DRIE VIGNETTEN
1
`We hadden hen niet achter moeten laten,' zei Cal, toen ze om
het huizenblok heen gereden waren en Lord Street weer hadden
bereikt, waar het wemelde van de agenten, maar waar van Jerichau of
Suzanna geen spoor te bekennen viel. `Ze zijn gearresteerd,
verdomme,' zei hij. 'We hadden . .
`Weer nu eens even praktisch,' zei Nimrod. 'We hadden geen
keus.' 2e hadden ons bijna vermoord,' zei Apolline, die nog altijd
zat te hijgen als een paard.
`Op dit moment geniet het Weefsel prioriteit,' zei Nimrod. 'Ik
geloof dat we het daar over eens waren.'
heeft het tapijt gezien,' vertelde Freddy Apolline. `Vanuit
het huis van Mimi Laschenski.'
`Is ze daar nu?' vroeg Apolline.
Niemand gaf gedurende enige seconden antwoord op die vraag.
Toen nam Nimrod weer het woord.
Ze is dood,'
`Dood?' herhaalde Apolline. 'Hoe? Toch niet door toedoen van
een van de Koekoeken?'
`Nee,' zei Freddy. 'Door lets dat Immacolata had opgeroepen.
Mooney heeft het vernietigd, voordat het ons allemaal kon
vermoorden.' `Dus weet ze dat wij wakker zijn,' zei Apolline.
Cal zag haar in zijn achteruitkijkspiegel. Haar ogen leken in
haar opgezette gezicht net twee zwarte steentjes.
`Dus er is niets veranderd,' zei ze. mensheid aan de ene kant
en slechte betoveringen aan de andere.'
`De Gesel was erger dan welke betovering dan ook,' zei Freddy.
Toch is het nog niet veilig om de rest wakker te maken,' zei
Apolline. `De Koekoeken zijn gevaarlijker dan ooit.'
'Maar wat zal er met ons gebeuren als we hen niet wakker
maken?' vroeg Nimrod.
worden de Conservators,' zei Apolline. bewaken het
tapijt
tot de tijden beter worden.'
`Als dat ooit gebeurt, 'zei Freddy.
Die opmerking maakte voor lange tijd een einde aan het
gesprek.
2
Hobart keek naar het bloed dat nog felrood op de straatkeien
van Lord Street lag en wist zeker dat de rommel die de anarchisten
in Chariot Street hadden achtergelaten, slechts een begin was
geweest. Hier was iets tastbaarders; een spontane uitbarsting van
krankzinnigheid bij een gewone doorsnede van de burgerij. Deze
geweldpleging was opgeroepen door de twee rebellen die nu in
hechtenis waren genomen en straks zouden worden ondervraagd.
Vorig jaar waren bakstenen en zelfgemaakte bommen als wapens
gebruikt. Het leek dat de terroristen van dit jaar geavanceerdere
wapens hadden. Er leek in deze onopvallende straat sprake te zijn
geweest van een massale hallucinatie. Burgers die volkomen bij hun
gezonde verstand waren, zeiden dat de lucht van kleur veranderd
was. Als de subversieve elementen inderdaad nieuwe wapens hadden —
wellicht gassen die de menselijke geest konden beinvloeden — had
hij alle reden om agressievere technieken te gaan toepassen;
zwaardere wapens en meer vrijheid om die te gebruiken. Natuurlijk
zouden de bazen daar wel even protest tegen aantekenen; maar hoe
meer bloed er werd vergoten, hoe sterker hij in zijn schoenen kwam
te staan. Hij riep een van de persfotografen en wees hem op de
plassen bloed. 'Laat dat maar eens aan jullie lezers zien,' zei
hij.
De man fotografeerde braaf de bloedplassen en richtte zijn
camera toen op Hobart. Maar voordat hij een foto van hem had kunnen
nemen, kwam Fryer tussenbeide en trok hem de camera uit handen.
'Gem foto's,' zei hij.
`Hebben jullie dan jets te verbergen?' vroeg de fotograaf
meteen. `Geef hem zijn eigendom terug,' zei Hobart. 'Hij moet zijn
werk doen, net als wij allemaal.'
De journalist pakte zijn camera aan en liep weg.
`Schuim der natie,' mompelde Hobart. Toen: 'Al iets naders
bekend uit Chariot Street?'
`We hebben een paar verdomd eigenaardige
getuigenverklaringen.' `0 ja?'
`Niemand heeft bekend jets te hebben gezien, maar het schijnt
zo te zijn dat alles op zijn kop werd gezet zodra die wervelwind er
was. De honden werden dol, alle radio's deden het niet meer. Het
staat vast dat er daar iets eigenaardigs is gebeurd.'
'En hier ook,' zei Hobart. 'Ik denk dat het tijd wordt dat we
met de verdachten gaan praten.'
3
De kransen waren vervaagd toen de agenten de deur van de
arrestantenwagen openmaakten en Suzanna en Jerichau meenamen naar
het binnenplein van Hobarts hoofdkwartier. Van het visioen dat
Suzanna met Jerichau en Apolline had gedeeld, was niets anders over
dan een lichte misselijkheid en een pijnlijk hoofd.
Ze werden meegenomen naar het betonnen gebouw en van elkaar
gescheiden; hun bezittingen werden in beslag genomen. Suzanna had
niets bij zich waar ze veel om gaf, behalve Mimi's boek, dat ze
altijd bij zich droeg, sinds ze het gevonden had. Hoewel ze protest
aantekende tegen de inbeslagname daarvan, werd het haar toch
afgepakt. Na een korte discussie tussen de agenten over de plaats
waar ze zou moeten worden opgesloten, werd ze meegenomen een trap
af, naar een kale cel ergens in de ingewanden van het gebouw. Daar
vulde een agent een formulier in vol persoonlijke gegevens. Ze
beantwoordde zijn vragen zo goed mogelijk, maar haar gedachten
dwaalden telkens af; naar Cal, naar Jerichau en naar het tapijt.
Bij het ochtendgloren had het er allemaal al niet al te best
uitgezien, maar nu was het nog veel beroerder geworden. Ze hield
zichzelf voor dat ze niet te ver vooruit moest denken en zich geen
onnodige zorgen moest maken over dingen waarop ze toch geen enkele
invloed kon uitoefenen. Nu moest ze ervoor zorgen dat Jerichau
vrijkwam. Ze had gezien hoe bang en wanhopig hij was toen ze van
elkaar werden gescheiden. Hij zou snel doorslaan als hij hardhandig
werd aangepakt.
Haar gedachtengang werd onderbroken toen de deur van haar cel
openging. Een bleke man in een donkergrijs pak staarde haar aan.
Hij zag eruit alsof hij lange tijd niet had geslapen.
`Dank je, Stillman,' zei hij tegen de agent die bij haar was
gebleven. je even buiten wachten?'
De man trok zich terug en de deur knalde dicht.
'Ik ben Hobart,' kondigde de nieuwkomer aan. Inspecteur
Hobart. Wij moeten nodig eens met elkaar praten.'
Ze kon geen schaduw van een krans meer ontdekken, maar voordat
deze man in de stoel tegenover haar ging zitten, wist ze al welke
kleur zijn ziel had. En dat was niet direct een troostrijke
gedachte.
172