DE NAWEEËN
1
Toen het stof eenmaal was gaan liggen, was het mogelijk te
bekijken hoe groot de aangerichte vernielingen waren. Natuurlijk
was de tuin ondersteboven gekeerd, net zoals alle andere tuinen op
de rij. Tientallen dakpannen waren verdwenen en de schoorsteen zag
er niet al te stevig meer uit. De wind was aan de voorkant van het
huis al even dodelijk geweest. Straatlantarens waren omgeblazen,
muren vernield, autoramen kapotgeslagen door rondvliegende rommel.
Gelukkig leken er geen ernstige gewonden te zijn; alleen snijwonden
en blauwe plekken en natuurlijk de schrik. Lilia was het enige
slachtoffer.
'Dat was een wezen van Immacolata,' zei Nimrod. Daarvoor zal
ik haar vermoorden. Ik zweer je dat ik dat zal doen.'
Het dreigement uit dat kleine lichaam klonk hol.
Wat heeft het voor zin?' zei Cal triest. Hij keek door het
voorraam toe hoe de bewoners van Chariot Street verdoofd
rondliepen. Sommigen staarden naar de vernielingen, anderen naar de
lucht, alsof ze verwachtten daar een verklaring in geschreven te
zien.
`Meneer Mooney, we hebben vanmiddag een belangrijke
overwinning behaald,' zei Frederick. `Begrijpt u dat niet? En u
heeft daarvoor gezorgd.'
Wat een overwinning,' zei Cal bitter. `Mijn vader zegt niets,
Lilia is dood, de halve straat is in een woestenij veranderd .
.
`We zullen blijven vechten tot de Fuga veilig is,' zei Freddy.
`Vechten?' zei Nimrod. Wij? En waar was jij toen al die rotzooi in
het rond vloog?'
Cammell wilde protesteren, maar bedacht zich toen en bekende
zijn lafheid door zijn stilzwijgen.
Er waren twee ambulances en een aantal politieauto's
gearriveerd. Nirod hoorde de sirenes en ging naast Cal bij het raam
staan. `Uniformen,', mompelde hij. Die betekenen altijd problemen.'
Toen hij dat zei, ging het portier van de eerste politiewagen open
en stapte er een man uit in een onopvallend pak, die zijn dun
wordende haar met de palm van zijn hand gladstreek. Cal kende het
gezicht van de man — zijn ogen met zulke donkere kringen dat
het leek alsof hij in geen jaren had geslapen — maar hij kon er
zoals altijd geen naam bij vinden.
`We moeten maken dat we wegkomen,' zei Nimrod. `Ze zullen met
ons willen praten.'
Een twaalftal agenten was al aan een buurtonderzoek begonnen.
Wat zouden zijn buren te melden hebben, vroeg Cal zich af. Hadden
zij een glimp opgevangen van het wezen dat Lilia had gedood, en zo
ja, zouden ze daar dan melding van maken?
`Ik kan niet weg,' zei Cal. `Ik kan mijn vader niet alleen
laten.' Denk je dat ze geen achterdocht krijgen als ze jou
ondervragen?' zei Nimrod. 'Doe toch niet zo stom. Laat je vader
alles maar vertellen wat hij te vertellen heeft. Hem zullen ze niet
geloven.'
Cal zag in dat dat een zinnige opmerking was, maar nog steeds
wilde hij Brendan liever niet alleen laten.
Wat is er met Suzanna en de anderen gebeurd?' vroeg Cammell
terwijl Cal aan het nadenken was.
`Die zijn teruggegaan naar het pakhuis om te zien of ze
vandaar uit Shadwell zouden kunnen opsporen,' zei Freddy.
Dat is niet erg waarschijnlijk,' zei Cal.
'Lilia heeft er wel succes mee geboekt.'
`Bedoel je dat je weet waar het tapijt is?'
`Bijna. Zij en ik zijn teruggegaan naar het huis van Mimi
Laschenski moet je weten, en ze zei dat de echo's heel sterk
waren.'
`Echo's?'
Ja, tussen de plaats waar het tapijt nu is en de plaats waar
het is geweest.'
Freddy haalde uit zijn zak drie splinternieuwe pockets te
voorschijn, een ervan was een gids voor Liverpool en omgeving.
`Deze heb ik geleend,' zei hij, `om het tapijt te kunnen
traceren.'
'Maar daar ben je niet in geslaagd,' zei Cal.
heb ik al gezegd. We werden gestoord toen ze de aanwezigheid
voelde van het ding dat Naar gedood heeft.'
`Ze voelde dingen altijd heel scherp aan,' zei Nimrod.
`lnderdaad,' antwoordde Freddy. `Zodra ze in de wind dat beest
rook, vergat ze het tapijt. Ze eiste dat we jullie gingen
waarschuwen. Dat was fout. We hadden ons gedeisd moeten
houden.'
Dan zou het ons een voor een hebben vermoord,' zei
Nimrod.
'1k kan alleen maar hopen dat het niet eerst achter de anderen
aan is gegaan,' zei Cal.
`Nee, die leven,' zei Freddy. Als ze dood waren, zouden we dat
voelen.'
`Hij heeft gelijk,' zei Nimrod. We zullen hun spoor makkelijk
kunnen oppikken. Maar we moeten nu weg. Als de uniformen hier
eenmaal zijn, zitten we klem.'
`Oki,' zei Cal. laat me alleen even afscheid nemen van mijn
vader.' Hij ging naar de aangrenzende kamer. Brendan zat nog altijd
in de stoel waarin Cal hem had neergezet en bewoog zich niet.
`Pap, kun je me horen?'
Brendan keek op, gewekt uit zijn trieste overpeinzingen.
`Zo'n wind heb ik sinds de oorlog niet meer gezien,' zei hij.
`Toen heb ik op Malakka hele huizen weggeblazen zien worden. Had
nooit verwacht iets dergelijks hier mee te maken.'
Hij sprak afwezig, starend naar de kale muur.
`De politie is in de straat,' zei Cal.
`In ieder geval is er niets met het duivenplat gebeurd,' zei
Brendan. `Zo'n wind . .
Zijn stem daalde; toen zei hij: `Zullen ze hierheen komen, de
politie bedoel ik?'
Dat denk ik wel. Kun jij die mensen te woord staan? Ik moet
weg.' Natuurlijk,' mompelde Brendan. `Ga jij maar snel.'
'Vind je het erg als ik de auto pak?'
`Ga je gang maar. lk zal tegen hen zeggen . . .' Weer zweeg
hij en volgde toen opnieuw zijn eerste gedachtengang. zo'n wind
meer gezien sinds . . . o, sinds de oorlog.'
2
Het trio vertrok via de achterdeur, klom over het hek en liep
naar de voetbrug aan het einde van Chariot Street. Daarvandaan
konden ze zien hoeveel mensen zich inmiddels hadden verzameld om te
bekijken wat er was gebeurd.
Een deel van Cal verlangde ernaar naar hen toe te gaan en te
vertellen wat hij had gezien. Te zeggen: de waarheid bestaat niet
alleen uit de theepot en de theekop. Dat weer ik, want ik heb het
gezien. Maar dat deed hij niet, wetend hoe ze naar hem zouden
kijken.
Misschien zou er een moment komen waarop hij trots kon zijn,
zijn stam kon vertellen over de afschuwelijke dingen en de wonderen
die hij had waargenomen. Maar dit was daar het moment niet
voor.