HUWELIJK
1
Geraldine was vele lange uren bezig geweest Cal de stamboom
van haar familie uit te leggen, zodat hij bij het huwelijk van
Theresa zou weten wie wie was. Het was lastig. De familie Kellaway
was uiterst vruchtbaar en Cal was slecht in het onthouden van
namen, zodat het niet verbazingwekkend was dat veel van de
honderddertig gasten die op deze mooie zaterdagavond dicht opeen in
de receptieruimte stonden, hem onbekend waren. Dat vond hij niet zo
erg. Hij voelde zich veilig in zo'n mensenmenigte, ook al wist hij
niet wie wie was; en hij was nog verder tot rust gekomen door de
drankjes die al uren rijkelijk werden geschonken. Hij tekende niet
eens protest aan toen Geraldine hem voorstelde aan een reeks
bewonderende ooms en tantes die hem allemaal vroegen wanneer hij
met haar zou trouwen. Hij speelde het spelletje mee; glimlachte;
charmeerde; deed zijn best gezond van geest te lijken.
Niet dat een tikkeltje krankzinnigheid daar zou zijn
opgevallen. Norman Kellaways plannen voor de huwelijksdag van zijn
dochter waren steeds grootser geworden naarmate haar taille verder
uitdijde. De plechtigheid was indrukwekkend geweest; de receptie
was regelrecht overdadig, op de grens van wansmaak. De zaal was van
grond tot plafond versierd met slingers en lantarentjes; overal
langs de muren snoeren met gekleurde lichtjes. Bij de bar kon je
voldoende bier, sterke drank en likeur krijgen om een klein leger
dronken te maken; aan eten geen gebrek. De hapjes werden door een
twaalftal veel geplaagde serveersters naar de tafeltjes gebracht
van diegenen die wilden blijven zitten en zich volproppen.
Hoewel alle deuren en ramen openstonden, werd het in de
feestruimte al snel gloeiend heet, mede door die gasten die alle
remmen hadden losgegooid en dansten op een oorverdovende mengeling
van country and western en rock en roll.
Bij de buitendeur stond de jongere broer van de bruidegom, in
gezelschap van twee jonge kerels die beiden eens Theresa het hof
hadden gemaakt en een jongeman wiens aanwezigheid alleen werd
getolereerd omdat hij sigaretten bij zich had, te midden van lege
bierblikjes de beschikbare vrouwspersonen te bekijken. Niet
veel bijzonders te zien; de meisjes met wie je naar bed kon gaan,
hadden al een vriend of waren zo onaantrekkelijk dat je blijk zou
geven van wanhoop als je een van hen benaderde.
Alleen Elroy, het voorlaatste vriendje van Theresa, leek deze
avond enig succes te boeken. Sinds de huwelijksplechtigheid had hij
een oogje laten vallen op een van de bruidsmeisjes, wier naam hij
nog niet kende, maar die toevallig tweemaal bij de bar had gestaan
toen hij daar ook was, hetgeen een belangrijk statistisch gegeven
was. Nu leunde hij tegen de deur en keek hoe het begeerde meisje
door de rokerige ruimte liep.
De lichten waren gedimd en er werd nu langzamer gedanst, met
armen om elkaar heen.
Dit was het moment om op haar of te gaan, besloot hij. Hij zou
de vrouw ten dans vragen en dan na een of twee dansjes met haar
naar buiten lopen om wat frisse lucht te happen. Sommige stelletjes
waren al richting struiken verdwenen, om daar te doen wat officieel
pas na een huwelijk mocht worden gedaan. Ze waren hier om te naaien
en hij wilde ook zijn portie hebben!
Hij had Cal een tijdje geleden met het meisje zien praten. Dus
zou het het makkelijkste zijn, dacht hij, als Cal hen aan elkaar
voorstelde. Hij baande zich een weg tussen de dansende paren door
naar de plaats waar Cal stond.
`Hoe gaat het met je, makker?'
Cal keek Elroy met waterige ogen aan. Het gezicht voor hem zag
hij rood door de alcohol.
`Prima.'
Vond die plechtigheid niet zo bijzonder,' zei Elroy. `Ik denk
dat ik allergisch ben voor kerken. Wil je me een gunst
bewijzen?'
`Zeg het maar.'
`Ik wil een meisje hebben.'
The?'
Ten van de bruidsmeisjes. Ze stond daarnet bij de bar. Lang
blond haar.'
`Bedoel je Loretta? Ze is een nichtje van Geraldine,' zei
Cal.
Het was gek, maar hoe dronkener hij werd, hoe meer
familienamen hij zich herinnerde.
Wat een stuk, man! En ze kijkt al de hele avond naar me.'
Werkelijk?'
`Ik vroeg me af . .. of jij ons aan elkaar zou willen
voorstellen.' Cal keek naar Elroys geile ogen. `Ik denk dat je te
laat bent.' `Hoezo?'
`Ze is al naar buiten gegaan . .
Voordat Elroy geïrriteerd kon reageren, voelde Cal een hand op
zijn schouder. Het was Norman, de vader van de bruid.
`Cal, mijn jongen, kan ik je even spreken?' zei hij en keek
terloops naar Elroy.
'Ik spreek je later nog wel,' zei Elroy en trok zich terug.
`Amuseer je je?'
la, meneer Kellaway.'
`Niks gemeneer Kellaway, Cal. Noem me maar Norm.'
Hij schonk een fikse hoeveelheid whisky uit de fles die hij
bij zich had in Cals glas en nam toen een trek van zijn
sigaar.
`Zeg me eens hoe tang het nog gaat duren voordat ik mijn
andere kleine meisje moet weggeven,' zei hij. 'Ik wil je niet ander
druk zetten, hoor. Beslist niet. Maar een zwangere bruid is wet
genoeg.'
Cal draaide zijn glas rond, hopend dat de dichter hem een
antwoord zou influisteren. Maar dat gebeurde niet.
'Ik heb een baan voor je in de fabriek,' ging Norm verder,
zonder zich lets aan te trekken van Cals stilzwijgen. 'Ik wil mijn
baby graag een beetje in stijl zien leven. Je bent een goede
jongen, Cal. Haar moeder vindt je heel aardig en ik vertrouw altijd
op haar oordeel. Dus denk er maar eens over na . .
Hij nam de fles in zijn rechterhand en stak zijn vrije hand in
zijn jasje. Hoe onschuldig dat gebaar ook was, toch liepen de koude
rillingen van herkenning Cal over de rug. Even was hij weer in Rue
Street, kijkend naar de betoverde grot van Shadwells jasje. Maar
Kellaways cadeautjes waren eenvoudiger van aard.
`Hier, pak een sigaar van me aan,' zei hij en ging zijn
plichten als gastheer weer vervullen.
2
Elroy pakte nog een blikje bier van de bar en liep de tuin in,
op zoek naar Loretta. Het was er beduidend koeler dan binnen en
zodra hij buiten was, werd hij kotsmisselijk. Hij smeet het
bierblikje weg en liep de tuin door, om achterin ongezien over te
kunnen geven.
De gekleurde lampjes eindigden een paar meter na de
buitendeur. Daarachter een zeer welkome duisternis. Hij was gewend
aan kotsen; als zijn maag eens een week niet in opstand kwam door
een teveel van het een of ander beschouwde hij die als een mislukte
week. Hij deponeerde de inhoud van zijn maag efficiënt in een
rododendronstruik en dacht toen weer aan de mooie Loretta.
lets verderop zag hij een schaduw bewegen. Hij kneep zijn ogen
tot spleetjes samen om te kijken wat het was, maar het was te
donker om dat inderdaad te kunnen zien. Hij hoorde echter wel een
zucht; de zucht van een vrouw.
Bij de boom was een stelletje, concludeerde hij, iets aan het
doen dat de duisternis, die met dat duel voor ogen geschapen was,
verborgen hield. Misschien was het Loretta, met haar rok omhoog en
haar broekje naar beneden. Het zou zijn hart breken, maar hij moest
het zien.
Heel zacht liep hij een paar passen verder.
Bij de tweede stap streek iets langs zijn gezicht. Hij
onderdrukte een kreet van angst en stak een hand op, waardoor hij
draden in de lucht rond zijn hoofd voelde. Om de een of andere
reden dacht hij aan slijm, koud, nat slijm, maar de draden bewogen
zich tegen zijn huid, alsof ze een onderdeel van iets groters
waren.
Een hartslag later werd dat idee bevestigd, het spul zat nu
aan zijn benen en lichaam en trok hem om. Hij zou hebben
geschreeuwd als het smerige spul zijn lippen niet al had verzegeld.
En toen voelde hij, alsof het allemaal nog niet belachelijk genoeg
was, kou bij zijn onderbuik. Zijn broek werd opengescheurd. Hij
begon zich als een gek te verzetten, maar dat was zinloos. Hij
voelde een gewicht op zijn buik en heupen, voelde hoe zijn penis
een kanaal werd ingetrokken dat van vlees kon zijn, maar wel
steenkoud was.
Tranen van paniek zorgden ervoor dat hij niet scherp kon zien,
maar hij zag wel dat het ding dat bovenop hem zat, een menselijke
vorm had. Hij kon geen gezicht zien, maar de borsten waren zwaar,
zoals hij ze graag zag, en hoewel dit iets heel anders was dan het
tafereeltje dat hij zich met Loretta had voorgesteld, reageerde
zijn lid wel op de koude bewegingen van het lichaam dat hem in zich
had opgenomen. Hij hief zijn hoofd iets om die geweldige borsten
beter te kunnen zien, maar zag toen een andere figuur achter de
eerste. Dat was de antithese van de rijpe, glanzende vrouw die op
hem reed; een bevlekt, vies ding, en grote gaten in haar lichaam
waar haar kut en mond en navel hadden moeten zijn, zo groot dat de
sterren er vanaf de andere kant doorheen schenen.
Hij begon zich weer te verzetten, maar dat vertraagde het
ritme van zijn maîtresse geenszins. Ondanks zijn paniek voelde hij
de bekende trilling in zijn ballen.
In zijn hoofd versmolt een zestal beelden tot een
monsterachtige schoonheid; de vieze vrouw, die een ketting van
gekleurde lichtjes tussen de borsten van haar zuster hing, trok
haar rok omhoog en de mond tussen haar benen was die van Loretta —
de tong ging op en neer. Die pornografie kon hij niet
weerstaan; zijn pik spuugde zijn lading uit. Hij brulde tegen zijn
verzegelde lippen aan. Het genot was kort, de pijn daarna
afschuwelijk.
Wat is er met jou aan de hand?' vroeg iemand in de duisternis.
Het duurde even voordat hij besefte dat zijn kreet om hulp was
gehoord. Hij deed zijn ogen open. Hij zag de silhouetten van de
bomen dreigend boven zich, maar dat was alles.
Hij begon weer te schreeuwen, zonder zich iets aan te trekken
van het feit dat hij in de modder lag met zijn broek rond zijn
enkels. Hij wilde alleen zeker weten dat hij nog in het land van de
levenden was...
3
De eerste glimp van komende problemen werd door Cal opgevangen
door de bodem van zijn glas, dat hij naar zijn lippen had gebracht
om het laatste slokje van Normans whisky tot zich te nemen. Bij de
deur waren de twee drukkers uit Kellaways fabriek die die avond als
uitsmijters fungeerden, vriendelijk aan het praten met een man in
een goed gesneden kostuum. Lachend keek de man de zaal in. Het was
Shadwell.
Het jasje was dichtgeknoopt. Bovennatuurlijke verleidingen
leken niet nodig te zijn; de Verkoper kocht zijn toegangsbewijs
domweg met charme. Terwijl Cal toekeek, klopte hij een van de
mannen op diens schouder alsof ze al vanaf hun kinderjaren goede
maatjes waren en liep naar binnen.
Cal wist niet of hij stil moest blijven staan in de hoop dat
hij in de mensenmenigte niet zou opvallen, of dat hij moest
proberen te ontsnappen met het risico dat de man hem dan zou zien.
Hij bleek geen keuze te hebben. Er werd een hand op de zijne gelegd
en naast hem stond een van de tantes aan wie Geraldine hem had
voorgesteld. `Ben je weleens in Amerika geweest?' vroeg ze zonder
enige aanleiding.
`Nee,' zei hij en keek weg van haar gepoederde gezicht, naar
de Verkoper. Hij liep met een onberispelijk zelfvertrouwen de zaal
in, naar links en rechts glimlachend. Zijn verschijning trok alom
bewonderende blikken. Iemand stak een hand uit; anderen vroegen hem
wat hij drinken wilde. Hij bespeelde de menigte met gemak, had voor
iedereen een vriendelijk woord, terwijl hij voortdurend om zich
heen bleef kijken, zoekend naar zijn prooi.
Toen de afstand tussen hen kleiner werd, wist Cal dat hij nu
spoedig zou worden gezien. Hij maakte zijn hand los uit die
van de tante en liep door, naar een plekje waar de menigte het
dichtst was. Achter in de zaal trok enig geroezemoes zijn aandacht
en hij zag dat iemand — het leek Elroy wel — vanuit de tuin naar
binnen werd gedragen, zijn kleren vies en wanordelijk, zijn kaak
slap. Niemand leek zich veel van zijn uiterlijk aan te trekken; bij
iedere gelegenheid was er wel een aantal mensen dronken. Er werd
gelachen, sommigen keken afkeurend, toen werd er weer verder
gefeest.
Cal keek over zijn schouder. Waar was Shadwell? Nog altijd
dicht bij de deur, als een opkomend politicus handen schuddend?
Nee, hij was verder gelopen. Cal keek zenuwachtig om zich heen. Er
werd nog steeds druk gepraat en gedanst, maar nu leken de zwetende
gezichten een beetje te veel naar geluk te hongeren; leken de
dansenden alleen te dansen omdat de wereld daarmee even op een
afstandje werd gehouden. ledereen had iets wanhopigs en Shadwell
wist hoe hij daar gebruik van moest maken, met zijn bonhomie en het
air van iemand die met de groten en goeden der aarde omgaat.
Cal wilde dolgraag op een tafel gaan staan en de
feestvierenden toeroepen dat ze op moesten houden met hun gehuppel,
moesten inzien hoe dwaas ze zich gedroegen, hoe gevaarlijk de haai
was die ze in hun midden hadden toegelaten.
Maar wat zouden ze doen als hij zich schor schreeuwde? Achter
hun handen lachen en elkaar zacht in herinnering brengen dat hij
het bloed van een krankzinnige in zijn aderen had?
Hier zou hij geen bondgenoten vinden. Dit was Shadwells
territorium. Het zou het veiligst zijn, zijn hoofd omlaag te houden
en naar de deur te komen. En dan weggaan, zo ver en zo snel
mogelijk. Meteen ging hij tot handelen over. Hij keek om zich heen
en zag Elroy, die als een epilepticus met zijn armen maaide en
krijste van woede. lemand riep om een arts.
Cal liep naar de deur en opeens stond de haai naast hem.
'Calhoun,' zei Shadwell zacht en laag. vader heeft me verteld dat
ik je hier zou kunnen vinden.'
Cal antwoordde niet, deed domweg alsof hij niets had gehoord.
De Verkoper zou in zo'n menigte geen geweld durven gebruiken en er
kon niets gebeuren zolang hij maar niet naar de voering van het
jasje van de man keek.
'Waar ga je naar toe?' zei Shadwell toen Cal verder liep. Cal
bleef doorlopen.
'We kunnen elkaar helpen . .
lemand riep Cals naam, vroeg hem of hij wist wat er met Elroy
aan de hand was. Hij schudde van nee en baande zich een weg
richting deur. Zijn plan was eenvoudig. Tegen de uitsmijters
zeggen dat ze Geraldines vader moesten opzoeken en dan Shadwell de
deur uit laten gooien.
. . zeg me waar het tapijt is,' zei de Verkoper, 'en dan zal
ik ervoor zorgen dat de zusters jou nooit te pakken krijgen.'
Hij deed verzoenend. 'Ik heb niets tegen jou,' zei hij. 'Ik
wil alleen een paar inlichtingen hebben.'
'Ik heb at gezegd dat ik niet weet waar het tapijt is,' zei
Cal, wetend dat zo'n opmerking zinloos was.
Ze waren nu nog een meter of twaalf van de vestibule vandaan
en met iedere volgende stap werd Shadwell minder hoffelijk.
`Ze zullen je leegzuigen,' waarschuwde hij, 'die zusters van
haar. En ik zal hen niet kunnen tegenhouden, niet als ze je eenmaal
in handen hebben. Ze zijn dood en doden nemen geen bevelen
aan.'
Dood?'
`0 ja. Ze heeft ze zelf gedood terwijl ze met z'n drieën nog
in de moederschoot waren. Heeft hen gewurgd met hun eigen
navelstrengen.' Waar of niet, van dat beeld werd hij misselijk. En
bij de gedachte aan een aanraking van die zusters werd hij nog
misselijker. Cal probeerde er niet aan te denken en liep verder,
met Shadwell nog altijd naast zich. Nu werd er niet meer zogenaamd
onderhandeld, alleen gedreigd.
`Mooney, je bent ten dode opgeschreven als je niet bekent. Ik
zal geen vinger uitsteken om je te helpen.'
Cal kon de twee uitsmijters nu aanroepen.
Hij riep. Ze zetten hun glas neer en draaiden zich naar hem
toe. Wat is er aan de hand?'
`Deze man . . begon Cal en keek naar Shadwell.
Maar de Verkoper was er niet meer. Binnen een paar seconden
was hij vertrokken en opgegaan in de menigte, even vakkundig als
hij was binnengekomen.
`Problemen?' wilde de grootste van de twee mannen weten.
Cal keek naar de man, zocht naar woorden. Zinloos om te
proberen het uit te leggen, besloot hij.
`Nee . zei hij. Niets aan de hand. Ik heb alleen een beetje
frisse lucht nodig.'
`Te veel gedronken?' vroeg de andere man en deed een stap
opzij zodat Cal naar buiten kon lopen.
Het was koud na de verstikkende hitte in de zaal, maar dat
deerde Cal niet. Hij haalde diep adem, probeerde helder na te
denken. Toen een bekende stem.
`Wit je naar huis?'
Het was Geraldine. Ze stond vlak bij de deur, met een jas om
haar schouders.
Waar is je vader?' vroeg hij.
Dat weet ik niet. Waarom wil je hem zien?'
`Er is daarbinnen iemand die er niet zou moeten zijn,' zei Cal
en liep naar haar toe. In zijn dronken ogen leek ze mooier dan hij
haar ooit had gezien; ogen glanzend als donkere juwelen.
Waarom gaan we samen niet een eindje wandelen?' zei ze.
'Ik moet je vader spreken,' hield hij vol, maar ze draaide
zich om, licht lachend. Voordat hij kon protesteren, was ze de hoek
al om. Hij ging achter haar aan. Een aantal straatlantarens werkte
niet en hij zag haar silhouet slechts vaag. Maar hij kon haar lach
nog horen en liep daar achter aan.
Waar ga je keen?' wilde hij weten.
Ze lachte slechts opnieuw.
Boven hun hoofden bewogen de wolken zich snel, glinsterende
sterren ertussenin, hun licht te zwak om op de aarde van veel nut
te zijn. Even keek Cal daarnaar en toen hij weer naar Geraldine
keek, draaide ze zich naar hem om, maakte een geluid dat het midden
hield tussen een zucht en een woord.
De schaduwen die haar omarmden waren dicht, maar weken uiteen
toen hij naar haar keek en wat ze toen lieten zien, maakte hem
kotsmisselijk. Geraldines gezicht was op de een of andere manier
vervormd, alsof haar gelaatstrekken van warme was waren. De façade
verdween en hij zag de vrouw eronder. Zag en wist; het gezicht
zonder wenkbrauwen, de vreugdeloze mond. Wie anders dan
Immacolata?
Hij had weg willen rennen, maar voelde de koude loop van een
pistool tegen zijn slaap en de stem van de Verkoper zei:
`Als je een kik geeft, zul je dat moeten bezuren.'
Hij zweeg.
Shadwell wees op de zwarte Mercedes die bij het volgende
kruispunt geparkeerd stond.
`Lopen,' zei hij.
Cal had geen keuze, kon zelfs onder het lopen nauwelijks
geloven dat dit tafereeltje zich afspeelde in een straat waarin hij
de scheuren in het trottoir al had geteld vanaf het moment dat hij
wist dat een en een twee was.
Hij werd op de achterbank geduwd, door een dikke glaswand
gescheiden van de mensen die hem gevangen hadden. Het portier zat
op slot. Hij kon niets doen. Hij kon alleen toekijken hoe de
Verkoper achter het stuur ging zitten en de vrouw naast hem
plaatsnam.
De kans dat hij op het feest gemist zou worden was klein, wist
hij, en de kans dat iemand naar hem op zoek zou gaan nog kleiner.
Men zou gewoon aannemen dat hij moe was geworden en naar huis was
gegaan. Hij bevond zich in handen van de vijand en kon daar niets
aan doen.
Wat zou Maffe Mooney nu doen, vroeg hij zich af.
Die vraag plaagde hem even, toen kwam het antwoord. Hij pakte
de feestsigaar die Norman hem gegeven had, leunde achterover tegen
de leren bank en stak die sigaar aan.
Goed, zei de dichter; geniet van alles waar je nog van
genieten kunt, zolang je adem hebt om dat te kunnen doen.