19
Van alle doden van alle volkeren ter wereld, moesten wij zo nodig Dodge uitkiezen. Wat in eerste instantie op een beetje geluk had geleken, bleek nu een verschrikkelijke vergissing.
Nu zijn dood zo duidelijk een ongeluk leek, was er niets om te onderzoeken en met niets om te onderzoeken, kon Brodie Wilson net zo goed weer op het vliegtuig naar huis stappen. Rechercheur Leyla Cumali had het wat dat betreft bij het rechte eind.
Ik had een paar dagen gewonnen, maar dat was bij lange na niet genoeg. Toen ik het politiebureau verliet, besefte ik opnieuw dat het de aannames, de niet in twijfel getrokken aannames waren die je elke keer weer de das omdeden. Fluisteraar en ik hadden dieper moeten graven en onszelf moeten afvragen wat ik nu precies zou onderzoeken. Maar goed, we waren moe en wanhopig toen we de beslissing namen en in de meeste gevallen zou de dood van een achtentwintigjarige man op door de zee overspoelde rotsen toch wel iets hebben opgeleverd wat de moeite waard was om te onderzoeken. Maar excuses hadden geen zin, we hadden onze vlag gehesen en – zoals dat voor alle piraten gold – we betaalden de prijs toen het schip ten onder ging.
De vraag was: wat ging ik eraan doen? Het korte antwoord was: geen idee. Ik heb echter zo mijn eigen manier om met stress om te gaan: ik ga ofwel wandelen ofwel aan het werk. Bodrum bood me de gelegenheid om beide te doen en ik herinnerde mezelf eraan dat mijn missie – of althans de eerste stap daarvan – uiteindelijk was om de telefooncellen in de oude stad in kaart te brengen.
Dus haalde ik mijn gsm met de speciaal aangepaste camera tevoorschijn, ik stopte de accu er weer in en sloeg aan het eind van de straat rechts af. Ik volgde de plattegrond die ik in mijn hoofd had zitten en na vijf minuten flink door lopen, bereikte ik de rand van het zoekgebied. De zorgen die ik had gevoeld, waren inmiddels ook weer tot aanvaardbare proporties teruggebracht.
Ik had het gebied in gedachte ingedeeld in sectoren en ik vertraagde mijn pas nu aanzienlijk, vastbesloten om geen enkel potentieel doelwit aan mijn aandacht of mijn camera te laten ontsnappen. Dat viel nog niet mee. Bodrum is het grootste deel van het jaar een slaperig stadje, met een bevolking van vijftigduizend zielen, maar in de zomer zwelt dat aantal aan tot een half miljoen en hoewel het tegen het eind van het seizoen liep, wemelde het op straat van de toeristen, backpackers en mensen die iets van ze wilden.
Ik passeerde talloze winkels die leren Turkse sandalen en Perzische tapijten verkochten, bijna allemaal afkomstig van een of andere fabriek in China. Om de honderd meter waren er heerlijk ruikende cafés gespecialiseerd in wat ze in Spanje tapas noemen, maar wat zo ver naar het oosten als meze bekendstond, en op welk tijdstip je er ook langskwam, ze zaten altijd vol.
Steeds als ik een telefooncel zag, maakte ik er een foto van, erop vertrouwend dat de software in de telefoon ze op de plattegrond projecteerde en de exacte positie vastlegde. Ergens onderweg kocht ik een pitabroodje met kebab dat ik gezeten onder een palissanderboom opat. Pas na een paar minuten keek ik naar de etalage van de winkel naast me. Daarin stond een uitgelezen collectie saxofoons en klassieke elektrische gitaren. Ik liep naar de deur en tuurde in de donkere grot daarachter.
Het was zo’n zaak – mijn soort zaak – die je tegenwoordig vrijwel niet meer zag. Eén kant van de grot werd in beslag genomen door stapels bladmuziek, rekken lp’s, dozen vol cd’s en als iemand me had verteld dat er achterin ook nog dozen met cassettebandjes stonden, zou ik dat zonder meer geloofd hebben. De andere kant was bestemd voor de instrumenten – voldoende Gibsons en Fender Stratocasters om iedere ouwe rock-’n-rollliefhebber te doen glimlachen – en een heel arsenaal aan Turkse instrumenten waar ik geen naam op kon plakken, laat staan een geluid.
De kerel die achter de toonbank stond te roken – in de veertig en aan zijn versleten spijkerbroek en dromerige blik te zien een musicus – gebaarde me naar binnen te komen. Op een ander tijdstip, in een ander leven zou ik uren in die winkel hebben doorgebracht, maar ik spreidde mijn handen in een zwijgende verontschuldiging en ging verder met de mij toebedeelde taak.
In de daaropvolgende uren nam ik voldoende foto’s van telefooncellen om er een leven lang naar te kijken, ik wachtte een eeuwigheid tot ik een drukke verkeersader kon oversteken om er eentje bij een BP-benzinepomp te kunnen fotograferen en zag er minstens zes die eruitzagen alsof ze uit een ander land afkomstig waren en illegaal waren verbonden met de telefoonlijnen boven me. Geen wonder dat de Turkse telecom er geen gegevens over had.
Tegen het eind van de middag – ik had inmiddels dorst en zere voeten – bevond ik me op een klein plein. Ik nam plaats op een terras en mijn eerste gedachte was om Efes-bier te bestellen, maar gelukkig ken ik mezelf een beetje en ik wist dat het in mijn huidige toestand van woede en wanhoop waarschijnlijk niet bij een zou blijven. Ik bestelde daarom koffie en begon aan de taak die ik de hele dag voor me uit had geschoven: ik opende de rugzak, haalde er de dossiers over Dodge’s dood uit en begon de ramp te bekijken waarin Fluisteraar en ik ons hadden gemanoeuvreerd.
Twintig minuten later was ik er zeker van dat er iets helemaal mis was met het politie-onderzoek. Het zat hem niet in de verhoren, het forensisch onderzoek of de analyse van de camerabeelden. Het zat hem in het toxicologisch rapport.
Het was samen met nog een heleboel andere dossiers vertaald in het Engels en rechercheur Cumali had gelijk: het toonde aan dat er drugs in het lichaam hadden gezeten, maar ik betwijfel of zij enig idee had wat deze hoeveelheden echt betekenden. Op de laatste pagina stond trouwens wel dat ze voldoende waren om het beoordelingsvermogen en het evenwichtsgevoel van het slachtoffer ernstig te beïnvloeden.
Ernstig te beïnvloeden? Mijn hemel, de jonge miljardair was door het dak gegaan. Ik wist dankzij mijn medische opleiding en mijn eigen duistere ervaringen dat hij die hoeveelheid drugs nooit in een paar uur in zijn bloed had kunnen krijgen, niet zonder een overdosis te nemen. Dodge was op een epische trip geweest – drie of vier dagen, schatte ik.
In tegenstelling tot Cumali – en haar forensisch team – gaf mijn bezoedelde verleden me ook inzicht in de gevolgen die al die drugs op hem zouden hebben. Er was tina natuurlijk – er was dezer dagen altijd tina –, de trouwe compagnon daarvan ghb, of easy lay, om de stemmingswisselingen binnen de perken te houden plus een flinke portie ecstasy om de ziel te sussen. Slaap was altijd de vijand van iemand op een langdurige trip en daarom waren er ook altijd flinke lijntjes coke: om hen wakker te houden. Ik wist zeker dat iemand met een dergelijke cocktail in zijn bloed geen enkele interesse in vuurwerk zou hebben. Dat was de zondagsschool in vergelijking met de lichtshow die zich in zijn eigen hoofd en genitaliën afspeelde.
Toen herinnerde ik me het alarm dat afging bij het noemen van de verrekijker. Ik wist ineens wat mijn probleem was: wie nam er nu een verrekijker mee om naar vuurwerk te kijken dat zo ongeveer boven je hoofd explodeerde? Tenzij je met alle geweld blind wilde worden, natuurlijk. En waarom helemaal naar het einde van het terrein lopen om op de rand van een klif te gaan staan? Zouden het gazon of de terrassen niet net zo’n goed uitzicht hebben geboden? Zelfs de meest fervente drugsgebruikers hebben nog wel enig instinct voor zelfbehoud, hoe gering ook. Nee, iemand anders had hem zover gekregen om, in zijn zwaar verdoofde toestand, de verrekijker te pakken en naar de rotswand te lopen.
Ik wist niet wat het was – ik wist het antwoord op een heleboel vragen niet – maar ik wist wel dat de situatie minder somber was dan ze had geleken in het kantoor van rechercheur Cumali, toen ik werd overspoeld door haar minachting en de geur van frangipani.
Ik dacht opnieuw aan het flesje Efes. Beter van niet, besloot ik: hoop was zo mogelijk nog gevaarlijker dan wanhoop.
Wat ik echt nodig had, was mijn auto.