DE BEGRAFENIS
Suzanna en Cal gingen meteen op zoek naar Jerichaus lichaam en
het duurde een halfuur voordat ze dat gevonden hadden. De Fuga had
de plaats waar ze hem had achtergelaten allang in beslag genomen,
en ze vonden hem eigenlijk bij toeval.
Toeval, en het geluid van kinderen. Want Jerichau was niet
alleen gebleven. Twee vrouwen en zes kinderen, ongeveer tussen twee
en zeven jaar, stonden (en speelden) om het lijk heen.
Wie is hij?' vroeg een van de vrouwen toen zij naderbij
kwamen. `Hij heet Jerichau,' zei Suzanna.
Heette,' verbeterde een van de kinderen haar.
Cal stelde de onvermijdelijke en delicate vraag. Vat gebeurt
er hier met lijken? Ik bedoel waar moeten we hem heen
brengen?'
De vrouw grinnikte tandeloos.
laat hem maar hier,' zei ze. Dat zal hij niet erg vinden,
nietwaar? Begraaf hem.'
Ze keek liefhebbend naar haar jongste zoon, die naakt en vuil
was en wiens haren onder de bladeren zaten.
Wat vind jij ervan?' vroeg ze.
Hij haalde zijn duim uit zijn mond en schreeuwde: `Begraaf
hem!' Een schreeuw, die onmiddellijk werd overgenomen door de
andere kinderen: `Begraaf hem! Begraaf hem!' begonnen ook zij
meteen te roepen, en direct viel een van hen op z'n knieën en begon
in de aarde te graven, als een straathond die op zoek is naar een
bot.
`Er zullen toch wel enige formaliteiten moeten worden
afgewikkeld?' .zei Cal.
`Ben jij soms een Koekoek?' vroeg een van de moeders.
`En hij?' Ze wees op Jerichau.
`Nee,' zei Suzanna. 'Hij was een Babu, en een geweldige
vriend.' De kinderen waren nu allemaal aan het graven, lachten,
gooiden handenvol aarde naar elkaar.
`Zo te zien was hij wel aan sterven toe,' zei de vrouw tegen
Suzanna. `Inderdaad,' mompelde ze.
`Dan moet je hem in de grond stoppen en dat is dan dat. Het
zijn niets anders dan botten,' luidde de reactie.
Cal schrok, maar Suzanna leek door de woorden van de vrouw
ontroerd te zijn.
weet ik,' zei ze. Dat weet ik.'
`De kinderen zullen jullie helpen een gat te graven. Ze graven
graag.' Mag dit echt?' vroeg Cal.
zei Suzanna met veel overtuiging. la.' Cal en zij gingen op
hun knieën naast de kinderen zitten en groeven eveneens.
Het was geen makkelijke klus. De aarde was zwaar en vochtig.
Ze zaten alle twee al spoedig onder de modder. Maar het was een
gezond en merkwaardigerwijze voldoening schenkend karwei, waar ze
lange tijd mee bezig waren terwijl de vrouwen toekeken, de kleinste
kinderen in de gaten hielden, en een pijp met scherpruikende tabak
lieten rondgaan.
Terwijl ze groeven, bedacht Cal hoe vaak de Fuga en de
bewoners ervan niet aan zijn verwachtingen hadden beantwoord. Hier
zaten ze op hun knieën een graf te graven met een stelletje
kinderen; daar hadden zijn dromen hem niet op voorbereid. Maar in
zekere zin was het werkelijker dan hij ooit had durven hopen: aarde
onder zijn vingernagels en een kind met een snotneus aan zijn zij,
dat gelukzalig een worm zat te eten. Helemaal geen droom, wel een
wakker worden. Toen het gat diep genoeg was om Jerichau er
fatsoenlijk in te kunnen begraven, had Cal genoeg van de kinderen.
Toen zij wilden helpen het lijk op te tillen, zei hij dat ze uit de
buurt moesten blijven. laat ze toch helpen,' berispte een van de
vrouwen hem. 'Ze genieten.'
Cal keek op naar de kinderen, die nu onder de modder zaten. Ze
wilden kennelijk dolgraag helpen, met uitzondering van de
wormeneter, die nog altijd op de rand van het graf zat en zijn
beentjes liet bengelen.
`Dit is niets voor kinderen,' zei Cal. Hij vond de
onverschilligheid van de moeders over het morbide gedrag van hun
kinderen een beetje .walgelijk.
`0 nee?' zei een van de vrouwen, die voor de zoveelste keer de
pijp stopte. `Weet jij er dan iets meer van af dan zij?'
Hij keek haar strak en streng aan.
`Schiet op,' daagde ze hem uit. 'Vertel dan wat je weet.'
`Niets,' gaf hij aarzelend toe.
Waar zouden ze dan bang voor moeten zijn?' vroeg ze zacht.
'Als ze nergens bang voor hoeven zijn, kunnen ze toch
spelen?'
`Misschien heeft ze gelijk, Cal,' zei Suzanna en legde haar
hand op de zijne. 'En ik denk dat Jerichau het prettig zou
vinden, want aan plechtig gedoe heeft hij altijd een hekel
gehad.'
Cal was niet overtuigd, maar ze hadden geen tijd om er verder
over te twisten. Hij haalde zijn schouders op en de kleine
kinderhandjes hielpen om Jerichau op te tillen en hem in zijn graf
te leggen. Ze deden het heel lief, zonder een spoor van formaliteit
of ingeslepen gewoonten. Een van de meisjes veegde wat stof weg van
her gezicht van de dode, haar aanraking vederlicht, terwijl haar
leeftijdgenootjes zijn ledematen op het aarden bed strekten. Toen
trokken ze zich terug, zonder iets te zeggen. Suzanna drukte een
kus op Jerichaus lippen. Pas toen, op het allerlaatste moment,
welde er even een snik op in haar keel.
Cal pakte een handvol aarde en gooide die in het graf. De
kinderen wisten wat hun nu te doen stond, en begonnen het lichaam
snel toe te dekken. Ook de moeders gooiden een handvol aarde op het
lichaam, als een afscheidsgebaar jegens deze kerel die ze aIleen
hadden gekend als onderwerp van een debat.
Cal dacht aan Brendans begrafenis, aan de kist die achter
verkleurde gordijnen had gestaan, terwijl een bleke jonge priester
voorging in gebed. Dit was een beter einde, dat leed geen enkele
twijfel, en de glimlachjes van de kinderen leken beter bij een
begrafenis te passen dan gebeden en gemeenplaatsen.
Toen alles klaar was, bedankte Suzanna de grafdelvers en hun
moeders.
`Ik hoop dat hij groeit, na al dat graven,' zei het oudste
meisje. Dat zal gebeuren,' zei de moeder meteen. Dat gebeurt
altijd.'
Na die onwaarschijnlijke opmerking gingen Suzanna en Cal op
pad, nadat ze zich de weg naar Capra's Huis hadden laten wijzen.
Waar de vliegen spoedig aan een feestmaal zouden beginnen, hetgeen
zij helaas niet wisten.