OP VERBODEN TERREIN

1
Altijd werelden in werelden.
In het Koninkrijk van de Koekoeken het Weefsel; in het Weefsel de Fuga; in de Fuga de wereld van Mimi's boek, en nu dit: de Kringvorming.
Maar niets dat ze had gezien op de bladzijden of de plaatsen die ze had bezocht, had Suzanna kunnen voorbereiden op wat haar achter de Mantel wachtte.
Hoewel ze bij het lopen door het wolkengordijn had gedacht dat er aan de andere kant niets anders was dan de nacht, was die duisternis een illusie geweest.
Het landschap van de Kringvorming werd verlicht door een amberkleurig licht dat uit de grond onder haar voeten kwam. Die ommekeer van het normale bracht haar volledig uit haar evenwicht. Het was bijna alsof de aarde op zijn kop was gaan staan en zij op de lucht liep. En de echte hemel? Een ander wonder. De wolken hingen Iaag, hun inwendige voortdurend in beweging, alsof ze bij de geringste provocatie bliksemflitsen en regen over haar uit zouden storten. Toen ze een paar meter verder was gelopen, keek ze even om, om er zeker van te zijn dat ze de weg terug nog wist. Maar de deur en het slagveld daarachter waren al verdwenen; de wolk was niet Langer een gordijn, maar een muur. Even raakte ze in paniek. Maar ze troostte zichzelf met de gedachte dat ze hier niet aileen was. Ergens voor haar uit moest Cal lopen.
Maar waar? Hoewel het licht van de grond fel genoeg was om zonder problemen verder te kunnen lopen, leek er door de combinatie van dat licht en het verder zo dorre landschap, met het begrip afstand te worden gespot. Ze kon er niet zeker van zijn of ze nu twintig of tweehonderd meter voor zich uit kon zien. In ieder geval kon ze nergens iemand zien. Ze kon niets anders doen dan haar neus achternalopen en hopen dat ze de goede kant op zou gaan.
En toen een nieuw wonder. Aan haar voeten was een spoor verschenen, of liever gezegd twee door elkaar been lopende sporen. Hoewel de aarde droog was, zo erg dat Shadwells en Cats voeten er geen sporen op hadden achtergelaten, had ze wel de indruk dat die trilde. Dat was in ieder geval haar eerste indruk. Maar toen ze verder liep, zag ze opeens waardoor dat trillen werd veroorzaakt. Er ontsproot iets aan de grond waarop achtervolgde en achtervolger liepen.
Ze bleef staan en ging op haar hurken zitten om het fenomeen te controleren. Haar ogen bedrogen haar niet. De aarde scheurde en geelgroene loten kwamen te voorschijn, veel sterker dan hun afiiietingen zouden doen vermoeden, en groeiden zo hard dat je het daadwerkelijk kon zien. Was dit een verdedigingsmechanisme van de kringvorming? Of hadden degenen die voor haar uit liepen zaden meegenomen naar deze steriele wereld, die hier door een betovering meteen tot leven kwamen? Ze keek om. Haar eigen pad was op een soortgelijke manier afgebakend, al waren de loten nog klein. De loten die door Shadwells en CaIs voetstappen waren opgeroepen, waren al hoog. Uri ontvouwde zich als een varen; andere hadden knoppen; een derde had stekels. Als ze zo snel doorgroeiden, zouden ze binnen een uur tot bomen uitgegroeid zijn!
Het was een buitengewoon schouwspel, maar ze had de tijd niet er Langer naar te blijven kijken. Ze ging vlug verder.
2
Hoewel ze steeds sneller ging lopen, kon ze nog altijd geen spoor ontdekken van degenen die ze volgde. Het bloeiende pad was het enige bewijs dat zij er waren.
Al spoedig moest ze naast het pad rennen, want de planten die zo snel groeiden, groeiden zowel horizontaal als verticaal. En naarmate ze groeiden, werd het duidelijk hoe weinig ze gemeen hadden met de flora van het Koninkrijk. Als ze door de hakken van schoenen van mensen hierheen waren gebracht, waren ze meteen zo betoverd dat ze heel ingrijpend waren veranderd.
Het geheel leek minder op een oerwoud dan op een rif op de bodem van de zee, niet in de laatste plaats omdat de planten zich heen en weer bewogen, als in een stroming. Hun kleuren en vormen verschilden heel veel. Het enige dat ze gemeen hadden, was hun enthousiasme om te groeien en vruchten te dragen. Kloppende bloesems draaiden hun koppen naar de wolken, alsof de bliksemflitsen een soon voedsel waren, en wortels groeiden onder de grond zo snel dat die ervan trilde.
Toch had dit snel voortkomende leven niets bedreigends. Het enthousiasme was niets anders dan het enthousiasme van een pasgeborene. Ze groeiden omdat groeien vreugde schonk.
Toen hoorde ze rechts van zich een kreet; of iets als een kreet. Was het Cal? Nee, niets wees crop dat de wegen van hem en Shadwell zich gescheiden hadden. Weer de kreet, iets dat het midden hield tussen een snik en een zucht. Ondanks haar missie kon ze dit niet negeren. Ze nam zichzelf voor alleen maar heel even te gaan kijken en liep op het geluid af.
Afstanden waren hier zo bedrieglijk. Toen ze ruim twintig meter bij het pad vandaan was, zag ze de bron van het geluid.
Het was een plant, het eerste levende ding dat ze hier buiten het pad had gezien, en dat al even veelkleurig en gevarieerd van vorm was. Hij had de afinetingen van een kleine boom, het hart een knoop van takken die zo ingewikkeid was dat ze vermoedde dat er sprake was van meerdere planten die op deze ene plaats waren gaan groeien. Ze hoorde geritsel tussen de vele bloesems en de slangvormige wortels, maar ze kon het wezen niet zien dat haar hierheen had gelokt. Een ding werd echter wel duidelijk: dat de knoop die ze voor takken had gehouden, het lijk van een mens was. Bewijzen daarvan waren duidelijk te zien. Delen van een fraai pak hingen aan de takken, als de afgestroopte huid van een slang; een schoen, omwikkeld door nieuwe loten. De kleren waren uitgetrokken, zodat het dode vlees door de flora opgeeist kon worden; groen leven op de plaats waar eens rood leven was geweest. De benen van het lijk waren houtachtig geworden en hadden knoestige wortels voortgebraciit. Uit de darmen kwamen twijgjes te voorschijn.
Ze had geen tijd dat alles uitgebreid te bekijken. Er was werk aan de winkel. Ze liep eenmaal om de boom en net toen ze wilde teruglopen naar het pad, zag ze tussen de bladeren door een paar levende ogen naar zich staren. Ze gilde. Zij knipperden. Aarzelend stak ze een hand uit en duwde de bladeren weg.
Het hoofd van de man van wie ze had gedacht dat die dood was, zat vol grote wonden, maar uit al die wonden was weelderig leven gekomen. Een baard, groen als nieuw gras, groeide rond een mossige mond waaruit sap stroomde; aan de wangen waren bloeiende takjes ontsproten.
De ogen keken haar heel aandachtig aan en ze voelde vochtige ranken naar haar gezicht en haren gaan om die te betasten.
Toen trilden de bloesems omdat er werd ademgehaald, en nam de hybride het woord. Een lang, zacht uitgesproken woord.
leviknog.'
Noemde het zijn naam? Toen ze van haar verbazing was bekomen, zei ze dat ze het niet begreep.
Het leek te fronsen. Bloemblaadjes vielen af. De keel klopte en men kwamen de lettergrepen ,weer, ditmaal beter gearticuleerd.
`Lev ik nog?'
`Of je nog leeft?' vroeg ze, nu ze het begreep. `Natuurlijk. Natuurlijk leef je.'
`Ik dacht dat ik droomde,' zei het, keek even een andere kant op en toen weer naar haar. ik dood was, of droomde. Of beide. Het
ene moment... stenen in de lucht die mijn kop spleten `Shearman huis?' vroeg ze.
Ja. Was jij daar ook?'
De Veiling. Jij was aanwezig bij de Veiling.'
Het lachte, de ademstoot streek langs haar wang.
`Ik heb altijd binnen willen zijn . binnen,' zei het.
En nu begreep ze het hoe en waarom hiervan. Hoewel het eigenaardig, nee, ongelooflijk was dat dit wezen een van Shadwells gasten was geweest, moest dat wel zo zijn. Toen het huis werd vernietigd, was hij gewond geraakt, of misschien wel doodgegaan, en toen was hij opgenomen in de Kringvorming, die zijn lichaam had gebruikt voor het scheppen van nieuw leven.
Haar gezichtsuitdrukking moest hem duidelijk hebben gemaakt hoeveel medelijden ze met hem had, want de ranken werden onrustig. Dus ik droom niet,' zei de hybride.
`Nee.'
`Vreemd,' kwam het antwoord. 'Ik dacht van wel. Het lijkt hier zoveel op het paradijs.'
Ze was er niet zeker van dat ze hem goed had verstaan. `Paradijs?' herhaalde ze.
`Ik had nooit durven hopen dat... het leven zo'n gent kon zijn.' Ze glimlachte. De ranken waren weer tot rust gekomen.
Dit is een Wonderland,' zei de hybride.
`Werkelijk?'
`0 ja. We zijn vlak bij de plaats waar het Weven is begonnen. Vlak bij de Tempel van het Weefgetouw. Hier verandert alles, hier ontstaat alles. Ik? Ik was verloren. En bekijk me nu maar eens goed!' Toen ze hem zo hoorde opscheppen, gingen haar gedachten terug naar de avonturen die ze in het boek had beleefd; hoe in dat niemandsland tussen de woorden en de wereld, alles was getransformeerd en geschapen. Hoe haar geest, die een huwelijk van haat was aangegaan met die van Hobart, die toestand had geschapen. Zij was de schering geweest bij zijn inslag. Gedachten van twee geesten hadden zich met elkaar vermengd en uit hun conflict materie geschapen. Het waren allemaal onderdelen van dezelfde procedure.
Ze wilde dat ze deze kennis op de een of andere manier kon vasthouden, om er later misschien nog eens gebruik van te kunnen maken. Maar nu had ze wel wat anders aan haar hoofd dan de hogere wiskunde van de verbeelding.
`Ik moet weg,' zei ze.
`Natuurlijk.'
`Er zijn nog anderen hier.'
`Ik heb hen zien langskomen,' zei de hybride. `Boven mijn hoofd.' `Boven je hoofd?'
`Naar het Weefgetouw.'
3
Naar het Weefgetouw.
Met hernieuwd enthousiasme liep ze terug naar het pad. Het feit van het bestaan van de koper in de Kringvorming, die de krachten hier kennelijk had geaccepteerd en zelfs verwelkomd, gaf haar enige hoop dat de Kringvorming zich niet meteen binnenstebuiten zou keren bij de komst van iemand die er eigenlijk niet thuishoorde. De gevoeligheid ervan was kennelijk overschat. Hij was sterk genoeg om op zijn eigen, onnavolgbare manier met een invasie af te rekenen.
Haar huid begon te kriebelen en haar maag werd onrustig. Ze probeerde niet al te diep na te denken over wat dat betekende, maar naarmate ze verder liep, groeide haar irritatie. De lucht werd dikker, donkerder ook. Het was geen avondlijk donker dat slaap opriep. Overal hoorde ze leven. Ze kon het proeven, zoet en zuur. Ze kon het zien, druk achter haar ogen.
Opeens rende er iets langs haar voeten. Ze zag een dier, een onwaarschijnlijke kruising tussen een eekhoorn en een duizendpoot, met felle ogen en ontelbare poten tussen de wortels darren. Nu besefte ze dat dat niet het enige levende wezen was. Het bos was bewoond. Uit de lage struiken kwamen dieren te voorschijn, even talrijk en opmerkelijk als het planteleven, veranderend onder het springen, steeds ambitieuzer wordend.
Waar kwamen ze uit voort? Uit de planten. De flora had zijn eigen fauna verwekt; knoppen waren uitgegroeid tot insekten, vruchten tot vachten en schubben. Een plant opende zich en een hele zwerm vlinders kwam te voorschijn. In een doornstruik kwamen vogels tot leven; uit een boomstam siepelden witte slangen.
De lucht was nu zo dik dat ze er plakken van had kunnen snijden.
Telkens weer kruisten nieuwe wezens haar pad en verdwenen vrijwel meteen weer in de duisternis. Ze zag drie variaties op het thema aap komen en gaan; een gouden hond die midden tussen de bloemen dartelde. Enzovoorts. Enzovoorts.
Nu wist ze waarom haar huid kriebelde. Hij verlangde ernaar aan dit spelletje van veranderingen mee te doen, zichzelf terug te gooien in de smeltkroes en een nieuw ontwerp te zoeken. Ook haar geest had daar eigenlijk wel zin in. Het leek stom je aan een enkele anatomie te houden als je zoveel vreugdevolle uitvindingen zag.
En misschien dat ze wel voor die verleiding zou zijn bezweken als ze niet in de mist een gebouw had zien opdoemen, een eenvoudig gebouw van bakstenen, dat ze even zag voordat het door de dikke lucht weer aan haar oog werd onttrokken. Dat moest de Tempel van het Weefgetouyv wel zijn.
Een' grote papegaai vloog langs haar heen, zei iets, verdween toen weer. Ze begon te rennen. De gouden hond had kennelijk besloten bij haar te blijven; hijgend volgde hij haar.
Toen de schokgolf. Die kwam vanaf de kant van het gebouw. Een kracht die de lucht deed trillen, de aarde deed schokken. Ze belandde op de grond, te midden van grote wortels die meteen probeerden haar in hun ontwerp op te nemen. Ze maakte zich los en krabbelde weer overeind. Door het contact met de aarde, of de golf van energie uit de Tempel, leek haar lichaam zich niet stil te kunnen houden. Ondanks het feit dat ze stilstond, leek ze te dansen. Een ander woord was er niet voor. Ieder deel van haar, van wimper tot merg, had het ritme van de kracht te pakken gekregen; haar hart kreeg bevel in een ander tempo te slaan; haar bloed stroomde langzamer door haar adet ren; haar gedachten namen een hoge vlucht, duikelden omlaag. Maar dat had aIleen betrekking op haar stoffelijke lichaam. Haar andere anatomic — het subtiele lichaam dat door het menstruiim sneller was gaan werken — werd niet beheerst door de krachten hier; of stemde daarmee al zoveel overeen dat dit lichaam zelfstandig kon opereren.
Nu gaf ze het opdracht te voorkomen dat haar voeten wortel zouden schieten, haar hoofd vleugels zou krijgen en zou wegvliegen. Het stelde haar gerust. Ze was uiteindelijk even een draak geweest en weer normaal geworden, nietwaar? Dit was niet anders.
Ja, het is wel anders, zeiden haar angsten. De draak bestond alleen in jouw geest, nu komt je hele lichaam eraan te pas.
Heb je dan nog niet geleerd dat er daartussen geen verschil bestaat? luidde het antwoord.
Toen dat antwoord in haar hoofd weerklonk, kwam er een tweede
schokgolf, en ditmaal was het geen petit ma/, maar een grand mal.
De grond onder haar begon te denderen. Ze rende weer in de richting van de Tempel, maar ze had op zijn hoogst vijf meter afgelegd toen ze het keiharde geraas van brekend gesteente hoorde, en ze rechts van zich een zigzaggende scheur zag ontstaan. En links een tweede; en nog een volgende.
De Kringvorming was zichzelf aan het vernietigen.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml