47
De koorts gierde de daaropvolgende dagen en nachten door mijn lijf en de dokter kreeg nauwelijks de tijd om het kleine vertrek te verlaten. Hij vertelde me later dat hij aan mijn bed had gezeten, nippend van een bodemloos glas Jack en had geluisterd naar mijn omzwervingen door een opmerkelijk droomlandschap.
Hij hoorde verhalen over een man die was vastgebonden aan een plank en die in een eindeloze oceaan verdronk, over een vader die in de verschroeiende zon werd onthoofd, over een stad bezaaid met mensen die uit ongeneeslijke wonden leegbloedden, over een kind met het syndroom van Down dat aan de nek werd opgehangen. Hij zei glimlachend dat de geest een onnavolgbaar iets was om, onder het bombardement van koorts en medicijnen, tot zulke morbide fantasieën in staat te zijn.
Hij moest eens weten.
Bang dat de nachtmerries alleen maar erger zouden worden en ervan overtuigd dat het een slechte reactie was op de medicijnen, besloot hij de doses te verminderen. Misschien kwam het daardoor, of misschien nam de natuur gewoon zijn loop, maar de koorts piekte nog even, nam daarna af en de nachtmerries werden minder. Toen ik er eindelijk in slaagde wat vast voedsel naar binnen te werken, besloot hij het dorp in te gaan om wat etenswaren en andere spullen in te slaan. Ik vermoedde dat hij vooral door zijn Jack heen was.
Hij keerde bezorgd terug. Hij vertelde me dat er een man en een vrouw in het dorp waren gearriveerd, zogenaamd als toeristen, en dat ze langs hun neus weg in de beide cafés hadden geïnformeerd of er hier misschien onlangs Amerikanen waren geweest.
Ik had altijd geweten dat Fluisteraar en zijn legioenen me zouden vinden – mensen praten, Echelon luistert, iemand was in de archieven gedoken en had het verslag over Macks dood gevonden. Ik vreesde de vreemdelingen echter niet. Ik wist dat ze waren gestuurd om me te helpen, mocht dat nodig zijn, en toch voelde ik geen enkele neiging om met ze te praten. Ik was een schim van mezelf, maar ik had mijn plicht gedaan, niemand kon meer van me verlangen en hoe ik me door de overgebleven brokstukken heen worstelde, was geheel mijn eigen zaak.
Ik vertelde de dokter verder niets over de indringers, maar ik merkte dat hij zich, naarmate de dag vorderde, steeds meer zorgen ging maken over wat er op zijn stoep had gestaan. Die avond liep ik voor het eerst moeizaam de trap af naar de keuken en ontdekte dat hij een behoorlijk goede kok was. Terwijl hij bezig was met het kruiden van wat hij zijn signature dish noemde – lam gemarineerd in tijm en knoflook – vroeg hij me of ik nog steeds Midnight Special zong.
‘Denk ik nog weleens aan Mack, bedoel je?’ antwoordde ik. ‘Veel vaker dan ik ooit had gedacht.’
‘Ik ook,’ zei hij. ‘Een afschuwelijke avond. Vlak nadat jij vertrok, hoorde ik een helikopter landen. Ze hebben zijn lijk opgehaald, hè?’
‘Ja.’
‘Waar is hij begraven?’ Hij probeerde het nonchalant te laten klinken, maar het was een vreemde vraag en ik wist waar hij heen wilde.
‘Op Arlington,’ antwoordde ik.
‘Hij was militair?’
‘Jazeker, hij was helaas verzeild geraakt in een oorlog die nooit als zodanig is bestempeld.’
De dokter legde zijn kruiden neer en draaide zich om – hij was waar hij wilde wezen. ‘Jij ook, Jacob? Is dat wat je doet?’
‘Maak je je zorgen, dokter?’
‘Natuurlijk maak ik me zorgen, jezus! Ik maak me al zorgen sinds de avond dat jij hier arriveerde. Zodra jij sliep, opende ik je rugzak. Er zat een sig in, met de kruitresten er nog op, en voldoende munitie om een klein Afrikaans land te bewapenen. En nu duiken er twee mensen op en vraag ik me af wanneer het schieten weer begint.’
Hij was een goed mens, hij had voor mij gedaan wat hij kon en hij verdiende een eerlijk antwoord. ‘Ja, ik ben ook zo’n soldaat.’
‘Beroeps of op huurbasis?’
Ik glimlachte. ‘Voor deze gelegenheid opgeroepen.’
‘cia, of nog iets veel ergers?’
‘Ik denk zelf graag iets beters, maar daar zou jij anders over kunnen denken.’
‘En die mensen in het dorp?’
‘Die zijn van ons. Ze zijn hier om te controleren of ik oké ben.’
‘Weet je het zeker?’
‘Het zijn geen moordenaars. Anders waren we nu al dood geweest. Je hoeft je nergens zorgen over te maken, ik geef je mijn woord.’
Ik zag dat ik hem had gerustgesteld en ik was blij dat ik dat had gedaan. Een paar dagen later werd er tegen het vallen van de avond op de deur geklopt. Er was iets aan die klop – de hardheid, het feit dat het tuinhek niet had geknarst, het tijdstip – wat me zorgen baarde.
Ik knikte naar de dokter dat hij open moest doen en strompelde zo snel als ik kon naar de oude slaapkamer, waar een smal raam een redelijk uitzicht bood op de voordeur. Er stond een man van in de dertig op de stoep, gekleed als een toerist, maar zo gehard, zo gefocust, dat iedereen met een beetje observatievermogen dat direct door zou prikken.
De dokter deed de deur open en de toerist vertelde hem dat hij graag de man wilde spreken die een paar weken eerder bij dit huis was gearriveerd. De dokter zei dat de enige andere bewoner zijn broer was geweest en dat die inmiddels weer terug was naar Australië.
De agent knikte alleen maar. Ik nam aan dat hem was verteld dat hij niet moest aandringen. ‘Nou, mocht uw broer nog terugkomen,’ zei hij, ‘en mocht u ontdekken dat het een Amerikaan is met een schotwond in zijn schouder, wilt u hem dit dan geven?’
Hij overhandigde de dokter een verzegeld pakje en vertrok. Toen we even later in de keuken stonden, keek de dokter toe hoe ik het zegel verbrak en er een stapeltje brieven op tafel viel. Zijn ogen werden groot toen hij zag dat op de bovenste envelop het zegel zat van de president van de Verenigde Staten.
Hij was nog verbaasder toen ik de brief negeerde en de andere bekeek. Ik herkende het handschrift op een ervan – het was van Fluisteraar – en legde hem naast die van de president.
Er bleven nog twee brieven over. Eentje was van de nypd, met Bradley’s adres op de achterkant en de ander – geschreven in een gebrekkig handschrift – was geadresseerd aan het Oval Office, met een briefje erbij, met daarop de tekst: Wilt u deze brief alstublieft doorsturen naar de man die soms de naam Jude Garrett gebruikt? Ik wist van wie hij kwam.
Ik pakte die twee brieven op, hinkelde door de keuken en ging naar boven naar mijn kamer.