SHADWELL IN DE HOOGTE
`Zet me neer,' zei Shadwell tegen zijn paard wiens rug vrijwel
gebroken was. Ze hadden een steile helling genomen, van de hoogste
heuvel die Shadwell had kunnen vinden. Het uitzicht boven was
indrukwekkend.
Norris had echter niet veel belangstelling voor het uitzicht.
Hij ging zitten, naar adem snakkend, en drukte zijn eenarmige
trommelaar tegen zijn borst, het aan Shadwell overlatend om te
genieten van het door de maan beschenen Iandschap.
Onderweg hierheen hadden ze talrijke buitengewone dingen
gezien; de bewoners van deze provincie, die duidelijk familie waren
van de, soort die buiten de Fuga woonde, hadden door magie op de
een of andere manier nieuwe vormen gekregen. Hoe kon je anders de
motten verklaren die vijfmaal zo groot waren als zijn hand en die
jammerden als krolse katten? Of de glanzende slangen die hij had
gezien, als vlammen in nisjes van rotsstenen? Of de doornenstruik
die bloed op zijn eigen bloemen drupte.
Dergelijke nieuwe dingen waren overal te zien. De Fuga was
veel eigenaardiger dan zijn woorden tijdens de Veiling hadden
gesuggereerd; eigenaardiger, verontrustender.
Dat voelde hij toen hij vanaf de heuvel naar beneden keek:
onrust, verdriet. Dat gevoel was langzaam over hem gekomen,
beginnend als dyspepsie, escalerend tot vrijwel doodsangst.
Aanvankelijk had hij geprobeerd de bron daarvan te negeren, maar nu
ging dat niet langer. In zijn buik was hebzucht geboren, het enige
gevoel dat een ware Verkoper zich nooit kon veroorloven. Hij
probeerde dat gevoel te overwinnen, door het Iandschap en alles wat
daarbij hoorde strikt commercieel te bekijken: hoeveel zou hij
kunnen vragen voor die boomgaard? Of de eilanden in dat meer? Of de
motten? Maar die techniek had deze ene keer geen succes. Hij keek
naar de Fuga en kon niet meer aan handel denken.
Het was zinloos zich ertegen te verzetten. Hij moest het
bittere feit toegeven. Hij had een verschrikkelijke vergissing
gemaakt door te proberen deze plaats te verkopen.
Er zou voor deze overvloed geen prijs kunnen worden bepaald;
geen enkele bieder, hoe rijk ook, zou er een toereikend bedrag voor
op tafel kunnen leggen.
Hier stond hij te kijken naar de grootste verzameling wonderen
die de wereld ooit had gezien, en zijn oude ambitie om machtiger te
zijn dan prinsen was verdwenen.
Daar was een andere ambitie voor in de plaats gekomen. Hij zou
zelf een prins zijn. Meer dan een prins.
Hier lag een land voor hem. Waarom kon hij niet de Koning
daarvan zijn?