33
Bradley hield ook de tijd bij, maar hij gebruikte daarvoor een horloge, dus zijn telling week iets af van de mijne en was accurater. Bij hem waren het nog zesenveertig seconden.
De zwaarlijvige oppas droop van het zweet en haar benen zagen eruit alsof ze het elk moment konden begeven. Erger nog was dat ze in een plas urine stond – ze had in haar broek gepiest zodra ze in de gaten kreeg wat Bradley van plan was. Hij had, geheel volgens mijn instructies, haar en de kleine jongen onder bedreiging van het pistool opdracht gegeven in het midden van het vertrek te gaan staan, recht onder de stevige dakbalk. En nu, zeven minuten later, stond de vrouw nog steeds in het Turks te jammeren en te smeken en hoewel de jongen over zijn ergste schrik heen was en niet langer gilde, huilde hij nog wel en riep om zijn moeder.
De hele situatie was een aanslag op Bradley’s zenuwen en als hij niet op zijn horloge keek, staarde hij naar de grond alsof hij moest overgeven. De oppas had dat ondanks haar angst in de gaten en ze begreep het niet: misschien dat het uiteindelijk toch niet zo’n slechte man was. Het moedigde haar aan haar gebrekkige Engels nog eens aan te spreken en hem ertoe over te halen hen vrij te laten.
‘Stil!’ schreeuwde Bradley, om het daarna nog een keer luider te herhalen en het pistool op haar te richten toen ze desondanks door bleef gaan.
Ze begon weer schokkend te huilen, het gesnik van de jongen werd ook steeds zieliger en het enige wat Bradley wilde, was dat het voorbij was. Het was nog niet helemaal tijd, maar hij haalde de telefoon van de oppas uit de oplader en praatte dat voor zichzelf goed met de gedachte dat het tijd zou kosten om het nummer van Cumali’s gsm in te toetsen en dat er ook nog wat oponthoud zou zijn voordat ze opnam.
Hij ging vier keer over – kom op, kom op!
Er werd opgenomen – godzijdank, dacht hij – en hij hoorde een vrouw iets in het Turks zeggen. Hij ving maar een paar woorden op en nam toen luid sprekend zelf het woord. Hij vroeg haar of ze Leyla Cumali was en vertelde haar dat ze goed moest luisteren...
De vrouw bleef doorpraten, totaal niet aangedaan. Het leek wel een... En toen begreep Bradley het: het was een antwoordapparaat.
De oppas, trillend op haar benen, met al haar honderdvijftig kilo op haar zwakke knieën, zag door haar tranen heen dat er iets helemaal fout was: Bradley was bijna in paniek. Hij ademde zwaar en zei niets. De stem sprak in een taal die hij niet kende en hij wist niet wat hij moest doen. Dit stond niet in de handleiding – waar was die Turkse rechercheur verdomme?
Hij keek op zijn horloge: nog tweeëndertig seconden voordat de vier minuten voorbij waren. Hij wilde net ophangen om het nog een keer te proberen toen de stem de boodschap, uit beleefdheid jegens de buitenlandse klanten van het telefoonbedrijf, in het Engels herhaalde: ‘De abonnee met wie u belt, heeft ofwel geen bereik of heeft de mobiele telefoon uitgezet.’
Bradley liet de telefoon zakken en staarde in het niets. O, jezus.