6

Na vier jaar opleiding – van leren kleine aanwijzingen te zien die anderen zouden kunnen missen, van leven in omstandigheden waarin anderen zouden sterven – steeg ik snel op de ladder. Mijn eerste overzeese standplaats was Berlijn en binnen zes maanden na aankomst had ik voor het eerst een man gedood.

Al sinds de oprichting van de Division werden de operaties in Europa geleid vanuit Londen, en altijd door een van hun topagenten. De eerste persoon op die post was een hoge marineofficier geweest, een man die gepokt en gemazeld was in de maritieme oorlogsvoering. Hij noemde zichzelf dan ook de Admiraal van Dienst. Hij was ooit de derde in rang geweest van de vloot, trouwens ook zijn positie binnen de Division. De naam beklijfde, maar in de loop der jaren raakte hij toch wat verbasterd en uiteindelijk stond hij bekend als de Cowboy van Dienst.

Tegen de tijd dat ik in Europa arriveerde, leidde de man die op dat moment de post bezette een hooglijk gewaardeerde operatie en er leek weinig twijfel over te bestaan dat hij op een dag zou terugkeren naar Washington om daar de hoogste positie binnen de Division te gaan bekleden. Degenen die het in zijn ogen goed deden, zouden dan onvermijdelijk worden meegezogen in zijn kielzog en er was dan ook een enorme competitie om bij hem in de gunst te komen.

Het was tegen deze achtergrond dat het bureau in Berlijn me een keer begin augustus naar Moskou stuurde – de ergste maand in deze hete en hopeloze stad – om onderzoek te doen naar vermeende fraude bij een clandestiene Amerikaanse operatie aldaar. Er ontbrak inderdaad geld, maar toen ik dieper groef, stuitte ik op iets wat nog veel erger was: een belangrijke Amerikaanse geheim agent was speciaal naar Moskou gereisd en stond op het punt de namen van onze meest waardevolle Russische informanten terug te verkopen aan de fsb, de al even nietsontziende opvolger van de kgb.

Aangezien ik pas heel laat op dit feestje binnenviel, moest ik ter plekke een besluit nemen; geen tijd om advies in te winnen, geen tijd voor twijfel. Ik ving onze agent op toen hij op weg was naar zijn Russische contact. En ja, hij was de eerste man die ik doodde.

Ik schoot hem neer – ik schoot de Cowboy van Dienst dood op het Rode Plein, terwijl een gemene, hete wind vanaf de steppes over het plein gierde en de geur van Azië en de stank van verraad met zich meevoerde. Ik weet niet of dit iets is om trots op te zijn, maar hoewel ik nog jong en onervaren was, doodde ik mijn baas als een professional.

Ik schaduwde hem naar de zuidrand van het plein, waar een draaimolen rondwervelde. Ik ging ervan uit dat de schrille muziek daar zou helpen de droge knal van een pistoolschot te maskeren. Ik kwam schuin van achteren op hem af, op de man die ik zo goed kende, en hij zag me pas op het laatste moment.

Er verscheen een verbaasde blik in zijn ogen, bijna direct gevolgd door pure angst. ‘Eddy...’ zei hij.

Mijn echte naam was niet Eddy, maar net als iedereen bij het bureau had ik mijn identiteit veranderd toen ik voor het eerst het veld inging. Ik denk dat het daardoor iets makkelijker werd, alsof ik het eigenlijk niet zelf deed.

‘Is er iets... wat doe jij hier?’ Hij kwam uit het zuiden en ik had zijn accent altijd mooi gevonden.

Ik schudde alleen maar mijn hoofd. ‘Vyshaya mera,’ zei ik. Het was een oud kgb-gezegde en we wisten allebei dat het letterlijk ‘de zwaarst mogelijke straf’ betekende – een eufemisme voor het in iemands achterhoofd pompen van een zwaar kaliber kogel.

Ik had mijn hand al op het pistool in mijn zak, een slanke psm 5.45; ironisch genoeg een Sovjet-ontwerp, en niet veel dikker dan een aansteker. Ik bedoel, het jasje van een goed gesneden pak zou er nauwelijks door kreukelen. Ik zag zijn paniekerige blik naar de kinderen in de draaimolen gaan. Waarschijnlijk dacht hij aan zijn eigen twee kleintjes en vroeg hij zich af hoe het ooit zo uit de hand had kunnen lopen.

Zonder het pistool uit mijn zak te halen, haalde ik de trekker over en vuurde een kogel met een stalen kern af die in staat was de dertig lagen Kevlar en de één centimeter dikke plaat titanium te doorboren van het kogelvrije vest dat hij ongetwijfeld aan zou hebben.

Niemand hoorde iets boven de herrie van de draaimolen uit.

De kogel drong in zijn borst en de mondingssnelheid was zo hoog dat zijn hart onmiddellijk stilstond en hij ter plekke overleed, precies zoals de kogel bedoeld was. Ik stak mijn arm uit om hem in zijn val op te vangen en gebruikte mijn andere hand om het zweet van zijn voorhoofd te vegen, zo de indruk wekkend dat mijn metgezel zojuist was bevangen door de hitte.

Ik sleepte hem mee naar een plastic stoel onder een flapperende, ongebruikte parasol en sprak in gebrekkig Russisch tegen de moeders die tien meter verderop op hun kinderen stonden te wachten, ondertussen naar de hemel wijzend en klagend over het weer.

Ze glimlachten, stiekem blij dat weer eens was bewezen dat de Slaven sterk waren en de Amerikanen zwak. ‘Ah, de hitte, verschrikkelijk, ja,’ zeiden ze meelevend.

Ik trok het jasje van de Cowboy uit en legde het in zijn schoot om zo het steeds roder wordende gat te bedekken. Ik riep weer naar de moeders en zei dat ik hem even alleen zou laten om een taxi te zoeken.

Ze knikten, meer geïnteresseerd in hun kinderen in de draaimolen dan in wat ik aan het doen was. Ik betwijfel of ook maar iemand van hen zich realiseerde dat ik zijn koffertje droeg – laat staan zijn portefeuille – toen ik snel naar de taxi’s op Kremlevskiy Prospekt liep.

Ik was alweer in mijn hotelkamer enkele kilometers verderop voordat iemand het bloed zag dat uit zijn mondhoek sijpelde en de politie belde. Ik had geen tijd gehad om al zijn zakken te legen, dus ik wist dat het niet lang zou duren voor ze hem zouden identificeren.

Tijdens mijn bezoeken aan Londen had ik regelmatig bij hem thuis gegeten en met zijn kinderen gespeeld – twee meisjes die net naar de lagere school gingen – en ik telde de minuten af die het volgens mij zou duren tot de telefoon in zijn huis in Hampstead zou overgaan en ze zouden horen dat hun vader dood was. Dankzij mijn eigen kindertijd begreep ik beter dan de meeste mensen hoe dat bij een kind aankomt; de golf van ongeloof, de worsteling om het definitieve van de dood te begrijpen, de overweldigende paniek, de gapende afgrond van verlatenheid. Wat ik ook probeerde, ik kon die beelden niet uit mijn hoofd krijgen. Ik zag hen voor me, maar ik ben bang dat die emotie van mezelf was.

Ten slotte ging ik op het bed zitten en forceerde het slot van het koffertje. Het enige van belang wat ik aantrof, was een dvd met Shania Twain op de hoes. Ik stopte hem in mijn laptop en liet er een algoritmeprogramma op los. Verborgen in de digitale muziek waren de namen en geheime dossiers van negentien Russen die geheimen aan ons doorgaven. Het zou vyshaya mera voor hen zijn geweest als de Cowboy in zijn opzet geslaagd was.

Terwijl ik de dossiers doornam en de persoonlijke gegevens van de Russen bekeek, begon ik in mijn hoofd een lijstje bij te houden van het aantal Russische kinderen dat indirect hierbij betrokken was. Het was niet zo bedoeld, maar ik realiseerde me dat ik een soort winst-verliesrekening opmaakte. Uiteindelijk stonden er veertien Russische kinderen in de ene kolom en de twee dochtertjes van de Cowboy in de andere. Je zou kunnen zeggen dat dit een goed resultaat was. Maar het was niet genoeg: de namen van de Russen waren te abstract en die van de meisjes veel te reëel.

Ik pakte mijn overjas, slingerde mijn weekendtas over mijn schouder, stopte de psm 5.45 in mijn zak en ging op weg naar een speelplaats in de buurt van Gorki Park. Ik wist dankzij de dossiers dat sommige vrouwen van onze Russische activa daar ’s middags vaak met hun kinderen naartoe gingen. Ik ging op een bankje zitten en kon aan de hand van de beschrijvingen die ik gelezen had negen van de vrouwen met zekerheid identificeren, zag hun kinderen zandkastelen bouwen op een geïmproviseerd strand.

Ik liep in hun richting en keek naar ze – ik betwijfel of ze de vreemdeling met het brandgat in zijn jas achter het hek ooit hebben zien staan – naar deze glimlachende kinderen wier zomers nu, naar ik hoopte, langer zouden duren dan de mijne ooit hadden gedaan. En hoewel ik erin geslaagd was ze tastbaar te maken, kon ik toch de gedachte niet onderdrukken dat wat ik hun had gegeven in gelijke mate ten koste was gegaan van iets van mezelf. Noem het mijn onschuld.

Ouder, maar ook kalmer liep ik naar een rij taxi’s. Een aantal uren geleden – toen ik me na het doden van de Cowboy naar mijn hotel had gehaast – had ik een versleuteld telefoongesprek gevoerd met Washington en ik wist dat een vliegtuig van de cia, vermomd als een directiejet van General Motors, onderweg was naar Sjeremetjevo, het vliegveld van Moskou, om me op te pikken.

Ik was bang dat de Russische politie mij al had geïdentificeerd als de moordenaar en de rit naar het vliegveld was een van de langste reizen van mijn leven. De opluchting was dan ook enorm toen ik aan boord van het vliegtuig stapte. Mijn vervoering duurde ongeveer twaalf seconden. In het vliegtuig bevonden zich vier gewapende mannen die weigerden prijs te geven wie ze waren, maar die eruitzagen als leden van een of andere eenheid van de Special Forces.

Ze overhandigden me een officieel document en daaruit bleek dat ik nu onderwerp was van een onderzoek door de hoogste daartoe bevoegde instantie binnen de inlichtingenwereld. De leider van het team vertelde me dat we naar Amerika zouden vliegen.

Vervolgens las hij me mijn rechten voor en nam me in hechtenis.

Ik ben Pelgrim
IkBenPelgrim1.html
IkBenPelgrim2.html
IkBenPelgrim3.html
IkBenPelgrim4.html
IkBenPelgrim5.html
IkBenPelgrim6.html
IkBenPelgrim7.html
IkBenPelgrim8.html
IkBenPelgrim9.html
IkBenPelgrim10.html
IkBenPelgrim11.html
IkBenPelgrim12.html
IkBenPelgrim13.html
IkBenPelgrim14.html
IkBenPelgrim15.html
IkBenPelgrim16.html
IkBenPelgrim17.html
IkBenPelgrim18.html
IkBenPelgrim19.html
IkBenPelgrim20.html
IkBenPelgrim21.html
IkBenPelgrim22.html
IkBenPelgrim23.html
IkBenPelgrim24.html
IkBenPelgrim25.html
IkBenPelgrim26.html
IkBenPelgrim27.html
IkBenPelgrim28.html
IkBenPelgrim29.html
IkBenPelgrim30.html
IkBenPelgrim31.html
IkBenPelgrim32.html
IkBenPelgrim33.html
IkBenPelgrim34.html
IkBenPelgrim35.html
IkBenPelgrim36.html
IkBenPelgrim37.html
IkBenPelgrim38.html
IkBenPelgrim39.html
IkBenPelgrim40.html
IkBenPelgrim41.html
IkBenPelgrim42.html
IkBenPelgrim43.html
IkBenPelgrim44.html
IkBenPelgrim45.html
IkBenPelgrim46.html
IkBenPelgrim47.html
IkBenPelgrim48.html
IkBenPelgrim49.html
IkBenPelgrim50.html
IkBenPelgrim51.html
IkBenPelgrim52.html
IkBenPelgrim53.html
IkBenPelgrim54.html
IkBenPelgrim55.html
IkBenPelgrim56.html
IkBenPelgrim57.html
IkBenPelgrim58.html
IkBenPelgrim59.html
IkBenPelgrim60.html
IkBenPelgrim61.html
IkBenPelgrim62.html
IkBenPelgrim63.html
IkBenPelgrim64.html
IkBenPelgrim65.html
IkBenPelgrim66.html
IkBenPelgrim67.html
IkBenPelgrim68.html
IkBenPelgrim69.html
IkBenPelgrim70.html
IkBenPelgrim71.html
IkBenPelgrim72.html
IkBenPelgrim73.html
IkBenPelgrim74.html
IkBenPelgrim75.html
IkBenPelgrim76.html
IkBenPelgrim77.html
IkBenPelgrim78.html
IkBenPelgrim79.html
IkBenPelgrim80.html
IkBenPelgrim81.html
IkBenPelgrim82.html
IkBenPelgrim83.html
IkBenPelgrim84.html
IkBenPelgrim85.html
IkBenPelgrim86.html
IkBenPelgrim87.html
IkBenPelgrim88.html
IkBenPelgrim89.html
IkBenPelgrim90.html
IkBenPelgrim91.html
IkBenPelgrim92.html
IkBenPelgrim93.html
IkBenPelgrim94.html
IkBenPelgrim95.html
IkBenPelgrim96.html
IkBenPelgrim97.html
IkBenPelgrim98.html
IkBenPelgrim99.html
IkBenPelgrim100.html
IkBenPelgrim101.html
IkBenPelgrim102.html
IkBenPelgrim103.html
IkBenPelgrim104.html
IkBenPelgrim105.html
IkBenPelgrim106.html
IkBenPelgrim107.html
IkBenPelgrim108.html
IkBenPelgrim109.html
IkBenPelgrim110.html
IkBenPelgrim111.html
IkBenPelgrim112.html
IkBenPelgrim113.html
IkBenPelgrim114.html
IkBenPelgrim115.html
IkBenPelgrim116.html
IkBenPelgrim117.html
IkBenPelgrim118.html
IkBenPelgrim119.html
IkBenPelgrim120.html
IkBenPelgrim121.html
IkBenPelgrim122.html
IkBenPelgrim123.html
IkBenPelgrim124.html
IkBenPelgrim125.html
IkBenPelgrim126.html
IkBenPelgrim127.html
IkBenPelgrim128.html
IkBenPelgrim129.html
IkBenPelgrim130.html
IkBenPelgrim131.html
IkBenPelgrim132.html
IkBenPelgrim133.html
IkBenPelgrim134.html
IkBenPelgrim135.html
IkBenPelgrim136.html
IkBenPelgrim137.html
IkBenPelgrim138.html
IkBenPelgrim139.html
IkBenPelgrim140.html
IkBenPelgrim141.html
IkBenPelgrim142.html
IkBenPelgrim143.html
IkBenPelgrim144.html
IkBenPelgrim145.html
IkBenPelgrim146.html
IkBenPelgrim147.html
IkBenPelgrim148.html
IkBenPelgrim149.html
IkBenPelgrim150.html
IkBenPelgrim151.html
IkBenPelgrim152.html
IkBenPelgrim153.html
IkBenPelgrim154.html
IkBenPelgrim155.html
IkBenPelgrim156.html
IkBenPelgrim157.html
IkBenPelgrim158.html
IkBenPelgrim159.html
IkBenPelgrim160.html
IkBenPelgrim161.html
IkBenPelgrim162.html
IkBenPelgrim163.html
IkBenPelgrim164.html
IkBenPelgrim165.html
IkBenPelgrim166.html
IkBenPelgrim167.html
IkBenPelgrim168.html
IkBenPelgrim169.html
IkBenPelgrim170.html
IkBenPelgrim171.html
IkBenPelgrim172.html
IkBenPelgrim173.html
IkBenPelgrim174.html
IkBenPelgrim175.html
IkBenPelgrim176.html
IkBenPelgrim177.html
IkBenPelgrim178.html
IkBenPelgrim179.html
IkBenPelgrim180.html
IkBenPelgrim181.html
IkBenPelgrim182.html
IkBenPelgrim183.html
IkBenPelgrim184.html
IkBenPelgrim185.html
IkBenPelgrim186.html
IkBenPelgrim187.html
IkBenPelgrim188.html
IkBenPelgrim189.html
IkBenPelgrim190.html
IkBenPelgrim191.html
IkBenPelgrim192.html
IkBenPelgrim193.html
IkBenPelgrim194.html
IkBenPelgrim195.html
IkBenPelgrim196.html
IkBenPelgrim197.html
IkBenPelgrim198.html
IkBenPelgrim199.html
IkBenPelgrim200.html
IkBenPelgrim201.html