25
De vrouw die verantwoordelijk was voor de moord in kamer 89 had mijn kennis gebruikt, mijn ervaring, mijn bréín om de moord te plegen en dat maakte me – in elk geval voor mezelf – medeplichtig aan de misdaad.
Ik was niet van plan iets als dit op zijn beloop te laten, dus nadat de assistenten van de lijkschouwer de zak hadden dichtgeritst met daarin het lichaam van Eleanor, verliet ik de kamer – woedender dan ik in lange tijd geweest was – en liep de trap af.
Ik vond waar ik naar op zoek was – de deur naar het kantoor van de manager, in een kleine nis naast de receptie. Alvarez, of een van de andere jonge agenten, had hem op slot gedaan toen ze vertrokken, dus deed ik een stap achteruit en plantte de zool van mijn schoen hard in het hout net onder de deurknop.
Het geluid van versplinterend hout alarmeerde een geüniformeerde agent. ‘Ik hoor bij Bradley,’ zei ik, met een air van complete autoriteit. Hij haalde zijn schouders op, ik hield op met schoppen en stapte het hol van die uitvreter binnen. Het stonk er naar lichaamsgeuren en sigaretten.
Te midden van de viezigheid stond een hoge, metalen dossierkast die opzij was geschoven, zodat een geheime ruimte in de vloer zichtbaar was. In de holte zat een zware kluis. De inbreker, een expert, moet hebben geweten waar hij moest zoeken en had de combinatie al gekraakt en de deur van de kluis geopend.
Tussen het geld en de documenten zaten ook computeruitdraaien van hotelrekeningen, een paar goedkope handwapens en een hele reeks kleine, met kleuren gecodeerde zakjes. Ik bukte me en hield er een paar tegen het licht: de groene bevatten coke, de crack zat in de zwarte zakjes en de tina zat – heel toepasselijk, neem ik aan – in het ijsblauwe. Andere kleuren betekenden andere producten, zoals in elk goed georganiseerd pakhuis. Die klootzak had zijn roeping gemist: hij had manager bij Walmart moeten worden.
Ik staarde naar de voorraad en ik zou een leugenaar zijn als ik zou zeggen dat ik niet in verleiding werd gebracht, met name door de Percodan in de gele zakjes. Ik stak mijn hand uit om te kijken hoeveel er waren, gewoon uit nieuwsgierigheid, weet je wel. Maar vreemd genoeg bleef mijn hand halverwege steken en ging toen langzaam opzij. Wie zegt dat het twaalfstappenplan zonde van de tijd is?
Ik haalde de computeruitdraaien en andere documenten uit de kluis en ging aan het aftandse bureau zitten. Dat was ook waar Bradley me dertig minuten later aantrof.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg hij, leunend tegen de deurpost, zo moe dat zijn gezicht eruitzag als een onopgemaakt bed.
‘Ik probeer te helpen.’
Dat verraste hem zo dat hij er weer wat van opbeurde. ‘Ik dacht dat je met pensioen was?’
‘Ben ik ook, maar noem me ouderwets, iemand heeft mijn boek gebruikt om een jonge vrouw te vermoorden en daar word ik behoorlijk nijdig van.’
Hij liep naar binnen en liet zich gretig in een stoel zakken. Hij had me verteld dat hij ervan uitging dat zijn been hem waarschijnlijk de rest van zijn leven problemen zou bezorgen, vooral als hij moe was.
‘Jij kunt beter naar huis gaan en wat rust nemen,’ zei ik. ‘Is je team al klaar?’
‘Al een halfuur; ze zijn de boel aan het inpakken. Heb je al iets gevonden?’ vroeg hij, wijzend naar het met documenten bezaaide bureau.
‘Ja.’ Ik schoof een map naar hem toe. ‘Dat is het dossier van kamer 89. Jouw rechercheurs hebben het ingekeken en ze hadden gelijk: ze is er meer dan een jaar geleden ingetrokken en heeft vooruitbetaald. Maar voor de rest is het een zooitje, er staan zelfs geen specifieke data in. Ik neem aan dat het met opzet onduidelijk is gehouden...’
‘Voor het geval de belasting zou komen rondneuzen?’ onderbrak Bradley me.
‘Precies. Dus ben ik tot op de bodem van de drugskluis gegaan. Daar onderin vond ik de uitdraaien van de echte rekeningen. Die kloppen perfect, elke cent is erin verantwoord.
Dat moet ook wel, ze zijn bedoeld voor de slimmeriken die deze tent bezitten en je kunt je denk ik wel voorstellen wat ze zouden doen als die uitvreter hier zou proberen hen een poot uit te draaien.’
Ik wees hem op een van de posten die ik had omcirkeld. ‘Hier staat het: de moordenaar kwam op 11 september naar dit hotel.’
Het onopgemaakte bed kreeg nu grote plooien. Hij boog voorover en keek nog eens goed naar de betreffende post. ‘Weet je het zeker?’
‘Ja, een stempel met de tijd erop geeft aan dat ze tegen vijven heeft ingecheckt – ongeveer zes uur nadat de Twin Towers instortten.
Jij lag nog in het ziekenhuis, Ben, maar ik neem aan dat je net als ik de verhalen over die dag gelezen hebt. Het hele gebied was een oorlogszone, het regende as, mensen renden voor hun leven en iedereen dacht dat het ergste nog moest komen.
Voordat ze incheckte, hing er al urenlang zoveel rook in de lucht dat het wel nacht moet hebben geleken, auto’s stonden verlaten langs de weg, afgezien van de sirenes was het doodstil.
Ik herinner me gelezen te hebben dat een priester door de straten liep en mensen opriep te biecht te gaan. Het was het einde der tijden en volgens de computeruitdraaien wisten zelfs de pooiers en de hoeren in de Eastside Inn dat. De avond ervoor waren er negentig kamers bezet. De avond van de elfde waren dat er nog zes. De hele tent – de hele búúrt – was vertrokken.
Maar onze moordenaar gaat vrolijk op weg hierheen. Ze moet gelopen hebben, haar weg zoekend tussen de brokstukken. Denk je dat eens in, Ben – vies door het neerdalende stof, waarschijnlijk onherkenbaar, haar schoenen bijna doorgebrand door de hete as en misschien een bandana voor haar gezicht om de giftige dampen te weren.
Ze komt uiteindelijk door de voordeur en doet de bandana af, ze begint pas de volgende ochtend met haar vermommingen en dat betekent dat die uitvreter hier de enige is die weet hoe ze er echt uitziet, als hij zich dat nog kan herinneren. Niet dat we hem zullen vinden, trouwens.
Ze vertelt hem dat ze een kamer wil. Zoals al gezegd hoort ze hier niet thuis, maar ze weet al dat ze hier gaat blijven: de uitdraaien laten zien dat ze twee maanden vooruit heeft betaald.’
Ik schoof de rekeningen opzij. ‘Waarom, Ben?’ vroeg ik. ‘Waarom deed ze dat allemaal? Kon ze verder nergens terecht, was dit het enige hotel in New York? Ze liep zo ongeveer op hete kolen omdat ze het hier zo prettig vond?’
Hij haalde een Camel uit een pakje dat op het bureau was achtergelaten. Soms wilde hij er gewoon eentje tussen zijn vingers hebben. Ik maakte in gedachte een aantekening dat ik met hem moest praten over het twaalfstappenplan.
‘Dat heb je allemaal geconcludeerd uit die paar rijtjes getallen?’ vroeg hij, onder de indruk. Ik zei niets.
‘Ik weet niet waarom ze het gedaan heeft,’ zei hij ten slotte. ‘Ik heb geen idee.’
‘Nee, ik ook niet,’ antwoordde ik, ‘maar er is iets voorgevallen. Er is die dag iets gebeurd wat voor haar alles veranderde.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Zal best, dat geldt voor een heleboel mensen.’
‘Ja, maar niemand boekte een kamer in de Eastside Inn. Ze was vastbesloten haar identiteit geheim te houden en van de radar te blijven. Ik denk dat ze die dag het besluit nam: ze zou iemand gaan vermoorden. Het inchecken in de Eastside Inn was het begin van haar voorbereidingen.’
De politieman keek me aan en hij wist dat dit een slechte ontwikkeling was: een persoon die zoveel tijd had besteed aan het plannen van een misdaad, zou veel minder snel een fout maken. Zijn schouders zakten toen hij dacht aan het langdurige onderzoek dat voor hem lag, en dat, in combinatie met de pijn in zijn been, was voldoende om hem eruit te laten zien alsof hij op het punt stond in het onopgemaakte bed te kruipen.
Ik keek op en zag iemand langs de deur lopen. ‘Petersen!’ schreeuwde ik. ‘Heb jij buiten een patrouillewagen staan?’
‘Ik kan er wel eentje regelen,’ antwoordde hij.
‘Gooi je baas over je schouder,’ zei ik. ‘Breng hem thuis.’
Bradley protesteerde, maar ik onderbrak hem. ‘Je zei zelf dat ze aan het inpakken waren, niemand gaat dit vannacht oplossen.’
Petersen had nog nooit eerder iemand tegen Bradley horen zeggen wat hij moest doen en hij genoot daar duidelijk van. Hij bukte alsof hij mijn instructie letterlijk ging uitvoeren, maar zijn baas duwde hem opzij en zei dat er voor hem altijd nog plaats was bij de riooldienst.
Petersen glimlachte naar mij. ‘En u, hebt u zelf geen lift nodig?’
‘Nee, dat hoeft niet, ik kan zelf wel thuiskomen,’ zei ik. Maar dat was niet waar, ik ging niet naar huis, ik ging naar de plek waarvan ik dacht dat de moordenaar op die verschrikkelijke dag haar eigen reis was begonnen. Ik ging naar Ground Zero.