WAT ZE VERTELDE
`We zijn niet altijd verloren geweest,' begon ze. Tens woonden
we in een tuin.'
Twee zinnen en Apolline onderbrak haar al.
Dat is alleen maar een verhaaltje,' zei ze tegen Cal en
Suzanna.
haar het dan vertellen, verdomme!' snauwde Jerichau.
`Niets geloven,' raadde Apolline aan. Deze vrouw zou de
waarheid nog niet kennen als ze ermee naar bed ging.'
Als reactie streek Lilia alleen met haar tong over haar lippen
en ging verder.
`Het was een tuin,' zei ze. Die is de oorsprong van de
Families.' `Welke Families?' zei Cal.
`De Vier Wortels van de Zieners. De Lo; de Ye-me; de Aia en
Babu. De Families waarvan we allemaal afstammen. Sommigen van ons
natuurlijk langs hobbeliger wegen dan anderen' — ze keek even vol
venijn naar Apolline — 'maar we stammen allemaal van hen af. Ik en
Nimrod zijn Ye-me. Onze Wortel heeft het tapijt geweven.'
`En kijk eens wat we daar wijzer van zijn geworden,' gromde
Cammell. `Stom dat we de Wevers hebben vertrouwd. Handige handen en
stomme geesten. Wij, de Aia — dat is mijn Wortel — zijn kundig met
onze handen en met onze geest.'
`En jij?' zei Cal tegen Apolline en pakte zijn fles weer uit
haar handen. Er zaten op zijn hoogst nog twee slokken in.
`Ma van mijn moeders kant,' antwoordde de vrouw. Daardoor kan
ik zingen. En niemand weet helemaal zeker waarvan mijn vader
afstamde. Hij kon geweldig dansen, mijn vader . .
`Als hij nuchter was,' zei Freddy.
`Hoe kun jij dat nu weten?' Apolline trok een grimas. `Je hebt
mijn vader nooit ontmoet.'
Eenmaal was genoeg voor jouw moeder,' zei Freddy meteen. De
baby brulde het uit van de lach, hoewel dat gezien zijn leeftijd
eigenlijk helemaal niet kon.
`In ieder geval kon hij dansen,' zei Apolline, `hetgeen
betekent dat hij ergens Lo-bloed in zich moest hebben.'
`En Babu-bloed, gezien de manier waarop jij praat,' zei Lilia.
Toen zei Jerichau lets. 'Ik ben Balm,' zei hij. 'En neem maar van
mij aan dat adem te kostbaar is om te verspillen.'
Adem. Dansen. Muziek. Tapijten. Cal probeerde die vaardigheden
en de Families waarbij ze hoorden bij te houden, maar het was net
zoiets als proberen alle namen van de Kellaway-clan te onthouden.
`Punt is,' zei Lilia, `dat alle Families talenten hadden die de
Mensheid vreemd zijn. Krachten die jullie wonderbaarlijk zouden
noemen. Voor ons zijn ze net zo min opmerkelijk als het gegeven dat
brooddeeg rijst. We hebben die talenten van het begin of gehad en
die niet bijzonder gevonden. In ieder geval niet totdat we het
Koninkrijk betraden. Toen beseften we dat jullie Soort graag wetten
maakt. Graag vaststelt wat wat is en of dat goed is of niet. En
omdat de wereld liefhebbend is en jullie niet wil teleurstellen of
verdrietig maken, is die jullie ter wille. Gedraagt zich alsof
jullie leerstellingen in zekere zin absoluut zijn.'
'War kun je over twisten,' mompelde Freddy.
`De wetten van het Koninkrijk zijn de wetten van de
Koekoeken,' zei Lilia. 'Dat is een van de leerstellingen van
Capra.'
Dan had Capra het mis,' antwoordde Freddy.
Die heeft het zelden mis,' zei Lilia. 'En zeker niet ten
aanzien hiervan. De wereld gedraagt zich zoals de Koekoeken hem
wensen te beschrijven. Uit hoffelijkheid. Dat is bewezen. Tot
iemand met een beter idee op de proppen komt . .
`Wacht eens even,' zei Suzanna. je zeggen dat de aarde op de
een
of andere manier naar ons luistert?'
Dat meende Capra.'
`En wie is Capra?'
Een groot man . .
`Of vrouw,' zei Apolline.
Die wel of niet geleefd heeft,' ging Freddy verder.
'Maar zelfs als ze niet heeft geleefd, had ze heel wat te
zeggen,' zei Apolline.
`Hetgeen mijn vraag niet beantwoordt,' constateerde Suzanna.
`Zo is Capra,' zei Cammell.
`Ga door, Lilia,' zei Cal. 'Vertel ons de rest van het
verhaal.'
Ze begon weer: Dus heb je jullie, de Mensheid, met al jullie
wetten en grenzen en bodemloze jaloezie; en ons, de Families van de
Zieners. Even verschillend van jullie als de dag van de
nacht.'
`Niet zoveel verschillend,' zei Jerichau. 'Vergeet niet dat we
eens te midden van hen hebben geleefd.'
`En toen werden we behandeld als oud vuil,' zei Lilia met enig
gevoel.
`Klopt,' zei Jerichau.
`De talenten die we hadden,' ging ze verder, `noemden jullie
Koekoeken magic. Sommigen wilden die ook hebben. Sommigen waren er
bang voor. Maar slechts weinigen hielden daarom van ons. Je moet
weten dat de steden toen klein waren. Het was moeilijk je daarin
verborgen te houden. Dus hebben we ons teruggetrokken. Naar de
bossen en de heuvels, waar we dachten veilig te zijn.'
`Velen van ons hebben zich nooit onder de Koekoeken gewaagd,'
zei Freddy. `Vooral de Aia. Niets te verkopen, weet je; en het had
geen zin de nabijheid van de Koekoeken te verdragen als je niets te
verkopen had. Dan kon je beter in het grote groen vertoeven.'
`Onzin,' zei Jerichau. `Jij houdt evenveel van steden als
ieder van ons.' `Inderdaad,' zei Freddy. 'Ik houd van bakstenen en
metselkalk. Maar ik benijd de schaapherder . . '
'Diens eenzaamheid of zijn schapen?'
`Zijn pastorale genoegens, jij idioot!' zei Freddy. Toen,
tegen Suzanna: `Mevrouw, u moet begrijpen dat ik niet bij deze
mensen hoor. Werkelijk niet. Hij (hij wees met een vinger op
Jerichau) — is een veroordeelde dief. Zij —' (nu was Apolline aan
de beurt) — had een bordeel. En deze —' (nu Lilia) — zij en haar
broertje hebben zoveel verdriet veroorzaakt . . . '
Een kind?' zei Lilia, en keek naar de baby. 'Hoe kun je een
onschuldig . .
`Bespaar ons alsjeblieft dat huichelachtige gedoe,' zei
Freddy. `Je broer kan er als een baby uitzien, maar wij weten wel
beter. Jullie zijn alle twee Gemaskerden. Waarom zouden jullie
anders in de Rand zitten?'
'Ik zou jou dezelfde vraag kunnen stellen,' reageerde
Lilia.
`Er is tegen mij samengezworen,' protesteerde hij. `Mijn
handen zijn schoon.'
'Ik heb nooit een man met schone handen vertrouwd,' mompelde
Apolline.
`Hoer!' zei Freddy.
`Koper!' zei de ander, waardoor er een einde kwam aan de
uitbarsting.
Cal keek Suzanna even vol ongeloof aan. Het was duidelijk dat
die twee elkaar niet graag mochten.
`Dus . . ' zei Suzanna. `Je was aan het vertellen dat jullie
je in de heuvels verborgen hadden.'
`We hadden ons niet verborgen,' zei Jerichau. 'We waren gewoon
onzichtbaar.'
`Is dat iets anders?' zei Cal.
`Inderdaad. We hebben heilige plaatsen die de meeste Koekoeken
nog niet zouden kunnen zien als ze er een paar meter vandaan
stonden . . . '
`En we hadden talenten,' zei Lilia, 'om onze sporen te
verbergen als de Mensheid te dicht in de buurt kwam.'
`Hetgeen of en toe gebeurde,' zei Jerichau. `Sommigen werden
nieuwsgierig. Begonnen in de bossen te zoeken naar sporen van ons.'
Wisten ze dan wie jullie waren?' vroeg Suzanna.
`Nee,' zei Apolline. Ze had een stapel kleren van een van de
stoelen afgesmeten en was er schrijlings op gaan zitten. 'Nee, ze
konden alleen afgaan op geruchten. Ze noemden ons van alles en nog
wat. Schaduwen en feeën. Allerlei geouwehoer. Maar een paar van hen
kwamen echt heel dicht bij ons in de buurt, al was dat dan wel
alleen omdat wij dat toelieten.'
`Bovendien waren we niet met zovelen,' zei Lilia. 'We zijn
nooit bijzonder vruchtbaar geweest. Hebben nooit zoveel zin in
copuleren gehad.'
Dan spreek je alleen namens jezelf,' zei Apolline en gaf Cal
een knipoog.
`Punt is dat we meestal werden genegeerd en zoals Apolline al
zei, legden we alleen contacten als we daar zelf behoefte aan
hadden. Misschien dat iemand van jullie Soort een talent had
waarvan wij konden profiteren. Paardenfokkers, wijnverkopers . . .
maar feit is dat jullie naarmate de eeuwen verstreken, een dodelijk
ras werden.'
Inderdaad,' zei Jerichau.
`Het weinige contact dat we met jullie hadden, verdween
vrijwel vol-
ledig. We lieten jullie over aan jullie bloedbaden, en aan
jullie jaloezie .
Waarom kom je telkens weer terug op die jaloezie?' vroeg Cal.
`Daar is jullie Soort berucht om,' zei Freddy. `Altijd willen
hebben wat jullie niet hebben, alleen omwille van het
hebben.'
`En jullie zijn verdomme zeker perfect?' zei Cal. Hij werd die
eindeloze opmerkingen over de Koekoeken moe.
`Als we perfect zouden zijn, waren we onzichtbaar, nietwaar?'
zei Jerichau. Cal begreep niets van die opmerking. 'Nee, we zijn
van vlees en bloed, net als jullie,' ging Freddy verder. 'En dus
zijn we niet perfect. We maken er alleen niet zoveel herrie over.
Jullie moeten het gevoel hebben dat er jets tragisch is in jullie
leven, omdat je anders maar half leeft.'
Waarom moest mijn grootmoeder dan op het tapijt passen?' zei
Suzanna. `Zij was uiteindelijk toch een Koekoek?'
'Dat woord moet je niet gebruiken,' zei Cal. `Ze was een
mens.'
`Ze had gemengd bloed,' corrigeerde Apolline hem. 'Ziener van
moederskant en Koekoek van vaderskant. Ik heb een paar maal met
haar gesproken. We hadden iets gemeen, weet je. Beiden gemengde
huwelijken. Haar eerste man was een Ziener, mijn echtgenoten waren
allemaal Koekoeken.
Maar zij was slechts een van verschillende Conservators. De
enige vrouw; de enige met enig menselijk bloed ook, als ik het me
goed herinner.
We moesten minstens een Conservator hebben die het Koninkrijk
kende en er absoluut onopvallend uitzag. Op die manier hoopten we
te worden genegeerd en uiteindelijk vergeten.'
`En dat alles . . . alleen om jullie voor de Mensheid te
verbergen?' zei Suzanna.
`0 nee,' zei Freddy. 'We hadden wellicht kunnen blijven leven
zoals we leefden, aan de rand van het Koningrijk . . maar dingen
veranderden.'
'Ik kan me het jaar niet meer herinneren waarin het begonnen
is,' zei Apolline.
`1896,' zei Lilia. '1896 was het jaar van de eerste fatale
rampen.' Wat is er toen gebeurd?' vroeg Cal.
Daar is niemand tot op heden zeker van. Maar vanuit het niets
verscheen lets, een wezen dat slechts een ding wilde: ons
vernietigen.' Wat voor een wezen?'
Lilia haalde haar schouders op. 'Niemand die zijn gezicht
heeft gezien, is in leven gebleven.'
`Menselijk?' vroeg Cal.
`Nee. Het was niet blind, zoals Koekoeken blind zijn. Het kon
ons ruiken. En onze meest ingewikkelde trucs konden het niet lang
een rad voor ogen draaien. En als het voorbij was, leek het of
diegenen naar wie het had gekeken, nooit hadden bestaan.'
`We zaten gevangen,' zei Jerichau. `Aan de ene kant de
Mensheid, die iedere dag meer territorium wilde hebben, tot we
nauwelijks een plekje meer hadden om ons te verbergen; en aan de
andere kant de Gesel, zoals we hem noemden, en die alleen zijn
eigen ras leek te willen vermoorden. We wisten dat het slechts een
kwestie van tijd zou zijn voordat wij waren uitgeroeid.'
`Hetgeen jammer zou zijn geweest,' zei Freddy droog.
`Het was niet allemaal even somber,' zei Apolline. 'Het klinkt
misschien gek, maar ik heb die laatste jaren een fijne tijd gehad.
Wanhoop, weet je, is de beste liefdesdrank.' Ze grinnikte. 'En we
hebben een paar plaatsen gevonden waar we tijdelijk veilig waren en
de Gesel ons niet kon vinden.'
`Ik kan me niet herinneren gelukkig te zijn geweest,' zei
Lilia. 'Ik herinner me alleen de nachtmerries.'
`En de heuvel?' zei Apolline. 'Hoe heette die ook alweer? De
heuvel waar we die laatste zomer waren. 1k kan me die herinneren
als de dag van gisteren . . '
`De Raymentheuvel.'
'Inderdaad. De Raymentheuvel. Daar was ik gelukkig.'
'Maar hoelang zou dat hebben geduurd?' zei Jerichau. `Vroeg of
laat zou de Gesel ons gevonden hebben.'
`Misschien,' zei Apolline.
'We hadden geen keus,' zei Lilia. 'We hadden een schuilplaats
nodig. Een plaats waar de Gesel ons nooit zou zoeken. Waar we een
tijdje konden slapen, totdat we vergeten waren.'
`Het tapijt,' zei Cal.
zei Lilia. 'Dat was de schuilplaats die de Raad
uitkoos.'
een eindeloze discussie,' zei Freddy. 'En in die tijd zijn er
nog honderden gestorven. Dat laatste jaar, toen het Weefgetouw aan
het werk was, was er iedere week sprake van een nieuwe massamoord.
Afschuwelijke verhalen. Afschuwelijk.'
`We waren natuurlijk kwetsbaar,' zei Lilia. 'Omdat er van alle
kanten vluchtelingen kwamen van wie sommigen fragmenten van hun
territoria meenamen . . . dingen die het moorden hadden overleefd .
. . Ze kwamen allemaal hierheen, hopend in het tapijt een plaatsje
te vinden voor hun bezittingen.'
'Bezittingen?'
`Ja. Huizen. Stukken grond. Gewoonlijk namen ze een goede Babu
in de arm die het land of het huis of wat het ook was, in een teken
kon onderbrengen. Op die manier kon het gedragen worden, begrijp je
.
`Nee, ik begrijp het niet,' zei Cal. leg het me eens
uit.'
`Het is jouw Familie,' zei Lilia tegen Jerichau. 'Leg jij het
maar uit.' 'Wij Babus kunnen hiërogliefen maken,' zei Jerichau, 'en
die in ons hoofd met ons meedragen. Een groot technicus, zoals mijn
meester Quekett . . . die kon een teken maken waarin een kleine
stad was gevat, dat zweer ik, en die vervolgens weer perfect
reproduceren, tot en met de laatste dakpan.' Toen hij dat zei,
klaarde zijn lange gezicht op. Toen maakte een andere herinnering
hem weer triest. `Mijn meester was in de Lage Landen toen de Gesel
hem vond,' zei hij. 'En toen was hij weg. Zomaar opeens weg.'
Waarom zijn jullie allemaal naar Engeland gegaan?' wilde
Suzanna weten.
'Dat was het veiligste land ter wereld. En de Koekoeken hadden
het natuurlijk druk met het Rijk. We konden in de menigte
opgaan terwijl de Fuga in het tapijt werd geweven.'
Wat is de Fuga?' vroeg Cal.
'Dat is alles wat we voor de vernietiging konden behoeden.
Delen van het Koninkrijk die de Koekoeken nooit werkelijk hadden
gezien en dus ook niet zouden missen als ze er niet meer waren. Een
bos, een paar meren, een bocht van een rivier, een delta van een
andere. Sommige huizen; een paar pleinen, zelfs enige straten. Die
hebben we gerangschikt tot een soort van stad.'
`De Weergaloze noemden ze die,' zei Apolline. `Stomme naam.'
`Aanvankelijk werd er geprobeerd at die bezittingen enigermate
ordelijk op te bergen,' zei Freddy. 'Maar dat ging al snel niet
meer toen er steeds meer vluchtelingen kwamen met dingen die in het
tapijt geweven moesten worden. ledere dag meer. Mensen stonden
nachten lang voor Capra's huis te wachten, met iets kleins dat ze
uit handen van de Gesel wilden houden.'
Daarom duurde het zo lang,' zei Lilia.
`Maar niemand werd weggestuurd,' zei Jerichau. 'Dat was van
het begin of aan afgesproken. Iedereen die een plaats in het
Weefsel wilde hebben, kreeg die ook.'
`Ook wij,' zei Apolline, 'hoewel we niet direct brandschoon
zijn. Ook wij kregen een plaatsje.'
`Maar waarom een tapijt?' zei Suzanna.
`Wat wordt makkelijker over het hoofd gezien dan iets waarop
je staat?' zei Lilia. 'Bovendien konden we weven.'
'Alles heeft een bepaald patroon,' zei Freddy. 'Als je dat
vindt, kan het kleine in het grote worden gepast.'
Natuurlijk wilde niet iedereen het Weefsel in,' zei Lilia.
`Sommigen besloten het erop te wagen en te midden van de Koekoeken
te blijven. Maar de meesten vertrokken.'
`En hoe was het?'
`Net alsof je sliep. Een droomloze slaap. We werden niet
ouder. We hadden geen honger. We wachtten domweg tot de
Conservators het veilig achtten ons weer te wekken.'
`En de vogels?' zei Cal.
`0, er komt geen einde aan de bloemen en vogels die geweven
zijn .
'Ik bedoel niet de Fuga zelf. Ik vraag naar mijn duiven.' Wat
hebben jouw duiven hiermee te maken?' vroeg Apolline.
Cal vertelde in het kort hoe hij het tapijt voor het eerst had
gezien. Dat is de invloed van de Kringvorming,' zei Jerichau.
Kringvorming?'
`Kun je je de wolken in her hart van het tapijt nog
herinneren?' zei Apolline. 'Dat is de Kringvorming. Daarin is het
Weefgetouw gehuisvest.'
`Hoe kan een tapijt nu het Weefgetouw herbergen waarop het
geweven is?' vroeg Suzanna.
`Het Weefgetouw is geen apparaat,' zei Jerichau. 'Het is een
staat van wording. Hij heeft de elementen van de Fuga verenigd tot
iets dat eruitziet als een doodgewoon tapijt. Maar dat is voor
mensen moeilijk te begrijpen, en hoe dichter je in de buurt van de
Kringvorming komt hoe vreemder alles wordt. Daar zijn plaatsen waar
de geesten van de toekomst en het verleden spelen en . .
Daar moeten we niet over praten,' zei Lilia. brengt
ongeluk.'
`Hoeveel ongelukkiger kunnen we nog worden?' zei Freddy. `Zo
weinigen van ons...'
`We zullen de Familie wakker maken zodra we het tapijt weer
gevonden hebben,' zei Jerichau. 'De Kringvorming moet rusteloos
worden, want anders zou deze man her tapijt niet hebben gezien. Het
Weefsel kan niet altijd standhouden '
`Hij heeft gelijk,' zei Apolline. 'Ik veronderstel dat we er
iets aan moeten doen.'
`Maar het is niet zei Suzanna.
`Veilig voor wat?'
'Ik bedoel bier in de wereld, in Engeland, is het niet
veilig.'
`De Gesel moet het na al deze jaren hebben opgegeven,' zei
Freddy. Waarom heeft Mimi jullie dan niet gewekt?'
Freddy trok een grimas. `Misschien was ze ons vergeten.'
`Vergeten zei Cal. 'Onmogelijk.'
`Makkelijk om zoiets te zeggen,' antwoordde Apolline. 'Maar je
moet sterk zijn om je tegen het Koninkrijk te verzetten. Als je er
te diep in verzeild raakt, kun je je binnen de kortste keren niet
eens je eigen naam meer herinneren.'
'Ik geloof niet dat ze jullie vergeten was,' zei Cal.
`Onze eerste prioriteit,' zei Jerichau, Cals protest negerend,
'is het terugvinden van het tapijt. Dan gaan we deze stad uit, op
zoek naar een plaats waar Immacolata ons nooit zal komen
zoeken.'
`En wij dan?' zei Cal.
`Hoezo?'
`Krijgen wij het niet te zien?'
Wat?'
De Fuga, verdomme!' zei Cal, woedend over het gebrek aan iets
van hoffelijkheid of dankbaarheid van deze mensen.
`Dan hebben jullie nu niets meer mee te maken,' zei
Freddy.
'Wel waar!' zei Cal. 'II( heb hem gezien! 1k ben er bijna voor
vermoord.'
`Dan kun je beter uit de buurt blijven,' zei Jerichau. 'Als je
zo bezorgd bent voor je adem.'
bedoelde ik niet.'
`Cal,' zei Suzanna en legde een hand op zijn arm.
Haar poging hem tot rust te brengen maakte hem alleen bozer.
`Kies geen partij voor hen,' zei hij.
`Het is geen kwestie van partij kiezen,' begon ze, maar hij
was niet van plan zich te laten kalmeren.
`Kun jij makkelijk zeggen,' zei hij. hebt connecties.'
Dat is niet eerlijk!'
`En het menstruüm:
`Wat?' zei Apolline, en haar stem bracht Cal tot zwijgen.
`Jij?' `Kennelijk,' zei Suzanna.
`En je hebt nog steeds vlees op je botten?'
Natuurlijk. Waarom zou dat dan niet zo moeten zijn?'
`Niet waar hij bij is,' zei Lilia, en keek naar Cal.
Dat was de limiet.
`Oke,' zei hij. 'Als jullie niet willen praten waar ik bij
ben, is dat best. Jullie kunnen allemaal een hoge boom in.'
Hij liep naar de deur, negeerde Suzanna's pogingen hem terug
te roepen. Achter hem was Nimrod geluidjes aan het maken.
`En houd jij je bek,' zei hij tegen het kind, en liet de kamer
over aan de binnendringers.