57
De manager wel. Hij zat in zijn eentje in de foyer, achter een bureau aan één kant van de receptie, en keek op toen ik binnenkwam. Hij kwam zoals gebruikelijk met uitgestrekte hand en de kenmerkende, opgetogen glimlach op me af om me te begroeten.
‘Ah, meneer Brodie David Wilson, u bent in de ontspanning geweest met een maal van de goeie kwaliteit, hoop ik.’
Voordat ik kon antwoorden, zag ik zijn houding veranderen: een schaduw van bezorgdheid en geschoktheid gleed over zijn gezicht.
‘Maar u draagt een verwonding van grote ernst,’ zei hij, wijzend op zijn altijd onberispelijke tegelvloer, waar nu bloedsporen mijn pad markeerden.
Ik keek omlaag en zag een scheur in mijn broek ter hoogte van mijn kuit en vermoedde dat de rondvliegende brokstukken van de speedboot meer schade hadden aangericht dan ik had beseft. Het bloed was omlaag gestroomd naar de zool van mijn sportschoenen en ik had er nu de foyer mee besmeurd.
‘Verdorie,’ zei ik. ‘Ik ben bij de benzinepomp van BP de weg overgestoken. De vangrail is daar nogal roestig en ik ben bang dat ik er minder soepeltjes overheen ben geklommen dan ik dacht.’
Het was geen geniale verklaring, maar beter kon ik op zo korte termijn niet verzinnen en de manager leek het verder zonder vragen te accepteren.
‘Ja, ik ken die plek,’ zei hij. ‘Het verkeer daar is van grote krankzinnigheid. Hier, laat mij u van hulp zijn.’
Maar ik sloeg zijn aanbod af en zei dat ik naar mijn kamer wilde, waarna ik op mijn tenen verder liep om niet nog meer bloederige vegen op de tegels achter te laten. Eenmaal binnen, met de deur op slot, trok ik mijn broek uit, pakte een pincet uit mijn toilettas en slaagde erin een kartelig stuk metaal uit mijn kuit te halen. Zodra dat was verwijderd, begon de wond te bloeden als een rund, maar ik had al een T-shirt aan repen gescheurd en binnen enkele seconden mijn wond daarmee verbonden.
Pas toen knoopte ik mijn shirt open en richtte mijn aandacht op de foto die ik uit het trouwalbum had gestolen. Daarop stonden Cumali en haar toenmalige echtgenoot, glimlachend, gearmd en op het punt van de receptie te vertrekken voor hun huwelijksreis. Het was een knappe man van achter in de twintig, maar er was iets aan hem – de snit van zijn linnen broek, de pilotenbril die aan zijn hand bungelde – wat me het idee gaf dat hij een man van de wereld was. Ik kon me hem onmogelijk voorstellen als brave bezoeker van de plaatselijke moskee en toen ik naar het mooie gezicht van Cumali keek, kreeg ik opnieuw het idee dat het niet met elkaar rijmde.
Ik draaide de foto om en zag dat de Turkse fotografen niet verschilden van hun collega’s elders: op de achterkant stond de naam van de fotograaf, een serienummer en een telefoonnummer in Istanbul dat je kon bellen als je foto’s wilde nabestellen.
Het was te laat om hem te bereiken, dus opende ik mijn laptop om te kijken of er nog berichten waren. Ik probeerde mijn kloppende kuit zo veel mogelijk te negeren. Ik zag tot mijn verbazing dat er geen nieuws van Bradley was over Cumali’s achtergrond en ik begon Fluisteraar en de onderzoekers bij de cia al te vervloeken, toen ik een sms’je zag van Apple, waarin me werd meegedeeld hoeveel er voor mijn gedownloade muziek in rekening was gebracht.
Ik opende iTunes en zag dat ik de trotse bezitter was van Turkijes Grootste Hits, een compilatie van de meest recente liedjes van Turkije op het Eurovisie Songfestival. O, jezus.
Ik moest twee liedjes en een deel van het derde doorstaan voordat ik stuitte op een reeks tekstbestanden. Hoewel het met niet zoveel woorden werd gezegd, was duidelijk dat de onderzoekers de database van de Turkse politie hadden gehackt en Cumali’s dossier hadden gevonden.
Hun rapport meldde dat ze twee jaar rechten had gestudeerd, de studie eraan had gegeven, had gesolliciteerd bij de Nationale Politieacademie en een vierjarige opleiding had gevolgd. Ze was een van de beste van haar lichting geweest en ze was doorgestroomd naar de recherche. Na posten in Ankara en Istanbul zorgde haar kennis van de Engelse taal ervoor dat ze werd overgeplaatst naar een toeristenbestemming waar haar vaardigheden beter tot hun recht zouden komen: Bodrum.
Ze hadden nog veel meer informatie gevonden, met name aanbevelingen en promoties – ze was zo te zien een heel goede agent – maar het was het gebruikelijke spul en het was duidelijk dat ze zelfs al op de academie bij de Turkse politie bekendstond onder de naam Cumali en verder niets.
De onderzoekers in Langley hadden zich ook afgevraagd of dat haar echte achternaam was en ze hadden geprobeerd een digitale achterdeur te vinden die toegang bood tot trouwboekjes, geboortebewijzen of paspoortgegevens, maar ze stuitten overal op een muur. De openbare gegevens van de Turkse politie konden vreemd genoeg niet worden gehackt. Dat kwam niet doordat de overheid, net als het Pentagon, een of ander complex beveiligingssysteem hanteerde. Het antwoord was veel simpeler: geen van de archieven was gedigitaliseerd. De officiële gegevens bestonden alleen op papier – waarschijnlijk met een lintje erom in onmetelijke pakhuizen weggeborgen. Volgens Langley was een zelfgeschreven verzoek de enige manier om iets in te zien wat meer dan vijf jaar oud was – een proces dat meer dan een maand in beslag kon nemen.
Ik staarde vol frustratie naar het rapport – zoals zo vaak bij onderzoeken van de fbi, was het voornamelijk een topje en geen ijsberg. Ik nam aan dat ze vroeg of laat de kwestie van haar naam zouden oplossen, maar daar zou ik weinig meer aan hebben. Kwaad op hun werk kroop ik in bed.
Dankzij Langley hing nu de hele missie af van een mij onbekende fotograaf in Istanbul die inmiddels misschien al dood of met pensioen was.