
IkBenPelgrim34.html
IkBenPelgrim35.html
IkBenPelgrim36.html
IkBenPelgrim37.html
IkBenPelgrim38.html
IkBenPelgrim39.html
IkBenPelgrim40.html
IkBenPelgrim41.html
IkBenPelgrim42.html
IkBenPelgrim43.html
IkBenPelgrim44.html
IkBenPelgrim45.html
IkBenPelgrim46.html
IkBenPelgrim47.html
IkBenPelgrim48.html
IkBenPelgrim49.html
IkBenPelgrim50.html
IkBenPelgrim51.html
IkBenPelgrim52.html
IkBenPelgrim53.html
IkBenPelgrim54.html
IkBenPelgrim55.html
IkBenPelgrim56.html
IkBenPelgrim57.html
IkBenPelgrim58.html
IkBenPelgrim59.html
IkBenPelgrim60.html
IkBenPelgrim61.html
IkBenPelgrim62.html
IkBenPelgrim63.html
IkBenPelgrim64.html
IkBenPelgrim65.html
IkBenPelgrim66.html
IkBenPelgrim67.html
IkBenPelgrim68.html
IkBenPelgrim69.html
IkBenPelgrim70.html
IkBenPelgrim71.html
IkBenPelgrim72.html
IkBenPelgrim73.html
IkBenPelgrim74.html
IkBenPelgrim75.html
IkBenPelgrim76.html
IkBenPelgrim77.html
IkBenPelgrim78.html
IkBenPelgrim79.html
IkBenPelgrim80.html
IkBenPelgrim81.html
IkBenPelgrim82.html
IkBenPelgrim83.html
IkBenPelgrim84.html
IkBenPelgrim85.html
IkBenPelgrim86.html
IkBenPelgrim87.html
IkBenPelgrim88.html
IkBenPelgrim89.html
IkBenPelgrim90.html
IkBenPelgrim91.html
IkBenPelgrim92.html
IkBenPelgrim93.html
IkBenPelgrim94.html
IkBenPelgrim95.html
IkBenPelgrim96.html
IkBenPelgrim97.html
IkBenPelgrim98.html
IkBenPelgrim99.html
IkBenPelgrim100.html
IkBenPelgrim101.html
IkBenPelgrim102.html
IkBenPelgrim103.html
IkBenPelgrim104.html
IkBenPelgrim105.html
IkBenPelgrim106.html
IkBenPelgrim107.html
IkBenPelgrim108.html
IkBenPelgrim109.html
IkBenPelgrim110.html
IkBenPelgrim111.html
IkBenPelgrim112.html
IkBenPelgrim113.html
IkBenPelgrim114.html
IkBenPelgrim115.html
IkBenPelgrim116.html
IkBenPelgrim117.html
IkBenPelgrim118.html
IkBenPelgrim119.html
IkBenPelgrim120.html
IkBenPelgrim121.html
IkBenPelgrim122.html
IkBenPelgrim123.html
IkBenPelgrim124.html
IkBenPelgrim125.html
IkBenPelgrim126.html
IkBenPelgrim127.html
IkBenPelgrim128.html
IkBenPelgrim129.html
IkBenPelgrim130.html
IkBenPelgrim131.html
IkBenPelgrim132.html
IkBenPelgrim133.html
IkBenPelgrim134.html
IkBenPelgrim135.html
IkBenPelgrim136.html
IkBenPelgrim137.html
IkBenPelgrim138.html
IkBenPelgrim139.html
IkBenPelgrim140.html
IkBenPelgrim141.html
IkBenPelgrim142.html
IkBenPelgrim143.html
IkBenPelgrim144.html
IkBenPelgrim145.html
IkBenPelgrim146.html
IkBenPelgrim147.html
IkBenPelgrim148.html
IkBenPelgrim149.html
IkBenPelgrim150.html
IkBenPelgrim151.html
IkBenPelgrim152.html
IkBenPelgrim153.html
IkBenPelgrim154.html
IkBenPelgrim155.html
IkBenPelgrim156.html
IkBenPelgrim157.html
IkBenPelgrim158.html
IkBenPelgrim159.html
IkBenPelgrim160.html
IkBenPelgrim161.html
IkBenPelgrim162.html
IkBenPelgrim163.html
IkBenPelgrim164.html
IkBenPelgrim165.html
IkBenPelgrim166.html
IkBenPelgrim167.html
IkBenPelgrim168.html
IkBenPelgrim169.html
IkBenPelgrim170.html
IkBenPelgrim171.html
IkBenPelgrim172.html
IkBenPelgrim173.html
IkBenPelgrim174.html
IkBenPelgrim175.html
IkBenPelgrim176.html
IkBenPelgrim177.html
IkBenPelgrim178.html
IkBenPelgrim179.html
IkBenPelgrim180.html
IkBenPelgrim181.html
IkBenPelgrim182.html
IkBenPelgrim183.html
IkBenPelgrim184.html
IkBenPelgrim185.html
IkBenPelgrim186.html
IkBenPelgrim187.html
IkBenPelgrim188.html
IkBenPelgrim189.html
IkBenPelgrim190.html
IkBenPelgrim191.html
IkBenPelgrim192.html
IkBenPelgrim193.html
IkBenPelgrim194.html
IkBenPelgrim195.html
IkBenPelgrim196.html
IkBenPelgrim197.html
IkBenPelgrim198.html
IkBenPelgrim199.html
IkBenPelgrim200.html
IkBenPelgrim201.html