47
Fluisteraar betrad het Oval Office en zag dat de ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en Binnenlandse Veiligheid al waren opgetrommeld en voor het Lincoln-bureau zaten. De stafchef van president Grosvenor maakte aantekeningen en gebruikte een kleine MP3-speler om op te nemen wat er werd gezegd – of het voor het nageslacht was, dan wel voor zijn autobiografie of als geheugensteuntje, dat was niet voor iedereen duidelijk.
De kale feiten van de situatie waren al door de president aan de drie ministers uitgelegd en dat maakte dat er nu negen mensen op de hoogte waren van het geheim. Met de harde kern van het kabinet voor zich maakte Grosvenor hun duidelijk dat er geen groter verraad bestond dan het laten lekken van de dreiging waar het land mee werd geconfronteerd – dus ook niet aan hun vrouw, hun kinderen, hun minnaressen, hun loopjongens of wie er dan ook maar voor in aanmerking kwam.
Ze knikten ernstig en Grosvenor kon alleen maar hopen dat ze het meenden. Hij stond op het punt een haastig met de hand geschreven agenda door te nemen toen de minister van Defensie hem onderbrak. ‘Zou het, in het licht van wat we nu weten, geen goed idee zijn om te beginnen met het lezen van een Bijbeltekst of een kort gebed?’
Grosvenor zag hoe Fluisteraar en de minister van Buitenlandse Zaken hun ogen ten hemel sloegen en besefte dat hij minstens twee atheïsten in zijn kernkabinet had zitten.
‘Dat is een prima idee, Hal,’ antwoordde hij uitgestreken, ‘en ik weet zeker dat we hier allemaal zullen vragen om onze eigen vorm van spirituele hulp naarmate de nacht vordert. Maar laten we eerst even verdergaan met waar we mee bezig zijn, oké?’
Het was een goed, diplomatiek antwoord en het leek zowel Hal Enderby, de minister van Defensie, als de atheïsten die achter hem zaten tevreden te stellen.
De president wendde zich tot Fluisteraar. ‘Om te beginnen: zijn we er zeker van dat het virus is ontworpen om het vaccin te weerstaan?’
‘Ja,’ antwoordde Fluisteraar. ‘Er is een gen – kennelijk geassocieerd met het immuunsysteem – in het dna geëtst. Het kan onmogelijk een toevallige samenloop van omstandigheden zijn.’
‘Zal het werken? Kan het het vaccin verslaan?’ vroeg de president. ‘Ik bedoel, dit is volkomen nieuw, het is nog nooit eerder gedaan, toch?’
‘Helaas is dat niet waar, meneer,’ antwoordde Fluisteraar, en hij keek rond om iedereen met zijn blik duidelijk te maken dat wat hij nu ging vertellen hoogst geheim was. ‘Eind jaren tachtig van de vorige eeuw bezaten de Sovjets minstens tien ton aan pokken die ze hadden ontwikkeld voor gebruik in mirv-atoomkoppen.
Volgens een hooggeplaatste medewerker van ons was dat materiaal zo gemanipuleerd dat het vaccinbestendig was. Ik denk dat we alle reden hebben om te geloven dat het mogelijk is.’
Deze onthulling van de topspion van het land verstomde alle aanwezigen, behalve de enige vrouw in de vergadering – de minister van Binnenlandse Veiligheid.
‘Maar dat betekent nog niet dat deze versie werkt. De Russen, dat is één ding, maar die terroristen, dat is toch van een ander kaliber. We kunnen dat onmogelijk weten, is het wel?’ zei ze.
‘Ik denk dat we het wel weten,’ zei president Grosvenor. ‘De man in de Hindu Kush had drie gevangenen. Hij zal ongetwijfeld tijdens zijn experiment een van hen hebben gevaccineerd om te kijken of het virus erdoorheen brak.’
‘Dat is ook mijn lezing,’ beaamde Fluisteraar. ‘Kennelijk werkte het, alle drie de gevangenen zijn dood.’
‘Dat betekent dat we er geen enkel verweer tegen hebben,’ zei de president. ‘Driehonderd miljoen doses vaccin zijn waarschijnlijk nutteloos.’ Er daalde een stilte neer over het vaag verlichte vertrek. ‘We hadden antivirale medicijnen moeten ontwikkelen, een geneesmiddel. Dat zou als enige echte zekerheid hebben geleverd,’ zei Grosvenor, bijna tegen zichzelf.
‘Die deur is dicht, daar is nu geen tijd meer voor,’ zei de minister van Buitenlandse Zaken, een al wat oudere man die er nu al uitgeput uitzag.
Grosvenor knikte en wendde zich tot Fluisteraar. ‘En dit is dus wat ze een heftig virus noemen?’
‘Heel heftig,’ zei Fluisteraar. ‘En ik denk dat het met opzet ook zo gemaakt is. Hoe heftiger, hoe sneller het ook weer opbrandt.
Een virus leeft niet echt,’ ging hij verder, ‘maar het is ook beslist niet dood. Het kan niet leven buiten de drager – in dit geval het menselijk lichaam.
Hoe sneller het de dragers vernietigt, hoe sneller de epidemie afneemt. Ik denk niet dat degene die dit heeft ontwikkeld de wereld wil vernietigen... alleen maar ons.’
‘Nou, dat is een hele troost,’ zei de president droog. ‘Oké, de man die is ontsnapt. Hoe vinden we hem?’ Hij wendde zich tot zijn stafchef. ‘Echelon?’
Binnen vijf minuten had de stafchef de telefoontjes gepleegd die alles wat Echelon had afgeluisterd zou doorsturen naar het Oval Office. Om de hoeveelheid materiaal hanteerbaar te houden, had Fluisteraar geopperd een en ander te beperken tot wat de afgelopen twaalf dagen in een wijde boog rond de bergtop in de Hindu Kush was opgevangen. Hij wist dat zelfs dan de omvang van de data overweldigend zou zijn.
Er waren in dat gebied natuurlijk geen vaste verbindingen en steunzenders bestonden er nauwelijks buiten Kabul en een paar andere belangrijke steden, dus dat betekende satelliettelefoons. Hoewel Echelon er gek op was – hun signalen waren een van de makkelijkste om op te vangen – school het probleem in het feit dat, doordat alle andere communicatiemiddelen in Afghanistan prehistorisch leken, iedereen er eentje had. Drugskoeriers, wapensmokkelaars, krijgsheren, talibancommandanten, hulpverleners, journalisten, dorpshoofden, artsen en rondreizende overheidsdienaren, allemaal hadden ze er een bij zich.
Voeg daar nog bij de tien verschillende lokale talen en meer dan veertig dialecten – om nog maar te zwijgen van versleutelingen die uiteenliepen van zeer rudimentair tot uiterst geavanceerd – en dat maakte de hoeveelheid materiaal gigantisch.
Maar toch, als de eenzame man van wie luitenant Keating een glimp had opgevangen op de bergtop, een satelliettelefoon had gebruikt ergens in de buurt van het dorp, dan zou Echelon het gehoord en opgeslagen hebben. Natuurlijk wist de president dat er geen garantie was dat de man überhaupt een satelliettelefoon had, maar veel keus, in de huidige omstandigheden, had hij niet – je moet het doen met wat je hebt.
In reactie op het rechtstreekse bevel van de president begonnen de watergekoelde ibm Roadrunner-computers in Fort Meade – enkele van de snelste processors ter wereld – onmiddellijk met het scannen van hun databases.
Als ze bij de eerste poging niets zouden vinden, zouden ze kilometer voor kilometer hun actieradius uitbreiden, totdat die niet alleen landen omvatte, maar zelfs subcontinenten. Ze zochten letterlijk naar één stem te midden van tientallen miljoenen.