4
Het interieur van het privévliegtuig van de wapenhandelaar was zo afschuwelijk dat het een aanslag was op zowel mijn gevoelens als mijn ogen. De wanden waren bedekt met geplooid, paars fluweel, de stoelen waren bekleed met een dieprood brokaat, compleet met monogrammen, en alle handvatten en dergelijke waren van bladgoud, maar dan zo gepoetst dat het op koper leek.
Maar het vliegtuig was in staat heel hoog te vliegen – waar de turbulentie minder was en de lucht dunner – en dat betekende dat we, met twee luchtmachtpiloten achter de knuppel, in recordtijd in Jeddah zouden zijn. Het toestel had ook nog een ander voordeel: achter in de cabine zat een deur naar een slaapkamer met een groot tweepersoonsbed en een badkamer in een explosie van chroom, spiegelglas en luipaardenhuid.
Ik slaagde erin het decor te negeren en na te hebben gedoucht, trok ik andere kleren aan en ging op bed liggen. Ik had geen idee hoe lang ik geslapen had, maar op een gegeven moment werd ik wakker, ik schoof het gordijn omhoog en zag tot mijn verrassing dat de avond was gevallen en dat we onder een eindeloos tapijt van sterren vlogen.
Ik draaide me om en mijmerde over de inspanningen die ik me had getroost om aan het geheime leven te ontsnappen, aan hoe het was geweest in Parijs, die paar heerlijke maanden dat ik een min of meer normaal leven leidde en hoe ik had gewenst dat ik iemand vond die evenveel van mij hield als ik van haar. Ik had ook graag kinderen gehad, maar gezien de omstandigheden – weer met een klap terug in de geheime wereld en opnieuw jagend op schaduwen in donkere stegen – was het misschien maar beter zo. Misschien later, als de missie er eindelijk op zat, dacht ik dromerig...
Het was met die gedachte, ergens tussen de hemel en de woestijn, dat ik weer in slaap moest zijn gevallen, om eens te meer en schijnbaar uit het niets, te worden overvallen door het visioen van mijzelf op het oude jacht, zeilend over de eindeloze zee, op weg naar het wegstervende licht.
Midden in dat visioen hoorde ik een verre stem die ik niet herkende, maar toen realiseerde ik me wat het was: niet God, maar de piloot die omriep dat we over vijftien minuten zouden landen.
Ik zwaaide mijn benen van het bed en bleef even stilletjes zitten. Het visioen van de dood had me nog meer verontrust dan daarvoor. Het was levensechter en indringender geweest, alsof het moment naderbij kwam.