70
Ingrid dook aan de achterkant van het politiebureau op, vergezeld van alweer zo’n kind-agent in oogverblindende laarzen. Ze bond de lulhond vast aan de trapleuning en klom omhoog naar Cumali’s kantoor.
Ik had het café al vóór haar verlaten en zat nu aan een vergadertafel in een hoek van het kantoor en bekeek haar door het raam. Cumali zelf was vertrokken omdat ze, zoals ze zei, belangrijker zaken aan haar hoofd had – de zoektocht naar de moordenaar van SpongeBob.
‘Ik heb een afspraak met rechercheur Cumali,’ zei Ingrid, toen ze binnenkwam. Ze had mij nog niet in de hoek zien zitten. Dat gaf me de gelegenheid om haar stem te horen, maar ik kon er nog steeds niets met zekerheid over zeggen.
‘Ik ben bang dat de rechercheur er niet is,’ antwoordde Hayrunnisa. ‘Ik denk dat die meneer daar u wel kan helpen.’
Ingrid draaide zich om en zag mij zitten. Haar blik gleed van mijn suffe fbi-schoenen langzaam omhoog langs mijn vormeloze broek, om vervolgens even te blijven steken bij mijn goedkope overhemd en saaie das. Ik had het gevoel dat er alleen nog een paar pennen in mijn borstzak ontbraken.
Ik had haar bezig gezien in het café en voelde geen behoefte om haar openlijk te bewonderen, en de koele onverschilligheid waarmee ik haar bekeek, gaven me een kleine voorsprong.
Toen glimlachte ze en verdween de voorsprong. ‘En u bent?’ vroeg ze. Ik had het gevoel dat ze dat al wist.
‘Mijn naam is B.D. Wilson,’ zei ik. ‘Ik ben van de fbi.’
De meeste mensen – zelfs als ze niets te verbergen hebben – voelen wel iets van angst als ze die woorden horen. Maar als dat bij Ingrid al het geval was, dan wist ze het prima te verbergen. ‘Dan zie ik niet in hoe u mij kunt helpen. Mij is verteld dat ik mijn paspoort moest komen ophalen.’
Ze wierp Hayrunnisa haar verschroeiende blik toe en ik besefte dat de secretaresse maar wat had verzonnen om te zorgen dat ze in elk geval langskwam. Het was waarschijnlijk de gebruikelijke procedure bij de Turkse politie.
Ik besloot Hayrunnisa te hulp te schieten en antwoordde voor haar. ‘Dat gaat wel lukken, denk ik. Maar ik wil u eerst een paar vragen stellen.’
Ingrid zette haar tas op de grond en ging zitten. ‘Nou, kom maar op dan,’ zei ze. Ze was niet snel van haar stuk te brengen.
Ik zette een digitale camera op tafel, drukte op een knopje, controleerde of hij zowel beeld als geluid opnam en noemde de volledige naam die in de voor me liggende kopie van haar paspoort stond, plus de datum en de tijd.
Ik zag dat ze het apparaat goed bekeek, maar ik besteedde er verder geen aandacht aan. Dat had ik beter wel kunnen doen. Ik richtte me tot haar en vertelde haar dat ik officieel opdracht had de dood van Dodge nader te onderzoeken.
‘Het is inmiddels een moordzaak,’ zei ik.
‘Ja, dat heb ik gehoord.’
‘Van wie?’
‘Van iedereen. Het is het enige waar de Amerikaanse backpackers nog over praten.’
‘Waar hebt u hem en zijn vrouw ontmoet?’
Ze vertelde me dat ze elkaar in een aantal clubs en bars waren tegengekomen, maar dat ze elkaar nooit hadden gesproken. ‘Maar op een avond, bij een club genaamd Het Suppositorium, de zetpil, veranderde dat.’
‘Is er een club die Het Suppositorium heet?’ vroeg ik. Tja, zo’n naam roept vragen op, toch?
‘Niet echt. Hij heet eigenlijk The Texas Book Depository – je weet wel, Kennedy en Oswald, het schoolboekenmagazijn. Hij wordt gerund door een paar hipsters uit LA, maar het is zo’n suffe tent dat iedereen hem Het Suppositorium noemt.
Maar goed, ik was daar net met een paar vrienden vertrokken toen ik achter een berg afval een zwerfhond zag liggen. Hij was verschrikkelijk toegetakeld en ik probeerde te verzinnen hoe ik hem op mijn brommer kon krijgen, toen Dodge en Cameron arriveerden.
Zij regelden een auto en we brachten hem naar een dierenarts. En als ik hen daarna tegenkwam, maakten we een praatje, voornamelijk over de hond.’
‘Dus u kende Dodge goed genoeg dat hij, als u op een avond met alarmerend nieuws zijn huis zou binnenlopen, zou weten wie u was.’
Ze haalde haar schouders op, zo te zien in verwarring. ‘Ja, dat zal wel.’
‘Is dat de hond?’ vroeg ik, naar het raam wijzend.
‘Ja.’
Ik bekeek mijn aantekeningen, maar bleef doorpraten om de stilte op te vullen. ‘Hoe heet hij?’
‘Gianfranco,’ zei ze.
Ik reageerde niet. ‘Italiaans, toch?’
‘Ja, hij deed me denken aan een kerel die ik kende. Sommige honden moeten altijd maar jagen.’
Ik glimlachte en keek op. ‘Hebt u familie, mevrouw Kohl?’
‘Overal en nergens.’
‘Chicago?’
‘Ja, door de hele stad verspreid. Getrouwd, gescheiden, weer getrouwd, gescheiden. Nou ja, het bekende verhaal.’
‘Broers, zussen?’
‘Drie stiefbroers, maar die zie ik nooit. Geen behoefte aan.’
‘En u hield het in Chicago voor gezien?’
‘Ja, ik ging naar New York, als u dat bedoelt – voor een maand of acht – maar ik vond het er niet prettig, dus vroeg ik een paspoort aan en vertrok hierheen. Maar dat staat natuurlijk allemaal al in uw database.’
Ik negeerde de opmerking en ploegde voort. ‘U kwam in uw eentje naar Europa?’
‘Ja.’
‘Dapper, vindt u niet?’
Ze haalde alleen maar haar schouders op. Ze was slim, maar ze was vooral onafhankelijk. Ze straalde uit dat ze niemand nodig had.
‘Hoe leefde u, wat geld betreft, bedoel ik?’
‘Ja, hoe doe je dat? Ik werk. Cafés, bars, vier weken als uitsmijter in een club in Berlijn. Ik heb genoeg om van rond te komen.’
‘En de toekomst?’
‘Nou ja, u weet wel: trouwen, kinderen krijgen, een huis in een buitenwijk. Mijn kerel moet wel strak in het pak zitten, iemand zoals u, meneer Wilson. Bent u getrouwd?’
Ja, ik zou voor haar kunnen vallen, hield ik mezelf voor. Maar dan wel met een knuppel binnen handbereik. ‘Ik bedoelde eigenlijk de meer nabije toekomst.’
‘De zomer is bijna voorbij. Misschien dat ik naar Perugia in Italië ga, er is daar een universiteit voor buitenlanders waar veel over gepraat wordt.’
Ik keek op van mijn aantekeningen, controleerde of de camera nog werkte en keek haar aan. ‘Bent u lesbisch of biseksueel, mevrouw Kohl?’
Ze gaf geen krimp. ‘En dan nog iets,’ antwoordde ze. ‘Aan welke kant van het hek boert u, meneer Wilson?’
‘Dat is niet relevant,’ zei ik afgemeten.
‘Nou, dat is precies wat ik van uw vraag vind,’ antwoordde ze.
‘Er is één verschil. Er wordt gesuggereerd dat Cameron biseksueel is.’
‘Nou en? U zult toch met wat anders moeten komen. Veel moderne meiden zijn biseksueel, ik denk dat ze de mannen zo spuugzat waren dat ze besloten het andere team te proberen.’
Voordat ik op die theorie kon reageren, hoorde ik het getik van hakken op het linoleum in de gang.
Cameron kwam binnen.