VERLOREN ZAKEN
1
De verblindende regen bleek een bondgenoot van Suzanna te
zijn, misschien net als het feit dat ze de stad niet kende. Ze ging
zo vaak ze kon de bocht om, vermeed aIleen doodlopende straten, en
daardoor leken haar achtervolgers in verwarring te worden gebracht.
Ze bereikte Parlement Street en verhoogde daar haar snelheid iets.
De sirenes achter haar werden steeds minder duidelijk
hoorbaar.
Maar dat zou niet lang duren, wist ze. De lus werd weer
aangetrokken.
Toen ze de stad uitreed, brak het wolkendek af en toe en
lieten de doorbrekende zonnestralen soms even een gouden glans
achter op het asfalt en de daken. Daarna sloten de wolken zich weer
aaneen en kwam er een einde aan de zegening.
Ze reed verder en verder. Het werd steeds later en ze was
opnieuw aIleen.
2
Cal stond bij de keukendeur. Geraldine, die een ui aan het
pellen was, keek op en zei: Was je je paraplu vergeten?'
En hij dacht: ze weet niet wie ik ben of wat ik ben, en hoe
zou dat ook kunnen? Ik weet het zelf niet eens. Verdomme, ik weet
het zelf niet eens.
`Is alles in orde met je?' vroeg ze hem, terwijl ze de ui en
het mes neerlegde en op hem toeliep. `Moet je nu eens kijken! Je
bent doorweekt!' 'Ik zit in de problemen,' zei hij meteen.
Ze bleef staan. `Hoezo?'
`Ik denk dat de politie me kan komen zoeken.'
Waarom?'
moet je me niet vragen, het is te ingewikkeld.'
Haar gezicht verstrakte iets.
`Vanmiddag heeft er een vrouw opgebeld,' zei ze, 'en die vroeg
me
naar je telefoonnummer op je werk. Heeft ze je kunnen
bereiken?' Ja.'
'En heeft zij hier iets mee te maken?'
Ja.'
'Vertel het me, Cal.'
'Ik weet niet waar ik moet beginnen.'
'Heb je een verhouding met die vrouw?'
Nee,' zei hij en dacht: in ieder geval niet voor zover ik me
dat kan herinneren.
`Vertel het me dan.'
`Later. Niet nu. Later.'
Hij liep de naar uien ruikende keuken uit.
'Waar ga je heen?' riep ze hem na.
'Ik ben doorweekt.'
'Cal!'
'Ik moet andere kleren aantrekken.'
`Hoe ernstig zijn die problemen?'
Hij bleef halverwege de trap staan en trok zijn das los.
kan ik me niet herinneren,' zei hij, maar een stem in zijn
achterhoofd — een stem die hij lange tijd niet had gehoord — zei:
Dat is erg, zoon, dat is erg, en hij wist dat het de bittere
waarheid was. Ze liep achter hem aan tot de voet van de trap. Hij
ging de slaapkamer in en trok zijn natte kleren uit, terwijl zij
vragen op hem bleef afvuren die hij niet kon beantwoorden, en met
iedere onbeantwoorde vraag hoorde hij hoe ze dichter in de buurt
van een huilbui kwam. Hij wist dat hij zichzelf hier morgen (wat
was morgen? ook een droom) om zou verachten, maar hij moest weer
snel weg, voor het geval de politie hierheen zou komen. Natuurlijk
had hij hun niets te vertellen, in ieder geval kon hij zich niets
herinneren. Maar die mensen kenden manieren om iemand tot spreken
te dwingen.
Hij rommelde in zijn klerenkast, op zoek naar een overhemd,
een spijkerbroek en een jas, zonder een bewuste keuze te maken.
Terwijl hij het versleten jasje aantrok, keek hij door het raam. De
straatlantarens waren net gaan branden en het stortregende nog
altijd. Een koude avond voor een ommetje, maar daar was niets aan
te doen. Hij haalde zijn portefeuille uit zijn pak en stopte die in
zijn zak. Ziezo, hij was klaar.
Geraldine stond nog altijd aan de voet van de trap en keek
naar hem op. Ze was erin geslaagd haar tranen terug te
dingen.
'En wat moet ik zeggen,' vroeg ze, 'als ze hier komen?'
'Dan zeg je dat ik hierheen ben gekomen en weer ben weggegaan.
Gewoon de waarheid.'
`Misschien dat ik hier dan niet meer ben,' zei ze, en leek
opeens warm te lopen voor dat idee. la, ik denk niet dat ik hier
dan nog ben.' Hij had niet de tijd om haar werkelijk te troosten,
kon er de woorden ook niet voor vinden.
`Vertrouw me alsjeblieft,' was alles wat hij zeggen kon. 'Ik
weet evenmin als jij wat er allemaal aan het gebeuren is.'
`Cal, misschien zou je eens naar een dokter moeten gaan,' zei
ze toen hij naar beneden liep. `Misschien...' haar stem werd
zachter
ben je wel ziek.'
Hij bleef staan.
`Brendan heeft me dingen verteld...' zei ze.
`Sleep mijn vader hier niet bij.'
`Nee, je moet naar me luisteren,' zei ze. 'Hij praatte vaak
met me, Cal. Heeft me dingen in vertrouwen verteld. Dingen die hij
meende te hebben gezien.'
`Daar wil ik niets over horen.'
`Hij zei dat hij in de achtertuin een vrouw had zien doden. En
hij sprak over een of ander monster op de spoorbaan.' Ze
glimlachte, om at die krankzinnigheid.
Cal staarde haar aan en voelde zich plotseling misselijk
worden. Dat alles weet ik, dacht hij.
`Misschien dat jij ook last hebt van hallucinaties.'
`Hij vertelde verhaaltjes om jou te amuseren,' zei Cal. 'Hij
verzon graag verhalen. Zal wel door zijn lerse bloed gekomen
zijn.'
`En ben jij dat ook aan het doen, Cal?' vroeg ze, smekend om
een geruststelling. `Zeg me dat dit allemaal een grap is.'
`Ik wou bij god dat ik dat kon.'
`0, Cal...'
Hij liep de trap verder af en streelde zacht haar gezicht.
`Als iemand naar me komt vragen
`Zal ik de waarheid zeggen, namelijk dat ik niets weet.' `Dank
je.'
Toen hij naar de voordeur liep, zei ze: 'Cal?'
Ja?'
Je houdt toch niet van die vrouw? Als het wel zo is, wil ik
dat graag horen.'
Hij maakte de deur open. De regen sloeg neer op de
stoep.
`Ik kan het me niet herinneren,' zei hij, en rende naar de
auto.
3
Na een halfuur hoofdweg kreeg Suzanna problemen met het feit
dat ze een nacht niet had geslapen en de dag daarna zoveel had
meegemaakt. Ze kon de weg voor haar niet duidelijk meer zien. Ze
wist dat het slechts een kwestie van tijd zou zijn voordat ze
achter het stuur in slaap viel. Bij het eerste het beste
tankstation draaide ze van de hoofdweg af, kocht in het winkeltje
snel chocolade, biscuitjes en een kop koffie, omdat ze het Weefsel
geen seconde langer aIleen wilde laten dan noodzakelijk was, en
liep terug naar de auto.
Ze zette de radio aan en begon te eten. Toen ze het
zilverpapier van de chocolade afhaalde, dacht ze weer aan Jerichau,
de dief annex tovenaar, die uit iedere zak gestolen waar te
voorschijn kon halen. Waar zou hij nu zijn? Ze toostte op hem met
de koffie en hoopte dat hij veilig zou zijn.
Om acht uur kwamen de nieuwsberichten. Ze wachtte af of er
melding gemaakt zou worden van haar, maar dat gebeurde niet. Na de
nieuwsberichten kwam er muziek en die liet ze aanstaan. Toen ze de
koffie opgedronken en de chocolade en de biscuitjes verslonden had,
ging ze wat makkelijker zitten en deed haar ogen dicht onder de
klanken van een jazzy slaapliedje.
Enige seconden later werd ze gewekt door geklop op het
portierraampje. Even reageerde ze verward omdat ze niet wist waar
ze was. Toen was ze klaar wakker en staarde geschrokken naar het
uniform aan de andere kant van de beregende ruit.
`Maakt u alstublieft het portier even open,' zei de agent. Hij
leek alleen te zijn. Zou ze kunnen starten en wegrijden? Voordat ze
hierover een beslissing had kunnen nemen, werd het portier al
opengerukt. Uitstappen,' zei de man.
Dat deed ze. Toen ze de auto uitstapte, hoorde ze op het grind
overal voetstappen.
Het silhouet van een man stak af tegen de felle
neonlampen.
`Ja,' was alles wat hij zei, en opeens kwamen er van alle
kanten mannen aanlopen. Ze wilde het menstruüm oproepen, maar het
silhouet kwam op haar af en had iets in zijn hand. Iemand stroopte
bliksemsnel haar mouw omhoog en toen voelde ze een naald in haar
huid verdwijnen. Het menstruüm kwam naar boven, maar niet snel
genoeg. Haar wilskracht nam af, haar gezichtsvermogen eveneens. Ze
kon nog net Hobarts mond zien. Toen viel ze zijn kant op, haar
handen klauwden aan de glibberige muren van de smalle tunnel waarin
ze zich nu bevond, en het beest aan het uiteinde ervan kraaide
victorie.