65
Na veertig minuten ving ik een eerste glimp van haar op. Het waren maar een paar woorden in een verslag van een verhoor, maar het was genoeg.
Cumali en haar team hadden de vrienden van Dodge en Cameron gevraagd te vertellen hoe ze het rijke echtpaar hadden leren kennen en het aantal keren te vermelden dat ze samen in Bodrum hadden doorgebracht. Het waren standaardvragen – de politie probeerde zich een beeld van hun leven te vormen – en gelukkig waren de meeste transcripties in het Engels.
Onder hen was een jongeman genaamd Nathanial Clunies-Ross, lid van een enorm rijke Britse bankiersfamilie die Dodge al jaren kende.
Hij en zijn vriendin waren naar Saint-Tropez gekomen om een week met Dodge en zijn nieuwe vrouw door te brengen. Daar was verder niets opmerkelijks aan – behalve dat hij zesentwintig was en een boot van honderd miljoen had om mee te spelevaren – en ik ploegde door een half dozijn pagina’s waarin hij uitweidde over het armzalige leven van een aantal schandalig rijke mensen.
Op de laatste pagina deed hij kort verslag van een met wodka doordrenkte nacht in een populaire nachtclub met de naam Club Zulu, iets verderop langs de kust. Hij zei dat ze met zes man met een helikopter daarheen waren gevlogen en dat op het eind van de avond Cameron een jonge vrouw had ontmoet, een zekere Ingrid – die bij een ander gezelschap hoorde – die een vage kennis van haar was.
De twee groepen waren uiteindelijk bij elkaar gaan zitten en het interessantste was, volgens Clunies-Ross, dat een van de mannen uit Ingrids groep – zijn naam kon hij zich niet meer herinneren, maar hij was er behoorlijk zeker van dat het een Italiaan was en waarschijnlijk haar vriendje – zijn avontuurtjes met vakantiegangers van middelbare leeftijd had beschreven. ‘Hij deed massages op het strand,’ had Clunies-Ross uitgelegd.
Mijn vermoeidheid verdween, mijn concentratie keerde terug en ik ging sneller lezen. Ik werkte me door de rest van het verhoor heen, maar kon verder niets vinden over Gianfranco of, belangrijker, de vrouw die Ingrid heette.
Ik bladerde door naar achteren en vond de documenten die het verhoor aanvulden, inclusief beelden van de bewakingscamera’s van Club Zulu – korrelig en vaag. De laatste foto toonde een groepje mensen, duidelijk behoorlijk dronken, dat de club verliet. Ik zag Cameron en Dodge, een knaap van wie ik aannam dat het Clunies-Ross was met zijn vriendin – een en al decolleté en benen – en helemaal achter in de groep, bijna aan het zicht onttrokken, met Gianfranco.
Hij had zijn arm om een oogverblindende vrouw – kort haar, een nog korter rokje, gebruind en soepel, een van die vrouwen die gewoon lekker in hun vel zitten. Ze keek toevallig recht in de camera. Ze had grote ogen, iets dieper liggend dan je zou verwachten, en ze gaven de indruk dat ze je recht aankeek. Heel mijn intuïtie, gevormd en gescherpt door talloze keiharde missies en duizend slapeloze nachten, zei me dat dit Ingrid was.
Ik bladerde door de andere dossiers: er moest ergens een lijst zijn met alle namen die tijdens het verhoor naar voren waren gekomen. Die was er ook, en er was maar één Ingrid.
Ingrid Kohl.
Er was ook een koppeling naar de informatie die de politie over haar had weten te vergaren. Ik bladerde naar Sectie B, pagina 46, en zag dat die informatie bijna niets inhield – ze was zo’n vluchtige kennis en haar contacten met Dodge en Cameron waren zo minimaal geweest dat de politie het niet eens nodig had gevonden met haar te praten. Ze hadden echter wel een kopie van haar paspoort gemaakt.
Ik keek naar de foto in het document. Het was de vrouw met het korte haar bij Club Zulu: Ingrid Kohl.
Er was geen verhoor, maar een aantal dingen was zeker: ze kende Cameron, ze was een vriendin of nog iets intiemers van Gianfranco en ze was Amerikaanse. Het paspoort vermeldde dat ze uit Chicago kwam, het hart van het Midden-Westen.