3

Ondanks de geweldige rijkdom, enorme olievoorraden en liefde voor de nieuwste Amerikaanse wapensystemen, werkt niets naar behoren in Saoedi-Arabië. Neem nou bijvoorbeeld het openbaar busvervoer in Jeddah.

Nu zijn crossmotor kapot was, had de zoon van de zoöloog geen alternatief middel van transport, wat betekende dat – dankzij de warrige dienstregeling en de steeds heviger wordende zandstorm – het nieuws van de executie twintig minuten eerder zijn huis bereikte dan hijzelf.

Zijn hele familie had zich al verzameld in de bescheiden majlis van de villa en zijn moeder joeg haar verwanten steeds meer de stuipen op het lijf. Tussen haar aanvallen van smart en ongeloof door ging ze tekeer tegen haar land, de Saoedische rechtspraak en de koninklijke familie zelf. Hoewel geen enkele Saoedische man – laat staan de maatschappij zelf – ooit in staat zou zijn geweest het toe te geven, was ze in elk gezelschap altijd de slimste persoon.

Haar bittere aanval kwam tot een einde toen iemand naar buiten keek en haar zoon zag naderen. Nauwelijks ademhalend tussen haar tranen door, ving ze hem op in de gang, enorm bezorgd dat hij boven op alle ellende ook nog de executie van zijn vader had aanschouwd.

Toen hij zijn hoofd schudde en stukje bij beetje vertelde over de kapotte motor op de bouwplaats, zonk ze voor de eerste en enige keer op haar knieën en dankte Allah voor elke wond op zijn lichaam. De jongen bukte zich, trok zijn moeder omhoog en zag, over haar schouder, zijn twee zussen staan, alleen, achtergelaten op hun eigen persoonlijke eiland van wanhoop.

Hij trok ze allemaal in zijn armen en vertelde over het enorme verdriet dat de hele weg naar huis op hem had gedrukt en dat bij hen nog niet was doorgedrongen – als geëxecuteerde gevangene zou er geen rouwdienst of begrafenis plaatsvinden, geen sluiten van de ogen van zijn vader, geen rituele wassing en het in een doodskleed wikkelen als laatste daad van genegenheid naar hem. Zijn overblijfselen zouden in een graf zonder grafsteen begraven worden. Als ze geluk hadden, zou een van de grafdelvers hem op zijn rechterzij leggen, met zijn gezicht naar Mekka. Als ze geluk hadden.

In de maanden die volgden werd, volgens de moeder in haar lang uitgestelde verhoor, de allesverstikkende wolk van verlies die over het huis was neergedaald, door zo goed als niets doorbroken. Met uitzondering van de directe verwanten, waren er geen bezoekers of telefoontjes – de aard van het misdrijf betekende dat de familie zowel door vrienden als door de gemeenschap als geheel werd uitgespuugd. Het gezin was in zekere zin zelf ook in een ongemerkt graf gegooid en begraven. Toch zorgde het gestage verstrijken van de tijd ervoor dat de scherpste randjes van hun verdriet verdwenen en de jongen – een zeer begaafde student – pakte uiteindelijk zijn boeken weer op en zette zijn studie thuis voort. Dat zorgde meer dan wat dan ook voor rust in de familie. Scholing is tenslotte een greep naar een betere toekomst, hoe onmogelijk de vooruitzichten daarop op dat moment ook leken.

En toen, acht maanden na de executie, brak de oostelijke hemel open in een onaangekondigde dageraad. Helemaal buiten de familie om was de grootvader onvermoeibaar voor hen bezig geweest. Met de geringe wasta die hij tot zijn beschikking had en het betalen van smeergeld dat hij eigenlijk niet kon missen, was hij erin geslaagd paspoorten en uitreisvisa te verkrijgen voor zijn schoondochter en haar drie kinderen. Dat was beslist een bewijs van zijn liefde voor hen, maar gezegd dient te worden dat de overheid met de familie in de maag zat en dat ze waarschijnlijk blij waren om hen te zien vertrekken. Hoe het ook zij, hij kwam laat op de avond langs, vertelde het gezin het onvoorstelbare nieuws en zei dat ze de volgende morgen vroeg zouden vertrekken, voordat de mensen wier hulp hij had gekocht de kans kregen op andere gedachten te komen.

De hele nacht door waren ze bezig met het inpakken van het kleine beetje aan bezittingen dat hun echt aan het hart ging, ze verwijlden nog één keer bij hun herinneringen en gingen, zonder iemand om vaarwel tegen te zeggen, met de dageraad op pad. Het konvooi van vier veel te zwaarbeladen gezinsauto’s reed twaalf uur aan één stuk door, over de hele breedte van het land, door de tijdloze woestijn, langs tot in het oneindige uitstrekkende olievelden, tot ze tegen de schemering de turkooizen wateren van de Arabische Golf zagen.

Over de zee welvend als een halsketting lag daar de verhoogde weg die Saoedi-Arabië verbond met de onafhankelijke eilandstaat Bahrein. De weg liep zo’n vijfentwintig kilometer over bruggen en viaducten, een triomf van Hollands vernuft, en stond bekend als de King Fahd Causeway. Om de kilometer keek de monarch vanaf grote billboards glimlachend omlaag naar de familie, een ironie die de jongen niet ontging: dit was de man die het executiebevel voor zijn vader had getekend. Fahds gehate gezicht was het laatste wat hij zag van zijn thuisland.

Na aan de grens nog weer wat smeergeld betaald te hebben, mochten de grootvader en drie neven heel kort zonder papieren Bahrein binnen teneinde de bezittingen van het gezin te vervoeren naar een huis dat de oude man had gehuurd via een vriend van een buurman. Niemand zei iets, maar iedereen zonk het hart in de schoenen toen ze het zagen.

Het vervallen huis stond op een stuk stoffige grond in een semi-industriële wijk van Manama, de hoofdstad van het land. De voordeur hing uit zijn hengsels, het sanitair werkte nauwelijks en in slechts twee vertrekken was elektriciteit – maar ze konden niet meer terug en alles was beter dan het leven in Jeddah.

Toen de schamele bezittingen van het gezin eenmaal uitgeladen waren, liep de moeder van de jongen met de oude man naar de aftandse keuken en probeerde hem rustig te bedanken voor alles wat hij had gedaan. Hij schudde zijn hoofd, drukte een rolletje bankbiljetten in haar hand en zei dat hij haar elke maand wat extra’s toe zou sturen – niet veel, maar genoeg. Ze beet op haar lip en deed haar best om niet te gaan huilen om zijn goedheid. De oude man liep ondertussen naar zijn kleindochters, die vanaf de kale binnenplaats toekeken, en sloeg zijn armen om hen heen.

Toen draaide hij zich om en aarzelde hij – het moeilijkste had hij tot het laatst bewaard. Zijn kleinzoon, zich bewust van wat er ging komen, deed net of hij het heel druk had met het openen van dozen bij de achterdeur. Zijn grootvader kwam op hem af en wachtte tot hij opkeek. Ze wisten geen van beiden goed hoeveel emotie ze als man mochten tonen tot de grootvader zijn armen uitstak en de jongen stevig tegen zich aan drukte. Dit was niet het moment voor misplaatste trots; hij was een oude man en God zou weten of hij zijn kleinzoon ooit nog terug zou zien.

Hij deed een stap achteruit en bekeek de jongeman – het viel hem steeds weer op hoezeer hij op zijn eigen jongen leek, de man die ze hadden geëxecuteerd. Maar het leven leeft voort in onze kinderen en hun kinderen en zelfs een koning kan je dat niet afnemen. Abrupt draaide hij zich om en liep naar de voertuigen, naar de neven roepend dat ze de auto’s moesten starten. Hij keek niet meer om, want anders zou de familie de tranen langs zijn wangen zien rollen.

De jongen, omringd door zijn moeder en twee zussen, bleef lange tijd in de opkomende duisternis staan en keek hoe de achterlichten van hun vroegere leven in de nacht verdwenen.

Ik ben Pelgrim
IkBenPelgrim1.html
IkBenPelgrim2.html
IkBenPelgrim3.html
IkBenPelgrim4.html
IkBenPelgrim5.html
IkBenPelgrim6.html
IkBenPelgrim7.html
IkBenPelgrim8.html
IkBenPelgrim9.html
IkBenPelgrim10.html
IkBenPelgrim11.html
IkBenPelgrim12.html
IkBenPelgrim13.html
IkBenPelgrim14.html
IkBenPelgrim15.html
IkBenPelgrim16.html
IkBenPelgrim17.html
IkBenPelgrim18.html
IkBenPelgrim19.html
IkBenPelgrim20.html
IkBenPelgrim21.html
IkBenPelgrim22.html
IkBenPelgrim23.html
IkBenPelgrim24.html
IkBenPelgrim25.html
IkBenPelgrim26.html
IkBenPelgrim27.html
IkBenPelgrim28.html
IkBenPelgrim29.html
IkBenPelgrim30.html
IkBenPelgrim31.html
IkBenPelgrim32.html
IkBenPelgrim33.html
IkBenPelgrim34.html
IkBenPelgrim35.html
IkBenPelgrim36.html
IkBenPelgrim37.html
IkBenPelgrim38.html
IkBenPelgrim39.html
IkBenPelgrim40.html
IkBenPelgrim41.html
IkBenPelgrim42.html
IkBenPelgrim43.html
IkBenPelgrim44.html
IkBenPelgrim45.html
IkBenPelgrim46.html
IkBenPelgrim47.html
IkBenPelgrim48.html
IkBenPelgrim49.html
IkBenPelgrim50.html
IkBenPelgrim51.html
IkBenPelgrim52.html
IkBenPelgrim53.html
IkBenPelgrim54.html
IkBenPelgrim55.html
IkBenPelgrim56.html
IkBenPelgrim57.html
IkBenPelgrim58.html
IkBenPelgrim59.html
IkBenPelgrim60.html
IkBenPelgrim61.html
IkBenPelgrim62.html
IkBenPelgrim63.html
IkBenPelgrim64.html
IkBenPelgrim65.html
IkBenPelgrim66.html
IkBenPelgrim67.html
IkBenPelgrim68.html
IkBenPelgrim69.html
IkBenPelgrim70.html
IkBenPelgrim71.html
IkBenPelgrim72.html
IkBenPelgrim73.html
IkBenPelgrim74.html
IkBenPelgrim75.html
IkBenPelgrim76.html
IkBenPelgrim77.html
IkBenPelgrim78.html
IkBenPelgrim79.html
IkBenPelgrim80.html
IkBenPelgrim81.html
IkBenPelgrim82.html
IkBenPelgrim83.html
IkBenPelgrim84.html
IkBenPelgrim85.html
IkBenPelgrim86.html
IkBenPelgrim87.html
IkBenPelgrim88.html
IkBenPelgrim89.html
IkBenPelgrim90.html
IkBenPelgrim91.html
IkBenPelgrim92.html
IkBenPelgrim93.html
IkBenPelgrim94.html
IkBenPelgrim95.html
IkBenPelgrim96.html
IkBenPelgrim97.html
IkBenPelgrim98.html
IkBenPelgrim99.html
IkBenPelgrim100.html
IkBenPelgrim101.html
IkBenPelgrim102.html
IkBenPelgrim103.html
IkBenPelgrim104.html
IkBenPelgrim105.html
IkBenPelgrim106.html
IkBenPelgrim107.html
IkBenPelgrim108.html
IkBenPelgrim109.html
IkBenPelgrim110.html
IkBenPelgrim111.html
IkBenPelgrim112.html
IkBenPelgrim113.html
IkBenPelgrim114.html
IkBenPelgrim115.html
IkBenPelgrim116.html
IkBenPelgrim117.html
IkBenPelgrim118.html
IkBenPelgrim119.html
IkBenPelgrim120.html
IkBenPelgrim121.html
IkBenPelgrim122.html
IkBenPelgrim123.html
IkBenPelgrim124.html
IkBenPelgrim125.html
IkBenPelgrim126.html
IkBenPelgrim127.html
IkBenPelgrim128.html
IkBenPelgrim129.html
IkBenPelgrim130.html
IkBenPelgrim131.html
IkBenPelgrim132.html
IkBenPelgrim133.html
IkBenPelgrim134.html
IkBenPelgrim135.html
IkBenPelgrim136.html
IkBenPelgrim137.html
IkBenPelgrim138.html
IkBenPelgrim139.html
IkBenPelgrim140.html
IkBenPelgrim141.html
IkBenPelgrim142.html
IkBenPelgrim143.html
IkBenPelgrim144.html
IkBenPelgrim145.html
IkBenPelgrim146.html
IkBenPelgrim147.html
IkBenPelgrim148.html
IkBenPelgrim149.html
IkBenPelgrim150.html
IkBenPelgrim151.html
IkBenPelgrim152.html
IkBenPelgrim153.html
IkBenPelgrim154.html
IkBenPelgrim155.html
IkBenPelgrim156.html
IkBenPelgrim157.html
IkBenPelgrim158.html
IkBenPelgrim159.html
IkBenPelgrim160.html
IkBenPelgrim161.html
IkBenPelgrim162.html
IkBenPelgrim163.html
IkBenPelgrim164.html
IkBenPelgrim165.html
IkBenPelgrim166.html
IkBenPelgrim167.html
IkBenPelgrim168.html
IkBenPelgrim169.html
IkBenPelgrim170.html
IkBenPelgrim171.html
IkBenPelgrim172.html
IkBenPelgrim173.html
IkBenPelgrim174.html
IkBenPelgrim175.html
IkBenPelgrim176.html
IkBenPelgrim177.html
IkBenPelgrim178.html
IkBenPelgrim179.html
IkBenPelgrim180.html
IkBenPelgrim181.html
IkBenPelgrim182.html
IkBenPelgrim183.html
IkBenPelgrim184.html
IkBenPelgrim185.html
IkBenPelgrim186.html
IkBenPelgrim187.html
IkBenPelgrim188.html
IkBenPelgrim189.html
IkBenPelgrim190.html
IkBenPelgrim191.html
IkBenPelgrim192.html
IkBenPelgrim193.html
IkBenPelgrim194.html
IkBenPelgrim195.html
IkBenPelgrim196.html
IkBenPelgrim197.html
IkBenPelgrim198.html
IkBenPelgrim199.html
IkBenPelgrim200.html
IkBenPelgrim201.html