BETOVERING

1
Als Finnegan niet had opgebeld, zou ze nooit naar Londen zijn gegaan. Maar hij beide wel en ze ging, eerder omdat Gluck daar zo op aandrong dan omdat ze stond te springen van enthousiasme. Maar zodra ze het huis uit was en aan de reis begon, merkte ze dat het zware gewicht van de afgelopen weken enigszins van haar schouders werd genomen. Had ze niet ooit tegen Apolline gezegd dat ze wat troost moesten putten uit het feit dat ze nog leefden? Dat was ook zo. Ze zouden daar het beste van moeten zien te maken, en niet zuchten om de dingen die de omstandigheden hun onthouden hadden.
Finnegan was niet helemaal zijn kwieke zelf. Zijn carrière bij de bank verliep de laatste tijd niet naar wens, en hij had een schouder nodig om op te vloeken. Die leverde ze hem bereidwillig, blij naar zijn droeve verhalen te kunnen luisteren, waardoor ze werd afgeleid van de hare. Toen hij klaar was met klagen en tandenknarsen, bracht hij haar in herinnering dat ze ooit had gezegd, nooit met een bankier te zullen trouwen. Wilde ze er nog eens over nadenken als hij binnenkort inderdaad zijn baan kwijt zou zijn, vroeg hij op een toon die duidelijk maakte dat hij geen verwachtte. En dat kreeg hij ook niet, maar ze zei wel te hopen dat ze altijd vrienden zouden kunnen blijven.
`Je bent een vreemde vrouw,' zei hij zomaar, toen ze afscheid namen. Dat vatte ze op als een compliment.
2
Toen ze terugkwam in Harborne was het al achter in de middag. Er kwam weer een koude vriesnacht aan, en op de daken en trottoirs parelden al ijskristallen.
Toen ze naar boven ging, zag ze dat de slaapwandelaar niet in zijn stoel was gezet, maar tegen een paar kussens rechtop in bed zat, zijn ogen even nietsziend als altijd. Hij zag er ziek uit. Ze was die morgen te vroeg weggegaan om hem te kunnen scheren, en het deed haar verdriet te zien hoe zo'n onbeduidend feit hem er volkomen troosteloos deed uitzien. Ze vertelde hem zacht waar ze was geweest en nam hem van het bed mee naar de stoel bij het raam, waar het licht iets beter was. Toen haalde ze het elektrische scheerapparaat uit de badkamer en schoor hem.
In het begin hadden dergelijke handelingen haar van streek gemaakt, maar na verloop van tijd was ze harder geworden en de verschillende taken die hem er presentabel moesten doen uitzien, was ze gaan beschouwen als blijken van haar affectie voor hem.
Maar nu het licht buiten snel door de schemering werd opgeslokt, begon ze zich weer zorgen te maken. Misschien kwam het omdat ze een dag buiten Glucks huis had doorgebracht, zonder Cal in de buurt. Misschien ook omdat ze het gevoel had dat de gebeurtenissen een climax naderden; dat er niet veel dagen meer zouden komen waarop ze hem kon scheren en wassen. Dat het bijna voorbij was.
Het werd zo snel donker dat ze de lichten moest aandoen om hem goed te kunnen zien.
Toen ze bij de lichtknop bij de deur stond, zag ze zijn spiegelbeeld in het raam, afstekend tegen de duisternis buiten. Ze liet hem naar die duisternis staren terwijl zij een kam ging halen.
Er was iets in de leegte voor hem, hoewel hij niet kon zien wat. De wind was te sterk, en zoals altijd was hij niets anders dan stof dat erdoor werd meegenomen.
Maar de schaduw, of wat het dan ook was, bleef zichtbaar en soms als de wind lets afzwakte, leek hij hem aandachtig te bekijken. Cal keek terug, en de ogen hielden hem vast zodat het stof dat hij was niet werd weggeblazen en even halt hield.
Toen hij eveneens aandachtig keek, werd het gezicht voor hem duidelijker zichtbaar. Hij herkende het vaag, het behoorde bij een plaats die hij gevonden en weer verloren had. De ogen en de streep die van haargrens tot wang liep, hoorden bij iemand die hij eens had gekend. Het irriteerde hem dat hij zich niet kon herinneren waar hij die man eerder had gezien.
Uiteindelijk herinnerde hij het zich wel, niet door het gezicht zelf, maar door de duisternis waartegen het afstak.
De laatste keer dat hij die onbekende had gezien, wellicht de enige keer, had hij ook zo gestaan, afstekend tegen de duisternis. Een wolk misschien, verlicht door een bliksemflits. Die wolk had een naam, maar die kon hij zich niet herinneren. De plaats had ook een naam, maar die kon hij zich nog minder herinneren.
Wel herinnerde hij zich het moment van hun ontmoeting, evenals delen van de tocht die daaraan vooraf was gegaan. Hij had in een riksja gezeten, en hij was door een gebied gegaan waar de tijd een ander begrip was dan het hem bekende. Een gebied waarin vandaag de lucht van gisteren inademde, en die van morgen.
Uit nieuwsgierigheid wilde hij de naam van de onbekende weten, voordat de wind hem weer zou meenemen. Maar hij was stof, dus kon hij er niet naar vragen. In plaats daarvan bracht hij zijn stofdeeltjes dichter naar de duisternis toe en wilde de man aanraken.
Hij maakte geen contact met een levend ding, het was koud glas. Zijn vingers gleden van het raam of en de kringetjes die zijn vingertoppen erop hadden achtergelaten, verdwenen al snel weer.
Als het glas was daar recht voor hem, dacht hij, moest hij naar zichzelf kijken. De man die hij had ontmoet, afstekend tegen de naamloze wolk, moest hij dan zelf zijn.
Toen Suzanna de kamer weer inliep, wachtte haar een verrassing. Ze was er bijna zeker van dat ze Cal had achtergelaten met zijn handen in zijn schoot, maar nu hing zijn rechterarm omlaag. Had hij geprobeerd zich te bewegen? Als dat zo was, was dat de eerste beweging die hij zelfstandig had gemaakt nadat hij in trance was geraakt. Ze begon zacht tegen hem te praten, vroeg hem of hij haar hoorde, of hij haar zag, of hij haar naam kende. Maar zoals gewoonlijk was het een eenzijdig gesprek. Zijn hand was ongemerkt van zijn schoot gegleden, of ze had zich vergist en zijn arm had aldoor al langs zijn zij gehangen.
Ze zuchtte en begon zijn haar te kammen.
Hij was nog altijd stof in de wildernis, maar nu was hij stof met een geheugen.
Het was voldoende om hem gewicht te geven. De wind probeerde zijn gang met hem te gaan, maar ditmaal weigerde hij zich te laten meenemen, bleef staan terwijl hij probeerde loshangende gedachten samen te voegen'.
Hij had zichzelf eenmaal ontmoet, in een huis bij een wolk; daar was hij naartoe gebracht in een riksja, terwijl de wereld om hem heen instortte.
Wat betekende het dat hij oog in oog had gestaan met zichzelf als een oude man? Wat betekende dat?
Die vraag was niet zo moeilijk te beantwoorden, zelfs voor stof. Het betekende dat hij ooit, in de toekomst, die wereld binnen zou gaan om daar te wonen.
En wat volgde daar weer uit? Wat volgde daaruit?
Dat die plaats niet verloren was.
0 ja! 0, God in de hemel, ja. Dat was het. Hij zou er komen. Misschien niet morgen of overmorgen; maar op een dag, op een dag in de toekomst zou hij daar zijn.
Hij was niet verloren. De Fuga was niet verloren!
Die zekerheid was voor hem voldoende, en hij werd wakker. `Suzanna,' zei hij.
3
Waar is het?' was de enige vraag die hij stelde toen ze hun weerzien achter de rug hadden. Waar is het verborgen?'
Ze liep naar de tafel en gaf hem Mimi's boek in handen. `Hier,' zei ze.
Hij streek met de palm van zijn hand over de kaft, maar maakte het boek niet open.
`Hoe hebben we dat gedaan?' zei hij, ernstig als een kind.
`In de Kringvorming,' zei ze. Daar hebben jij en ik en het Weefgetouw ervoor gezorgd.'
`Zit alles hierin? Alles?' vroeg hij.
Dat weet ik niet,' antwoordde ze volkomen eerlijk. Dat zullen we moeten bekijken.'
`Nu.'
`Nee Cal, je bent nog veel te zwak.'
'Ik zal sterk zijn zodra we het boek hebben geopend,' zei hij eenvoudigweg.
Tegen dat argument had ze niets in te brengen; in plaats daarvan legde ze haar handen op Mimi's cadeau. Toen haar vingers zich met de zijne verstrengelden, flikkerde de lamp boven hun hoofd en ging uit. In het duister hielden ze het boek tussen hen beiden vast, zoals zij en Hobart het eens hadden vastgehouden. Toen had haat de krachten in de bladzijden opgeroepen; nu zorgde vreugde daarvoor.
Ze voelden hoe het boek ging trillen, warm werd. Toen vloog het hun handen uit, naar het raam. Het ijskoude glas brak en het boek verdween de duisternis in.
Cal stond op en hobbelde naar het raam. Maar voordat hij dat had bereikt, kwamen de bladzijden omhoog, ongebonden, als vogels, als duiven, en de gedachten die het Weefgetouw tussen de regels had opgeschreven, straalden licht en leven uit. Toen vielen ze weer, buiten zijn gezichtsveld.
Cal draaide zich weg van het raam.
`De tuin,' zei hij.
Zijn benen voelden heel slap aan; hij had Suzanna's steun nodig om de deur te kunnen bereiken. Samen liepen ze de trap af.
Gluck had het geluid van brekend glas gehoord en was al halverwege de trap om op onderzoek uit te gaan, met een kop thee in zijn hand. Hij had heus wel een aantal wonderen gezien, maar het zien van Cal, die hem zei dat hij naar buiten, naar buiten moest gaan, deed zijn mond openvallen van verbazing. Toen hij een vraag had bedacht, waren Cal en Suzanna al halverwege de tweede trap. Hij ging achter hen aan, de gang door, via de keuken naar de achterdeur. Suzanna haalde er aan de boven- en onderkant de grendels af.
Hoewel het bij het raam winter was geweest, werden ze hier op de drempel verwelkomd door de lente.
En in de tuin zelf de bron van dat seizoen, die zich verder uitbreidde terwijl zij toekeken; de thuishaven van hun vreugde, voor altijd; de plants voor welks behoud ze hadden gevochten, waarvoor ze bijna hun !even hadden gegeven: De Fuga.
Hij kwam uit de losse bladzijden van het boek te voorschijn in al zijn eigenaardige pracht, ijs en duisternis tartend, zoals hij zoveel had getart. De maanden die hij te midden van de verhalen in het boek had doorgebracht, waren geen verspilde tijd geweest. Hij bracht nieuwe mysteries en nieuwe betoveringen met zich mee.
Hier zou Suzanna te zijner tijd de Oude Wetenschap ontdekken, en daarmee oude breuken helen. Hier zou Cal in een onvoorstelbaar jaar gaan wonen, in een huis bij de grens van de Kringvorming, en op een dag zou daar een jongeman naar toe komen wiens levensgeschiedenis hij kende. Alles wat ze samen hadden gedroomd, lag voor hen en wachtte op het moment geboren te worden.
Op datzelfde moment, in de slapende steden overal op het eiland, werden de bannelingen wakker en kwamen van hun kussens overeind. Ze gooiden deuren en ramen open, ondanks de koude, om het nieuws te horen dat de nacht hun bracht: dat hetgeen je je kon voorstellen nooit verloren hoefde te gaan. Dat betoveringen zelfs hier in het Koninkrijk een thuis konden vinden.
Na vannacht zou er slechts een wereld zijn om in te leven en om in te dromen; en het Wonderland zou nooit verder weg zijn dan een stap, een enkele gedachte.
Samen liepen Cal, Suzanna en Gluck het huis uit om te wandelen in die betoverde nacht.
Voor zich zagen ze zulke schitterende taferelen: vrienden en plaatsen die ze voor altijd verloren hadden gewaand, kwamen hen begroeten, wilden graag de betoveringen delen.
Nu was er tijd voor al hun wonderen. Voor geesten en transformaties; voor hartstocht en dubbelzinnigheid; voor visioenen rond het middaguur en middernachtelijke glorie. Tijd in overvloed.
Want niets begint ooit.
En omdat dit verhaal geen begin had, zal het ook geen einde hebben.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml