MAFFE MOONEY

1
Cal was banger dan hij ooit van zijn leven bang was geweest. Hij zat in zijn kamer met de deur op slot te trillen.
Het trillen was een paar minuten na de gebeurtenissen in Rue Street begonnen, nu bijna vierentwintig uur geleden, en sinds die tijd wees vrijwel niets erop dat het zou ophouden. Soms trilden zijn handen zo erg dat hij het glas whisky, dat hij de hele lange vrijwel slapeloze nacht had vastgehouden, bijna had laten vallen, soms begon hij erdoor te klappertanden. Maar het merendeel van het trillen gebeurde van binnen. Het was alsof de duiven op de een of andere manier in zijn buik terecht waren gekomen en met hun vleugels tegen zijn ingewanden sloegen.
En dat alles omdat hij iets geweldigs had gezien en wist dat hij zijn hele verdere leven lang nooit meer dezelfde zou zijn. Hoe kon dat ook? Hij was hoog de lucht ingegaan en had de geheime plaats gezien waarop hij sinds zijn jeugd al had gewacht.
Hij was als kind altijd eenzaam geweest, evenzeer uit eigen vrije keuze als door de omstandigheden. Hij was het gelukkigst geweest als hij zijn verbeeldingskracht de vrije loop kon laten. Er was weinig voor nodig geweest om aan zo'n reis te beginnen. Nu hij op die periode kon terugzien, had hij de indruk dat hij de helft van zijn schooldagen uit het raam had zitten staren, meegevoerd door een dichtregel waarvan de betekenis hem niet helemaal duidelijk was, of door het geluid van iemand die in een ver klaslokaal zong, naar een wereld die gekruider was dan de zijne. Een wereld welks geuren naar zijn neus werden gebracht door winden die op een kille decemberdag mysterieus warm waren; welks dieren hem soms 's nachts aan het voeteneinde van zijn bed eer kwamen bewijzen, met welks bewoners hij in zijn slaap samenzweerde.
Maar ondanks het feit dat die plaats hem zo bekend was, hoezeer hij zich daar ook op zijn gemak voelde, bleven de exacte aard en locatie ervan hem onbekend en hoewel hij ieder boek had gelezen dat hij kon vinden' over een zeldzaam land, was hij na het lezen daarvan iedere keer weer teleurgesteld geweest. Die koninkrijken van de jeugd waren te perfect, niets anders dan rozegeur en zonneschijn.
Hij wist dat het echte Wonderland anders was. Daar was evenveel schaduw als zonlicht en de mysteries ervan konden alleen ontrafeld worden als je hersenen bijna niet meer functioneerden en je geest op het punt stond het bijltje erbij neer te leggen.
Daarom trilde hij nu, want zo voelde hij zich. Als een man wiens hoofd bijna gespleten zou worden.
2
Hij was vroeg wakker geworden en naar beneden gegaan om een gebakken ei met spek voor zichzelf klaar te maken. Daarna was hij bij de restanten van dat uitgebreide ontbijt blijven zitten tot hij zijn vader boven in beweging hoorde komen. Hij had snel de maatschappij opgebeld en tegen Wilcox gezegd dat hij ziek was en die dag niet zou komen werken. Datzelfde zei hij tegen Brendan, die op de W.C. zat en door de gesloten deur heen niet kon zien hoe lijkbleek en moe het gezicht van zijn zoon er deze morgen uitzag. Toen hij die plichten had vervuld, ging hij terug naar zijn kamer en dacht opnieuw na over de gebeurtenissen in Rue Street, hopend dat de mysteries van gisteren hem uiteindelijk duidelijk zouden worden.
Denken hielp niet veel. De gebeurtenissen leken zich op geen enkele manier rationeel te laten verklaren en hem restte niets anders dan de haarscherpe herinnering aan de ervaring en het intense verlangen dat daarmee gepaard was gegaan.
Alles wat hij ooit had willen hebben, was in dat land te vinden; dat wist hij. Alles wat hij op school had geleerd niet te geloven — alle wonderen, alle mysteries, alle blauwe schaduwen en geesten met welriekende adem. Alle duiven wisten het, alle winden wisten het, de hele mensheid had het eens geweten maar was het weer vergeten. . . Dat alles wachtte daar, hij had het met eigen ogen gezien.
Waardoor hij waarschijnlijk krankzinnig zou worden.
Hoe zou hij anders zo'n precieze, ingewikkelde hallucinatie kunnen verklaren? Nee, hij was krankzinnig. En waarom niet? Krankzinnigheid zat in zijn bloed. Zijn vaders vader, Maffe Mooney, was aan het einde van zijn leven hartstikke gek. De man was volgens Brendan een dichter geweest, hoewel er in Chariot Street niet verhaald had mogen worden over zijn leven. Houd op met die onzin, had Eileen altijd gezegd als Brendan die man noemde, hoewel nooit duidelijk was geworden of dat taboe restte op poëzie, delirium of de Ieren. In ieder geval had zijn vader dat bevel vaak genegeerd als Eileen niet in de buurt was, want Brendan hield van Maffe Mooney en zijn verzen. Cal had er zelfs een paar uit zijn hoofd geleerd, zittend op zijn vaders knie. En nu zette hij die familietraditie voort — hij had visioenen en zat boven zijn whiskyglas te huilen.
Vertellen of niet vertellen, dat was de grote vraag. Vertellen wat hij had gezien en het gelach en de slinkse blikken verdragen, of zijn mond houden. Een deel van hem wilde er verschrikkelijk graag over vertellen, alles aan iemand vertellen (desnoods aan Brendan) om eens te kijken wat een ander ervan vond. Maar een ander deel van hem raadde hem aan zijn mond te houden en voorzichtig te zijn. Het Wonderland openbaart zich niet aan diegenen die erover rebbelen, alleen aan diegenen die zwijgen en wachten.
Dus deed hij dat. Hij zat daar en trilde en wachtte.
3
Het Wonderland verscheen niet, Geraldine wel, en die had Been zin in krankzinnigengepraat. Cal hoorde haar stem in de hal beneden, hoorde Brendan zeggen dat Cal ziek was en niet gestoord wilde worden, hoorde haar Brendan meedelen dat ze van plan was naar Cal toe te gaan of hij nu ziek was of niet; en toen stond ze voor zijn deur. `Cal?'
Ze duwde de deurkruk omlaag, merkte dat de deur op slot zat en klopte aan. 'Cal? Ik ben het. Wakker worden.'
Hij wendde slaperigheid voor, geholpen door een nu door de whisky dikke tong.
Wie is daar?' zei hij.
Waarom is je deur op slot? lk ben het, Geraldine.'
`Ik voel me niet zo lekker.'
'Laat me binnen, Cal.'
Hij wist dat het onverstandig was zich tegen haar te verzetten als ze
zo'n bui had. Hij wankelde naar de deur en draaide de sleutel om.
ziet er beroerd uit,' zei ze, vriendelijker zodra ze hem zag. Wat is er met je aan de hand?'
'Niets eigenlijk,' protesteerde hij. `Ik ben alleen gevallen.' Waarom heb je me niet opgebeld? Ik had je gisteravond verwacht voor de huwelijksrepetitie. Was je dat vergeten?'
De volgende zaterdag zou Theresa, de oudere zuster van Geraldine, met de man van haar leven trouwen, een goed katholieke jongen aan wiens vruchtbaarheid nauwelijks kon worden getwijfeld, want zijn geliefde was at vier maanden zwanger. Maar haar dikker wordende buik mocht geen schaduw werpen over de gang van zaken; het huwelijk zou een grootse aangelegenheid worden. Cal, die Geraldine al twee jaar het hof maakte, zou een eregast zijn, omdat men algemeen verwachtte dat hij de eerstvolgende was die plechtige geloften uitwisselde met een van de vier dochters van Norman Kellaway. Men had zijn afwezigheid gisteren ongetwijfeld beschouwd als een lichte vorm van ketterij.
`Cal, ik heb je er nog aan herinnerd,' zei Geraldine. `Je weet hoe belangrijk het voor me is.'
'Ik ben van een muur gevallen,' vertelde hij haar.
Ze keek ongelovig.
Waarom was je dan op een muur geklommen?' zei ze, alsof hij zoiets onwaardigs op zijn leeftijd niet meer zou moeten doen.
Hij vertelde haar in het kort over de ontsnapping van 33 en zijn achtervolging van de vogel tot aan Rue Street. Natuurlijk was het een summier verslag. Hij maakte geen melding van het tapijt of wat hij daar had gezien.
`Heb je de vogel gevonden?' vroeg ze toen hij zweeg.
`Min of meer,' zei hij. In feite had hij bij zijn terugkeer in Chariot Street van Brendan gehoord dat 33 laat in de middag was teruggekomen en weer achter zijn gespikkelde vrouwtje zat. Dat vertelde hij Geraldine.
Dus je hebt die repetitie gemist omwille van een duif die uit zichzelf weer naar huis is gekomen?' zei ze.
Hij knikte. 'Maar je weet hoeveel pap van zijn vogels houdt,' zei hij. Het noemen van Brendan stemde Geraldine nog milder; nadat Cal haar aan zijn vader had voorgesteld, waren zij en die oudere man snel vrienden geworden. `Ze straalt,' had zijn vader tegen Cal gezegd, `houd haar vast, want als jij dat niet doet, zal iemand anders het doen.' Eileen was daar nooit zo zeker van geweest. Ze had Geraldine altijd koel bejegend, waardoor Brendan haar alleen nog maar meer was gaan prijzen.
De glimlach die ze hem gaf, was nu vriendelijk en welwillend. Hoewel Cal het vervelend had gevonden haar binnen te laten en zo zijn overpeinzingen verstoord te zien, was hij opeens dankbaar voor haar gezelschap. Hij merkte zelfs dat het trillen iets minder werd.
`Het ruikt hier bedompt,' zei ze. `Je hebt frisse lucht nodig. Waarom zet je het raam niet open?'
Dat deed hij en toen hij zich omdraaide, zat ze met gekruiste benen op het bed, met haar rug naar de collage van foto's die hij daar in zijn jeugd had aangebracht en die zijn ouders nooit weg hadden gehaald. De Klaagmuur, noemde Geraldine die. De reeks foto's van filmsterren, wolken na een explosie, politici en varkens, maakte haar altijd van streek.
`Ze heeft een prachtige jurk,' zei ze.
Hij dacht even over die opmerking na, zijn geest werkte traag. `Theresa,' zei ze.
`O.'
'Korn eens bij me zitten, Cal.'
Hij bleef bij het raam staan. De lucht was zacht en schoon. Die deed hem denken aan
Wat is er aan de hand?' zei ze.
De woorden lagen op het puntje van zijn tong. 'Ik heb het Wonderland gezien,' wilde hij zeggen. Daar kwam het alles bij elkaar op neer. De rest — de omstandigheden waaronder, de beschrijving ervan, waren alleen aardige details. Die vijf essentiële woorden waren makkelijk genoeg, nietwaar. Ik heb het Wonderland gezien. En als er iemand in zijn leven was tegen wie hij dat kon zeggen, was het deze vrouw wel.
`Cal, ben je ziek?'
Hij schudde zijn hoofd.
'Ik heb . . begon hij.
Ze keek hem met duidelijke verbazing aan.
Wat heb je?'
'Ik heb . . . ' begon hij weer en aarzelde opnieuw. Zijn tong weigerde gehoor te geven aan het bevel dat hij hem gegeven had; de woorden wilden eenvoudigweg niet komen. Hij keek naar de Klaagmuur. Die foto's doen mijn ogen zeer,' zei hij uiteindelijk.
Hij voelde een vreemde euforie nu hij het bijna had verteld, maar net niet. Het deel van hem dat hetgeen hij had gezien geheim wilde houden, had op dit moment de slag gewonnen, misschien zelfs wel de oorlog. Hij zou het haar niet vertellen. Nu niet, nooit. Het was een hele opluchting die beslissing te hebben genomen.
Ik ben Maffe Mooney, dacht hij. Niet eens zo'n slecht idee.
`Je ziet er alweer wat beter uit,' zei ze. `Zal wel door de frisse lucht komen.'
4
En welke lessen kon hij leren van de krankzinnige dichter nu ze eenmaal gelijkgestemde geesten waren? Wat zou Maffe Mooney hebben gedaan als hij in Cals schoenen stond?
Dan zou hij ieder noodzakelijk spel spelen, luidde het antwoord en dan zou hij gaan zoeken, gaan zoeken naar de plaats die hij had gezien, zonder er zich iets van aan te trekken dat hij daardoor een delirium als het ware opriep. Hij zou zijn droom vinden en vasthouden en nooit meer loslaten.
Ze praatten nog een tijdje verder met elkaar, tot Geraldine aankondigde dat ze weg moest. Ze moest die middag nog het een en ander voor het huwelijk regelen.
`En niet meer achter de duiven aan zitten,' zei ze tegen Cal. 'Ik wil dat je er zaterdag bent.'
Ze sloeg haar armen om hem heen.
Je bent te mager,' zei ze. 'Ik zal je eens wat extra te eten moeten geven.'
Ze verwacht dat ze nu wordt gekust, fluisterde de maffe dichter in zijn oor; wees haar ter wille. We willen niet dat ze gaat denken dat je je belangstelling voor copuleren verloren hebt omdat je halverwege de hemel bent geweest en weer naar de aarde bent teruggekomen. Kus haar en zeg iets fijns.
De kus kon Cal leveren, hoewel hij bang was dat het duidelijk zou zijn dat zijn hartstocht geen spontaan opgekomen gevoel was. Daar had hij niet bang voor hoeven zijn. Ze beantwoordde zijn gespeelde enthousiasme met werkelijke hartstocht, haar lichaam warm en dicht tegen hem aan.
Ziezo, zei de dichter, zeg nu iets verleidelijks en laat haar gelukkig weggaan.
Toen wankelde Cals zelfvertrouwen. Hij was nooit goed geweest in het maken van lieve opmerkingen. 'Tot zaterdag,' was alles wat hij kon verzinnen. Daar leek ze tevreden mee te zijn. Ze kuste hem nogmaals en ging weg.
Hij keek haar na bij het raam, haar stappen tellend tot ze de hoek om was gegaan. Toen zijn geliefde uit zijn gezichtsveld was verdwenen, ging hij weer op zoek naar zijn hartewens.

Weefwereld
Section0001.xhtml
Section0122.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml
Section0120.xhtml
Section0121.xhtml