9
Iedereen was het over één ding eens: Christos zou knap zijn geweest als hij wat groter was geweest. De olijfkleurige huid, het krullerige, donkere haar en het gave gebit waren niet voldoende compensatie voor de benen die veel te kort waren voor zijn lichaam. Maar geld maakte waarschijnlijk veel goed, vooral bij de vrouwen die hij uitkoos, en geld had Christos Nikolaides genoeg, zoveel was zeker.
Onderzoek in databases van de politie leerde ons dat hij de man was die we moesten hebben: een onvervalst stuk tuig zonder veroordelingen, maar met een duidelijke betrokkenheid bij drie moorden en een hele reeks andere geweldsdelicten. Christos was eenendertig jaar oud en had de Griekse nationaliteit. Hij was de oudste zoon van ongeletterde ouders die even buiten Thessaloniki woonden, in het noorden van het land. Het is belangrijk om de nadruk te leggen op ‘ongeletterd’, in tegenstelling tot dom, want dat waren ze beslist niet.
Toen we de daaropvolgende weken dieper in zijn leven groeven, werd de familie steeds interessanter. Het was een hechte clan van broers, ooms en neven die werd geleid door Christos’ zestigjarige vader, Patros, de meest meedogenloze van de familie. Hij had, zoals ze in Athene zeggen, een ‘dik boek’ – een lang strafblad – maar dat had wel enorme materiële voordelen opgeleverd. Een kleine aanpassing van de baan van een Amerikaanse satelliet die boven de Balkan hing, leverde foto’s op die met verbluffend detail de nederzetting van de familie toonden.
Het complex met zeven luxewoningen, zwembaden en chique stallen werd omsloten door een muur van vier meter hoog die werd bewaakt door waarschijnlijk Albanezen, gewapend met Skorpion-machinepistolen. Dat was vreemd, want de familie dreef naar verluidt een groothandel in bloemen. Misschien dat diefstal van bloemen in Noord-Griekenland een groter probleem was dan de meeste mensen dachten.
We gingen er maar van uit dat ze, net als Colombia’s Medellín-kartel vóór hen, de snelle verbindingen door de lucht en over de weg die nodig waren voor een kwetsbaar product als bloemen, gebruikten voor een heel wat lucratiever product.
Maar wat had een familie van Griekse drugshandelaren te maken met mijn voorganger, en waarom zou hij de oudste zoon een doos sigaren hebben gestuurd in een hotel met zeven sterren in het Midden-Oosten? Het was mogelijk dat de voormalige Cowboy drugs had gebruikt en dat Christos zijn dealer was, maar dat leek niet erg logisch: de Grieken handelden duidelijk alleen in grote partijen.
Ik stond op het punt het hele onderzoek af te doen als weer een doodlopend spoor – misschien waren Christos en mijn voorganger alleen maar bevriend, tuig zoekt tuig – toen ik op een stormachtige nacht in Londen de slaap niet kon vatten. Een geluk bij een ongeluk. Ik staarde vanuit mijn appartement in Belgravia over de daken en stelde me voor hoe de twee mannen samen dineerden in een sterrenrestaurant, toen ik me realiseerde dat het antwoord op ons grootste probleem me mogelijk recht in het gezicht keek.
Wat als de Russen nu eens niet verantwoordelijk waren voor de betalingen aan onze overlopers? Stel dat Christos Nikolaides en zijn familie dat op zich hadden genomen. Waarom? Omdat de krap in het geld zittende Russen dat als tegenprestatie verwachtten voor het oogluikend toestaan om drugs naar Moskou te smokkelen. Noem het vennootschapsbelasting.
Ik bedoel, de Grieken zouden hun zwarte geld en witwasvaardigheden gebruiken om geld van hun eigen rekeningen over te maken naar die van onze verraders, en de Russische geheime diensten zouden er op geen enkele manier aan gelinkt kunnen worden. In een dergelijk scenario zou iemand die een groot bedrag uitbetaald had gekregen – de Cowboy van Dienst – best een kist sigaren hebben kunnen sturen aan de man die hem zojuist had betaald: Christos Nikolaides, op vakantie in Dubai.
Ik zette alle gedachten aan slaap opzij, ging terug naar mijn kantoor en startte een diepgravend onderzoek – met hulp van de Griekse overheid – naar de ondergrondse financiële arrangementen van de familie Nikolaides.
Het was de informatie die tijdens dit onderzoek naar boven kwam die me naar Zwitserland voerde, naar de bedaagde straten van Genève. De stad mag dan als extreem schoon te boek staan, het is volgens mij een van de smerigste steden die er bestaan.