DE GROTE KAST

Acht uur voor Mimi's dood in het ziekenhuis was Suzanna teruggekeerd naar het huis in Rue Street. Het werd avond en het amberkleurige Licht dat dwars door het huis scheen, maakte het bijna mooi. Maar die glorie duurde niet lang en toen de zon was verdwenen, moest ze de kaarsen aansteken, waarvan er nog vele op de vensterbanken en de planken stonden, vastgezet in het graf van hun voorgangers. Ze gaven meer en mooier Licht dat ze had verwacht. Ze liep van de ene naar de andere kamer, overal vergezeld door de geur van brandende was, en kon zich bijna voorstellen dat Mimi hier in deze cocon gelukkig was geweest.
Ze kon nergens een spoor vinden van het patroon dat haar grootmoeder haar had laten zien. Niet in de nerven van de planken op de grond, niet in de figuren op het behang. Wat het ook geweest was, nu was het er niet meer. Ze verheugde zich niet op de melancholieke taak de oude dame dat te moeten meedelen.
Wel vond ze echter, vrijwel verborgen achter allerlei meubels op de bovenste verdieping, de grote kast. Het duurde even voordat ze alle spullen die ervoor stonden had weggesleept, maar toen ze eindelijk de kaars op de grond voor de kast neerzette en de deuren openmaakte, wachtte haar een openbaring.
De aasgieren die het huis hadden leeggeroofd, waren duidelijk vergeten de inhoud van de grote kast te bekijken. Mimi's kleren hingen er nog, jassen en bontjassen en baljurken, allemaal waarschijnlijk nooit meer gedragen sinds Suzanna deze kast voor het laatst had opengemaakt. Dat deed haar denken aan wat ze toen had gezocht. Ze ging op haar hurken zitten en zei tegen zichzelf dat het onzin was om te denken dat het cadeautje er nog zou zijn, terwijl ze tegelijkertijd zeker wist dat het er nog was.
Ze werd niet teleurgesteld. Daar vond ze, te midden van de schoenen en het vloeipapier, een pakje in gewoon bruin papier waar haar naam op stond. Het cadeautje was blijven liggen, maar niet verloren gegaan.
Haar handen waren gaan trillen. Het knoopje in het vergeelde lintje had ze pas na een halve minuut los. Ze trok het pakpapier eraf. Een boek. Niet nieuw, te zien aan de omgekrulde hoeken, maar fraai in leer gebonden. Ze sloeg het boek open. Tot haar verbazing zag ze dat het een Duits boek was. Geschichten der Geheimen'Orte luidde de titel, die ze aarzelend vertaalde als Geschiedenissen van de Geheime Plaatsen. Maar zelfs als ze die taal niet een beetje had gekend, zouden de illustraties het onderwerp verraden hebben; het was een sprookjesboek.
Ze ging boven aan de trap zitten met de kaars naast zich, en begon het boek eens aandachtiger te bekijken. De verhalen waren natuurlijk bekend; die had ze in de een of andere vorm wel honderd maal gehoord. Ze had ze opnieuw geïnterpreteerd gezien als Hollywoodse tekenfilms, als erotische fabels, als het onderwerp van geleerde proefschriften en feministische kritieken. Maar ze bleven betoverend. Nu ze daar zat, wilde het kind in haar de verhalen opnieuw horen vertellen, hoewel ze iedere wending kende en het einde al wist voordat de eerste zin was uitgesproken. Dat deed er niets toe. Hun onvermijdelijkheid was een deel van hun macht. Sommige verhalen konden nooit genoeg verteld worden.
Ervaring had haar veel geleerd; en het meeste nieuws was niet goed geweest. Maar deze verhalen leerden andere lessen. Dat de slaap bijvoorbeeld op de dood leek, was geen openbaring; maar dat de dood door een paar kussen veranderd kon worden in een diepe slaap... dat was een heel ander soort kennis. Niets anders dan droomwensen die in vervulling gaan, hield ze zichzelf berispend voor. Het werkelijke leven kende geen wonderen. Als het verslindende beest werd opengesneden, kwamen de slachtoffers niet ongeschonden weer te voorschijn. Boeren werden niet binnen een nacht vorsten en het kwaad werd niet tenietgedaan door een eenwording van zuivere haven. Het waren illusies die de pragmatica in haar nu juist zo bewust verre van zich had willen houden.
Toch ontroerden de verhalen haar. Dat kon ze niet ontkennen. En ze ontroerden haar zoals alleen echte dingen dat konden doen. Sentiment was niet de oorzaak van de tranen in haar ogen. De verhalen waren niet sentimenteel. Ze waren hard, soms zelfs wreed. Nee, ze moest huilen om het feit dat ze werd herinnerd aan een innerlijk leven dat haar als kind zo vertrouwd was geweest; een leven dat zowel een wraakactie was op, als een ontsnappingsweg uit alles wat een kind verdrietig en gefrustreerd maakte; een leven waarin je geest allerlei plaatsen bezocht, een leven dat ze had besloten te vergeten toen ze volwassen werd.
Meer dan dat; door deze hereniging met de verhalen die haar een mythologie hadden gegeven, vond ze beelden die haar huidige verwarring wellicht zouden kunnen doen afnemen.
Het volkomen vreemde van het verhaal dat ze binnen was gegaan door haar terugkeer naar Liverpool, had alles wat ze als vaststaand had aangenomen chaotisch gemaakt. Maar bier, op de bladzijden van dit bock, vond ze een vorm van leven waarin niets vaststond, waar magie heerste, transformaties en wonderen bewerkstelligde. Ze had er eens gelopen, zonder zich verloren te voelen, en ze had kunnen doorgaan voor een van de bewoners ervan. Als ze die onbeschaamde onverschilligheid jegens de menselijke rede weer terug kon vinden en zich dan door de doolhof voor haar liet leiden, zou ze misschien de krachten kunnen begrijpen die, dat voelde ze, binnenkort om haar been de vrije teugels zouden krijgen.
Het zou pijnlijk zijn haar pragmatische instelling los te laten; die had haar zo vaak voor wegzinken behoed. Als ze met verspilling en verdriet werd geconfronteerd, had ze het hoofd boven water gehouden door koel, rationeel te blijven. Ook toen haar ouders waren overleden, van elkaar gescheiden door een onuitgesproken verraad dat het hun ook op het laatst had belet elkaar te troosten, had ze zich op de been kunnen houden; eenvoudigweg door zich onder te dompelen in praktische zaken tot het ergste voorbij was.
Nu wenkte het boek, met zijn hersenschimmen en toverij; een en al tweeslachtigheid; alles voortdurend veranderend, waardoor haar pragmatische instelling waardeloos werd. Hinderde niet. Wat de jaren haar ook hadden geleerd over verlies, compromissen en nederlagen, nu werd ze uitgenodigd terug te keken naar een bos waarin jonkvrouwen draken temden; en een van die jonge meisjes had nog altijd haar gezicht.
Nadat ze drie of vier verhalen aandachtig had bekeken, sloeg ze de titelpagina op, zoekend naar een opdracht. Die was kort.
'Voor Suzanna. Liefs van M.L.', las ze.
Er stond een eigenaardige epigram bij: Das, was man sich vorstellt, braucht man nie zu verlieren.
Het kostte haar moeite dat te vertalen. Het moest lets zijn als: Dat wat je je voorstelt, hoeft nooit verloren te gaan.
Met die dubbelzinnige wijsheid in gedachten bladerde ze weer door naar de verhalen, bekeek de illustraties die strak als houtsneden leken, maar bij nader inzien heel subtiel bleken te zijn. Vissen met menselijke gezichten keken haar aan vanonder het oppervlak van een oermeer; twee onbekenden fluisterden elkaar tijdens een banket woorden toe die in de lucht boven hun hoofden vaste vorm kregen; midden in een wild bos lieten gestalten, bijna helemaal verborgen tussen de bomen, bleke, verwachtingsvolle gezichten zien.
De uren kwamen en gingen en toen ze het boek helemaal uit had, deed ze even haar ogen dicht om die rust te gunnen, en viel ze in slaap.
Toen ze wakker werd, zag ze dat haar horloge even na tweeën stil was blijven staan. De kaars naast haar flikkerde, omdat hij bijna was opgebrand. Ze ging staan, huppelde op de overloop rond tot haar voeten niet meer prikten en liep toen de achterkamer in om een nieuwe kaars te zoeken.
Er stond er een op de vensterbank. Toen ze hem pakte, zag ze beneden in de tuin iets bewegen. Haar hart sloeg een slagje over, maar ze bleef doodstil staan om geen aandacht te trekken en keek. De figuur was in de schaduw en pas toen hij uit de hoek van de tuin te voorschijn kwam en werd beschenen door het licht van de sterren, herkende ze de jongeman die ze de dag daarvoor al had gezien.
Ze liep naar beneden, onderweg de nieuwe kaars aanstekend. Ze wilde met die man praten; wilde hem vragen naar de reden waarom hij was gevlucht, naar de identiteit van zijn achtervolgers.
Toen ze de tuin instapte, kwam hij uit zijn schuilplaats overeind en rende naar het hek.
Vacht!' riep ze hem na. `Ik ben het, Suzanna.'
Die naam zei hem weinig, maar toch bleef hij staan.
zei hij.
`Ik heb je gisteren gezien. Je rende weg . .
Het meisje in de hal, besefte Cal. Het meisje dat tussen hem en de Verkoper in was gaan staan.
Wat is er met je gebeurd?' vroeg ze.
Hij zag er afschuwelijk uit. Zijn kleren waren gescheurd, zijn gezicht was vuil en, hoewel ze er niet zeker van kon zijn, ook bebloed. `Ik weet het niet,' zei hij schor. `Ik weet helemaal niets meer.' Waarom kom je niet binnen?'
Hij bewoog zich niet.
`Hoelang ben je hier al?' zei hij.
`En er is verder niemand in dat huis?'
Toen hij dat had vastgesteld, liep hij achter haar aan naar binnen. Ze stak nog een paar kaarsen aan. Het licht bevestigde haar vermoedens. Hij zat onder het bloed en stonk als een beerput.
`Is er hier stromend water?' zei hij.
Dat weet ik niet. We kunnen het proberen.'
Ze boften; het water was nog niet afgesloten. De keukenkraan rammelde en de pijpen donderden, maar uiteindelijk kwam er een stroom ijskoud water. Cal trok zijn jasje uit en waste zijn gezicht en zijn armen.
'Ik zal eens kijken of ik ergens een handdoek kan vinden,' zei Suzanna. 'Hoe heet jij eigenlijk?'
`Cal.'
Ze liet hem alleen. Zodra ze weg was, trok hij zijn overhemd uit en waste zijn Borst, nek en rug met het koude water. Voordat hij daarmee klaar was, kwam ze al weer terug met een kussensloop. `Beste dat ik vinden kon,' zei ze.
Ze had twee stoelen in de voorkamer neergezet en daar kaarsen aangestoken. Ze gingen zitten en praatten.
Waarom ben je teruggekomen?' wilde ze weten. `Na gisteren?'
'Ik heb hier iets gezien,' zei hij voorzichtig. 'En jij? Waarom ben jij hier?'
Dit huis is van mijn grootmoeder. Ze ligt in het ziekenhuis en is stervende. Ik ben teruggekomen om hier eens wat rond te kijken.' 'Waren die twee mensen van gisteren vrienden van je grootmoeder?'
betwijfel ik. Wat wilden ze van jou?'
Dit werd lastig, wist Cal. Hoe kon hij haar vertellen welke vreugden en angsten hem de laatste paar dagen hadden gebracht?
`Het is moeilijk,' zei hij. 'Ik bedoel . . . ik ben er niet zeker van dat alles wat me de laatste tijd is overkomen zinnig te verklaren is.' Dan kunnen we elkaar een handje geven,' antwoordde ze.
Hij keek naar zijn handen, als een waarzegger die een toekomst zoekt. Ze bekeek hem uitgebreid; zijn lichaam zat onder de schrammen, alsof hij met wolven aan het worstelen was geweest.
Toen hij opkeek, vingen zijn lichtblauwe ogen, omgeven door zwarte wimpers, haar aandachtige blik. Hij bloosde licht.
zei dat je hier iets hebt gezien,' zei ze. 'Kun je me zeggen wat?' Het was een eenvoudige vraag en hij zag geen reden het haar niet te vertellen. En als ze hem niet geloofde, was dat haar probleem en niet het zijne. Maar ze geloofde hem wel. Zodra hij het tapijt had beschreven, werden haar ogen groot en wild.
Natuurlijk,' zei ze. 'Een tapijt. Natuurlijk.'
`Weet je ervan?' zei hij.
Ze vertelde hem wat er in het ziekenhuis was gebeurd; het patroon dat Mimi had geprobeerd haar te laten zien.
Nu aarzelde hij niet langer om het hele verhaal te vertellen, vanaf de dag dat de vogel was ontsnapt. Zijn visioen van de Fuga; Shadwell en zijn jasje; Immacolata; de buitenbeentjes; hun moeder en de vroedvrouw; de gebeurtenissen tijdens het huwelijk en daarna. Aan zijn verhaal voegde ze dingen toe die zij wist, over Mimi's leven hier in het huis, de vergrendelde deuren, de dichtgespijkerde ramen, een leven in een fort dat belegerd zou kunnen worden.
`Ze moet hebben geweten dat iemand vroeg of laat dat tapijt zou komen halen.'
`Niet het tapijt,' zei Cal. 'De Fuga.'
Ze zag hoe zijn ogen bij dat woord een dromerige blik kregen en benijdde hem omdat hij er een glimp van had opgevangen; de heuvels, de meren, de wilde bossen. En waren er jonge maagden tussen die bomen, wilde ze vragen, die draken met hun gezang temden? Dat was iets dat ze zelf zou moeten ontdekken.
Dus het tapijt is een deur?' zei ze.
`Ik weet het niet,' antwoordde hij.
`Ik wou dat we het Mimi konden vragen. Misschien is zij. . Voor ze die zin had voltooid, was Cal overeind gevlogen.
'0, mijn god!' Nu herinnerde hij zich pas wat Shadwell op de vuilnisbelt had gezegd, over gaan praten met de oude vrouw.
Daar had hij Mimi mee bedoeld. Wie anders? TerwijI hij zijn overhemd aantrok, vertelde hij Suzanna wat hij had gehoord.
`We moeten naar haar toe,' zei hij. 'Verdomme! Waarom heb ik niet eerder nagedacht?'
Zijn agitatie was besmettelijk. Suzanna blies de kaarsen uit en stond nog eerder bij de voordeur dan hij. 'Mimi is toch zeker veilig in het ziekenhuis?' zei ze.
`Niemand is veilig,' antwoordde hij, en ze wist dat dat waar was. Op de stoep draaide ze zich om en liep het huis weer in, enige seconden later terugkerend met het boek in haar hand.
`Dagboek?' zei hij.
`Kaart,' antwoordde zij.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml