DE HEMEL VERKOPEN
`Meneer Mooney? Meneer Brendan Mooney?'
Dat klopt.'
`Heeft u soms een zoon die Calhoun heet?'
Wat heeft u daarmee te maken?' wilde Brendan weten. Toen zei
hij, voordat de ander kon antwoorden: 'Er is toch niets met hem
gebeurd?'
De onbekende schudde zijn hoofd, pakte Brendans hand vast en
pompte die krachtig.
`11 bent een heel gelukkige man, meneer Mooney, als u het me
toestaat de opmerking te maken.'
Dat, wist Brendan, was een leugen.
Wat wilt u?' zei hij. 'Wilt u iets verkopen?' Hij trok zijn
hand terug uit de greep van de andere man. Wat het ook is, ik wil
het niet hebben.'
`Verkopen?' zei Shadwell. `Mijn hemel, nee! lk wil lets geven,
meneer Mooney. Uw zoon is een verstandige jongen. Hij heeft me uw
naam gegeven en zie, de computer heeft u uitgekozen om . .
`lk heb u al gezegd dat ik het niet hebben wil,' onderbrak
Brendan hem en probeerde de deur dicht te doen, maar de man had al
een voet op de drempel gezet.
`Wilt u me alstublieft met rust laten?' zuchtte Brendan. 'Ik
wil uw prijs niet hebben. lk wil helemaal niets hebben.'
Dat maakt u een heel opmerkelijke man,' zei de Verkoper en
duwde de deur weer helemaal open. `Misschien zelfs wel uniek . . .
Is er op deze wereld echt helemaal niets dat u hebben wilt? Dat is
opmerkelijk.'
Achter uit het huis kwamen de klanken van Puccini's Grootste
Hits, die hij enige jaren geleden aan Eileen had gegeven. Ze had er
nauwelijks naar geluisterd, maar sinds haar dood was Brendan, die
zijn hele Leven lang nooit een concertzaal had betreden en daar
trots op was, verslaafd geraakt aan het Liefdesduet uit Madame
Butterfly. Altijd weer moest hij huilen als hij dat hoorde. Nu
wilde hij teruggaan naar die muziek, voordat de plaat was
afgelopen. Maar de Verkoper bleef volhouden.
`Brendan,' zei hij, `mag ik je Brendan noemen?'
`U mag me helemaal niets noemen.'
De Verkoper knoopte zijn jasje los.
`Brendan, we hebben echt heel veel te bespreken, jij en ik. Je
prijs, bijvoorbeeld.'
De voering van het jasje fonkelde, trok Brendans aandacht.
Zo'n stof had hij nog nooit gezien.
`Ben je er zeker van dat er niets is dat je hebben wilt?' zei
de Verkoper. `Volkomen zeker?'
Het Liefdesduet had een nieuw hoogtepunt bereikt, de stemmen
van Butterfly en Pinkerton moedigden elkaar aan verdriet opnieuw te
uiten. Brendan hoorde het, maar zijn aandacht werd steeds meer door
het jasje aangetrokken. En ja, daar was iets dat hij hebben wilde.
Shadwell keek naar de ogen van de man en zag de vlam van verlangen
ontstoken worden. Dat gebeurde altijd.
ziet wel degelijk iets, meneer Mooney.'
`Ja,' gaf Brendan zacht toe. Hij zag het en de vreugde van het
zien maakte zijn zware hart licht.
Eileen had eens tegen hem gezegd (toen ze nog jong waren en
sterfelijkheid een manier was om hun liefde voor elkaar tot
uitdrukking te brengen) `als ik als eerste doodga, Brendan, zal ik
een manier bedenken om je te vertellen hoe de Hemel eruitziet. Ik
zweer je dat ik dat zal doen.' Hij had haar toen met kusjes tot
zwijgen gebracht en gezegd dat hij ook zou sterven, aan een
gebroken hart, als zij doodging. Maar hij was niet gestorven,
nietwaar? Hij leefde nu al drie lange, lege maanden en meer dan
eens had hij zich in die tijd haar frivole belofte herinnerd. En nu
stond hier die hemelse boodschapper bij hem op de stoep, net op het
moment dat hij het idee had dat wanhoop hem de das om zou doen.
Eigenaardige keuze wellicht om de gedaante van een verkoper aan te
nemen, maar daar zou wel een reden voor zijn.
je hebben wat je ziet, Brendan?' vroeg de bezoeker.
Wie bent u?' fluisterde Brendan vol ontzag.
Ik heet Shadwell.'
`En u heeft dit voor me gekocht?'
Natuurlijk. Maar als je het aanvaardt, Brendan, zul je er wel
iets voor moeten betalen.'
Brendan bleef strak naar de prijs in het jasje kijken. zegt
het maar,'
zei hij.
`We zouden om je hulp kunnen vragen en die zou je ons dan
moeten geven.'
`Hebben engelen dan hulp nodig?'
`Af en toe wel.'
`Dan zal het me een eer zijn,' zei Brendan.
`Goed.' De Verkoper glimlachte. 'Pak hem dan maar,' zei hij en
deed zijn jasje verder open.
Brendan wist al hoe de brief van Eileen zou ruiken en voelen
voordat hij die in handen had. Hij werd niet teleurgesteld. Hij was
warm, zoals hij had verwacht, en vaag rook hij de geur van bloemen.
Ze had hem ongetwijfeld in een tuin geschreven. In de tuin van het
paradijs. `Dus zijn we het eens geworden, meneer Mooney?'
Het Liefdesduet was afgelopen; het was stil in het huis achter
Brendan. Hij hield de brief dicht tegen zijn borst gedrukt, nog
altijd bang dat dit alleen een droom was en hij met lege handen zou
ontwaken. `U zegt het maar,' zei hij.
`Zoetheid en licht, dat is alles wat een verstandige man ooit
wil hebben, nietwaar? Zoetheid en licht,' kwam het antwoord.
Brendan luisterde maar met een half oor. Hij streek met zijn
vingers over de brief. Zijn naam stond op de voorkant geschreven,
in het voorzichtige handschrift van Eileen.
`Dus vertelt u me nu maar eens wat meer, meneer Mooney,' zei
de Engel, 'over Cal.'
`Cal?'
`Kunt u me zeggen waar ik hem kan vinden?'
'Hij woont een huwelijk bij.'
Ten huwelijk. Ah! En kunt u me misschien ook het adres geven?'
Ja. Natuurlijk.'
'We hebben ook iets voor Cal. Die boft!'