27
Alleen, gezeten in een goedkoop hotel in een achterafstraatje in Bodrum, bezig met het schrijven van mijn testament, moest ik besluiten wat er zou gebeuren met een schatkamer aan schilderijen waar de meeste museumdirecteuren een moord voor zouden doen.
De collectie was volkomen intact. Hoewel ik naderhand flink wat tijd had doorgebracht in de stilte van het theepakhuis – rondlopend tussen de rekken vol schilderijen en er hier en daar een meesterwerk uittrekkend dat decennialang nooit meer door iemand was gezien – had ik er nooit eentje van verkocht. Ze waren te veel verweven met Bill en ik wist nog steeds geen raad met mijn gevoelens jegens hem.
Maar vreemd genoeg was het, nu ik oog in oog stond met de dood, geen enkel probleem voor me er afstand van te doen. Ik denk dat het antwoord al uren, zo niet langer, in mijn achterhoofd had gesudderd.
Ik schreef dat ik het Museum of Modern Art, het MoMA, honderd kunstwerken naar eigen keuze wilde geven, op voorwaarde dat ze tot de vaste collectie gingen behoren. Ik legde vast dat ze ook eigenaar zouden worden van het portfolio met Rauschenbergs schetsen, die de reden waren dat Bill en ik al die jaren geleden naar Straatsburg waren gegaan. Ik beschreef vervolgens de foto van de boerenvrouw die met haar kinderen naar de gaskamer liep en die ik in het concentratiekamp Natzweiler had gezien – de foto die me in zoveel dromen had achtervolgd – en eiste dat het museum er een kopie van zou aanschaffen.
Ik zei dat de rest van de schilderijen, inclusief het pakhuis waarin ze waren opgeslagen, verkocht moest worden en dat de opbrengst zou moeten worden gebruikt voor de stichting van een William J. Murdoch Centrum voor verweesde Roma-kinderen.
En toen begon het moeilijkste deel van mijn exercitie. Ik zei dat ik wilde dat het MoMA een kleine vitrine zou inrichten bij de ingang van de ruimte waar de honderd schilderijen uiteindelijk terecht zouden komen. Die vitrine zou de schetsen van Rauschenberg moeten bevatten, de kopie van de foto uit het concentratiekamp en de volgende opdracht: ‘Nagelaten aan de inwoners van New York ter nagedachtenis aan Bill...’
Ik bleef een hele tijd doodstil zitten en legde toen mijn pen neer. Ik wist niet hoe ik verder moest, kon niet de woorden vinden die recht zouden doen aan Bills nagedachtenis. Ik dacht aan het moment dat wij omhoogreden door de dennenbossen van de Vogezen, ik herinnerde me het sluimerende kwaad van de gaskamer, ik voelde opnieuw zijn kracht toen ik onbewust mijn hand in de zijne legde, ik zag in zijn ogen het plotselinge geluk toen hij omlaag keek naar mij, en ineens wist ik de woorden die alles betekenden voor mijn pleegvader: ‘Nagelaten aan de inwoners van New York ter nagedachtenis aan Bill Murdoch – door zijn liefhebbende zoon, Scott.’
Ik benoemde ten slotte Finbar Hanrahan, advocaat gevestigd aan Park Avenue, en James Balthazar Grosvenor, president van de Verenigde Staten, tot executeur-testamentair. Ik vond dat dat wel het minste was wat hij voor me kon doen, mocht ik sterven voor het vaderland.
Ik belde naar de receptie, hoorde de slaperige stem van de jonge assistent-manager en vroeg hem naar mijn kamer te komen. Ik liet hem, zonder de inhoud van het document te laten zien, tekenen als getuige en stopte het vervolgens in een envelop die ik adresseerde aan Finbar.
Ik stopte de envelop in een andere, zette er Bens naam op, plus de volgende mededeling: Wil je, in geval van mijn overlijden, de ingesloten brief persoonlijk afgeven als je terug bent in New York?
Ik schoof hem onder de deur van Bens kamer door en liep terug naar mijn eigen kamer. Ik deed de deur op slot, schopte mijn schoenen uit en ging geheel gekleed op bed liggen. In de stilte van de nacht zweefden er twee regels uit een oud gedicht waarvan ik de naam of de auteur vergeten ben, mijn hoofd binnen:
Ik sliep en droomde: het leven is volmaakt;
Ik werd wakker en merkte: het leven is een taak.
Het leven was een taak. Zoals iedere soldaat die naar het slagveld gaat, dacht ik aan het conflict dat voor me lag. Ik hoopte eerlijk gezegd niet op succes of glorie. Ik hoopte alleen maar dat ik me er waardig en moedig doorheen zou slaan.