ZIEKE ZIELEN
1
Soms werd Mimi wakker; soms sliep ze. Maar het ene moment
verschilde nu niet meer zoveel van het andere; slaap werd verstoord
door verdriet, zorgen en ongemak; als ze wakker was, spookten er
allerlei onafgemaakte gedachten door haar hoofd die steeds
nonsensicaler werden, als dromen. Het ene moment was ze er zeker
van dat er een klein kind in een hoek van de kamer zat te huilen,
tot de nachtzuster binnenkwam en de tranen wegveegde van de ogen
van haar patiënte. Het volgende moment kon ze, als door een smerig
raam, een plaats zien die ze kende maar verloren had en dan deden
haar oude botten zeer van het verlangen daarnaar.
Maar toen kwam er een ander visioen en ze hoopte tegen beter
weten in dat het een droom was. Dat was het niet.
`Mimi?' zei de donkere vrouw.
De beroerte had Mimi's gezichtsvermogen slecht gemaakt, maar
ze kon nog wel voldoende zien om de figuur bij het voeteneinde van
haar bed te herkennen. Na jaren alleen te zijn geweest met haar
geheim, had iemand van de Fuga haar eindelijk gevonden. Maar er zou
deze avond geen roerende hereniging komen, niet met deze
bezoekster, niet met haar dode zusters.
Immacolata was hierheen gekomen om een belofte gestand te doen
die ze had gedaan voordat de Fuga verborgen werd; dat ze de Zieners
zou vernietigen als ze niet over hen kon heersen. Ze was een
afstammelinge van Lilith, had Immacolata altijd beweerd; de laatste
overlevende in de eerste lijn van de eerste staat van magic. Dus
konden er geen vraagtekens worden gezet achter haar gezag over hen.
Ze hadden haar uitgelachen om die aanmatigende houding. Het lag
niet in hun card over zich te laten heersen, en genealogie had ook
nooit direct hun belangstelling gehad. Immacolata was vernederd,
een feit dat een vrouw als zij — die, het moest worden toegegeven,
krachten had die zuiverder waren dan die van de meeste anderen —
niet makkelijk zou vergeten. Nu had ze de laatste Conservator van
het tapijt gevonden en dat tapijt moest ze hebben, hoe dan
ook.
Eeuwen geleden had de Raad Mimi ingewijd in een deel van de
tacticken van de Oude Wetenschap, zodat ze gewapend zou zijn tegen
een situatie als deze. Het waren niet meer dan onbelangrijke
tactieken die het doel hadden de vijand of te leiden. Niets
fataals. Om dat te leren, zou er meer tijd nodig zijn geweest dan
ze hadden gehad. Maar ze was toen wel dankbaar geweest voor wat ze
had geleerd; het had haar enige troost gegeven toen ze het leven in
het Koninkrijk zonder haar geliefde Romo onder ogen moest zien.
Maar de jaren waren verstreken en er was niemand gekomen, noch om
haar te vertellen dat het wachten voorbij was en het weefsel zijn
geheimen kon prijsgeven, noch om te proberen de Fuga met geweld in
bezit te nemen. De eerste jaren had ze zich opgewonden gevoeld,
wetend dat zij tussen de magie en de vernietiging daarvan in stond,
maar geleidelijk aan had die opgewondenheid plaats moeten maken
voor vermoeide waakzaamheid. Ze werd lui en vergeetachtig; dat
werden ze allemaal.
Pas tegen het einde, toen ze alleen was en besefte hoe
breekbaar ze werd, had ze zich losgeschud uit de verdoofdheid die
het leven te midden van de Koekoeken met zich mee had gebracht, en
had ze geprobeerd zinnig na te denken over het probleem van het
geheim dat ze zo lang had beschermd. Maar toen was haar geest al
niet meer je dat geweest — de eerste symptomen van de beroerte die
haar aan haar bed zou kluisteren. Het had haar anderhalve dag
gekost om een korte brief aan Suzanna te schrijven, een brief
waarin ze meer had gezegd dan eigenlijk verantwoord was, omdat er
weinig tijd meer was en ze gevaar vermoedde.
Ze had gelijk gehad; het gevaar was dichtbij geweest.
Immacolata had waarschijnlijk het signaal gevoeld dat Mimi
uiteindelijk uitgezonden had: een oproep aan een aan het Koninkrijk
gebonden Ziener die haar wellicht te hulp zou kunnen komen. Dat was
achteraf bezien waarschijnlijk haar grootste vergissing geweest.
Een incantatrix met de kracht van Immacolata zou zo'n noodkreet
niet zijn ontgaan. En hier was ze, om Mimi te bezoeken als een
verstoten kind, om alles bij het doodsbed weer goed te maken en
haar erfenis op te eisen. Het was een analogie die het wezen niet
ontging.
`Ik heb tegen de verpleegster gezegd dat ik je dochter was,'
zei ze, 'en dat ik een tijdje alleen met je moest zijn.'
Mimi zou van walging hebben gespuugd als ze daar de kracht of
het spuug voor had bezeten.
`Ik weet dat je stervende bent, en ik ben gekomen om afscheid
te nemen, na al deze jaren. Ik merk dat je niet meer kunt praten;
dus kan ik geen gebrabbelde bekentenis van je verwachten. Maar er
zijn andere manieren. We weten dat een geest zonder woorden kan
worden blootgelegd nietwaar?'
Ze liep iets dichter op het bed af.
Mimi wist dat het waar was wat de Incantatrix had gezegd: er
waren manieren waarop een lichaam, ook als dat zo beroerd en de
dood nabij was als het hare, kon worden gedwongen zijn geheimen
prijs te geven, als de ondervrager maar wist hoe hij te werk moest
gaan. En Immacolata wist dat. Zij, de moordenares van haar eigen
zusters; zij, de eeuwige maagd, wier celibaat haar krachten gaf die
gelieven onthouden werden. Mimi zou snel een truc moeten bedenken,
want anders was alles verloren.
Uit haar ooghoeken zag Mimi de Toverkol, de verwelkte zuster,
bij de muur staan, haar tandeloze muil wagenwijd open. De
Magdalena, de tweede zuster van Immacolata, zat met gespreide benen
in de stoel voor het bezoek. Ze wachtten tot de pret zou
beginnen.
Mimi deed haar mond open, alsof ze iets wilde zeggen.
`Heb je iets te zeggen?' vroeg Immacolata.
Toen de Incantatrix sprak, gebruikte Mimi haar laatste beetje
kracht om haar linkerhandpalm omhoog te draaien. Daar zat te midden
van de lijnen van haar !even en liefde een symbool, getekend met
henna en zo vaak bijgewerkt dat haar huid nu onherstelbaar gevlekt
was; een symbool dat haar uren voor het Grote Weven door een Babu
van de Raad was geleerd.
Ze was al lang geleden vergeten wat het betekende of kon doen
—zo haar dat al ooit was verteld — maar het was een van de weinige
dingen die ze haar voor haar verdediging hadden gegeven en die ze
nu nog kon gebruiken.
De trucs van de Lo vereisten het gebruik van je lichaam en
daar was het hare nu te zwak voor; aan die van de Aia kwam muziek
te pas en omdat ze geen wijs kon houden, was ze die als eerste
vergeten. De Ye-me, de Zieners die geniaal konden weven, hadden
haar helemaal niets geleerd. Ze hadden het die laatste, hectische
dagen te druk gehad met hun magnum opus; het tapijt dat de Fuga een
eeuw lang verborgen moest houden.
Het meeste dat die Babu haar had geleerd, zou ze nu niet
kunnen gebruiken — gesproken toverformules waren waardeloos als je
lippen die niet konden uitspreken. Het enige dat haar restte was
dit duistere teken — niet veel meer dan een vies vlekje op haar
verlamde hand —en daarmee zou ze de Incantatrix op een afstandje
moeten houden. Maar er gebeurde niets. Er kwam geen kracht vrij;
geen zuchtje adem zelfs. Ze probeerde zich te herinneren of de Babu
haar speciale instructies had gegeven over het activeren van de
betovering, maar ze kon zich alleen zijn gezicht voor ogen halen;
en een glimlach die hij haar had geschonken; en de bomen achter
zijn hoofd die het zonlicht filterden door hun takken. Wat een
geweldige tijd was dat geweest; en zij zo jong; het was toen
allemaal zo avontuurlijk.
Nu geen avontuur. Aileen de dood.
Opeens een gebrul. Het gebeurde, de kracht kwam vrij uit haar
handpalm, wellicht door het ophalen van die herinneringen.
Een bal van energie sprong van haar hand af. Immacolata liep
achteruit toen een neuriënd net van licht over het bed neerdaalde
en kwaadwillendheid op een afstand hield.
De Incantatrix reageerde meteen. Het menstruüm, die stroom
lichte duisternis die het bloed van haar subtiele lichaam was, kwam
uit haar neusgaten. Het was iets dat Mimi slechts twaalfmaal eerder
gedemonstreerd had gezien, altijd en alleen door vrouwen; een
etherische vloeistof waarvan werd gezegd dat degene die die kon
uitscheiden alle ervaringen kon oplossen en naar eigen wens kon
hervormen. Terwijl de Oude Wetenschap een democratische magie was,
beschikbaar voor allen, ongeacht geslacht, leeftijd, of
levenswandel, leek het menstruüm bepaalde mensen uit te kiezen. En
het had een redelijk aantal van die uitverkorenen tot zelfmoord
gebracht door zijn eisen en visioenen; maar het was ontegenzeglijk
een kracht, een vermogen, misschien zelfs wel een levenswijze die
geen grenzen kende. Er waren slechts een paar druppeltjes nodig die
in de lucht stekels kregen om het net van de Babu te scheuren,
waardoor Mimi weer volkomen kwetsbaar was.
Immacolata staarde naar de oude vrouw, bang voor wat er nu zou
komen. Het leed geen twijfel dat de Raad de Conservator nog iets
had geleerd waar ze in uiterste noodgevallen gebruik van zou kunnen
maken. Daarom had ze Shadwell aangeraden het eerst op allerlei
andere mogelijke manieren te proberen — om deze misschien dodelijke
confrontatie te voorkomen. Maar dat waren allemaal doodlopende
wegen gebleken. De schat was weggeroofd uit het huis aan Rue
Street. Mooney, de enige getuige, was krankzinnig geworden. Ze was
verplicht geweest hierheen te gaan en de Conservator te zien. Niet
dat ze direct bang was van Mimi zelf, maar wel voor de
verdedigingsmechanismen die de Raad haar beslist moest hebben
gegeven. 'Ca verder . . zei ze, . . haal je ergste truc maar
uit.'
De oude vrouw lag daar maar, met een verwachtingsvolle blik in
haar ogen.
`We hebben niet eeuwig de tijd,' zei Immacolata. `Als je nog
iets kunt doen, laat dat dan zien.'
Ze lag er nog steeds alleen maar, met de arrogantie van iemand
die tot heel veel dingen in staat was.
Immacolata kon het wachten niet Langer verdragen. Ze deed een
stap naar het bed toe in de hoop dat het kreng zou laten zien
wat ze kon. Nog steeds geen reactie.
Was het mogelijk dat ze de tekenen verkeerd geïnterpreteerd
had? Lag de vrouw wellicht niet uit arrogantie maar uit wanhoop zo
stil? Mocht ze hopen dat de Conservator zich op de een of andere
wonderbaarlijke manier niet kon verdedigen?
Ze raakte Mimi's handpalm aan, het gebruikte teken. Dat had
geen kracht meer, en verder leek de vrouw op het bed niets te
kunnen doen.
Als Immacolata ooit vreugde had gevoeld, gebeurde dat nu. Hoe
onwaarschijnlijk het ook leek, de Conservator was ongewapend. Ze
had niet de beschikking over een laatste, vernietigend
machtsmiddel. En als ze dat ooit wel had gehad, had ze het in de
loop der tijden verloren.
Tijd om op te biechten,' zei ze en bracht de lucht boven
Mimi's trillende hoofd door de suggestie van kwellingen in
beweging.
2
De nachtzuster keek op de klok aan de muur. Het was een half
uur geleden dat ze de huilende dochter met mevrouw Laschenski
alleen had gelaten. Strikt gesproken had ze de vrouw moeten zeggen
dat ze de volgende morgen maar terug moest komen, maar die had in
de avond een Lange reis gemaakt en bovendien bestond de kans dat de
patiënte de volgende dag niet zou halen. Regels moesten soms
getemperd worden met medeleven, maar een half uur was genoeg.
Toen ze de gang inliep, hoorde ze een kreet uit de kamer van
de oude dame en het geluid van meubels die omver werden gegooid.
Binnen een paar seconden was ze bij de deur. De kruk voelde klam
aan, kon niet worden omgedraaid. Ze klopte op de deur toen de
geluiden binnen heviger werden.
Wat is er aan de hand?' riep ze.
Binnen keek de Incantatrix naar de zak droge botten en
verwelkt vlees op het bed. Waar haalde deze vrouw de wilskracht
vandaan haar te weerstaan; zich te verzetten tegen de naalden die
het menstruüm in haar verhemelte had geprikt om haar te dwingen
vragen te beantwoorden?
De Raad had een goede keuze gedaan door haar uit te kiezen als
een van de Conservators van de Weefwereld. Zelfs nu het menstruüm
probeerde de zegels van haar hersenen te verbreken, was ze bereid
zich tot het uiterste te verdedigen. Ze zou sterven. Immacolata
kon
zien dat ze zichzelf dwong te sterven voordat de naalden haar
haar geheimen ontfutseld hadden.
Aan de andere kant van de deur klonk de stem van de
verpleegster steeds hoger en luider.
Doe de deur open! Wilt u alstublieft de deur opendoen?'
Weinig tijd meer. Immacolata negeerde het geroep van de
verpleegster, deed haar ogen dicht en groef in het verleden,
zoekend naar een huwelijk van vormen dat de oude vrouw lang genoeg
van de wijs zou brengen om de naalden hun werk te kunnen laten
doen. De ene partner van zo'n huwelijk liet zich makkelijk
oproepen; een beeld van de dood, weggehaald uit haar enige echte
schuilplaats in het Koninkrijk, het Heiligdom der Sterfelijkheden.
De andere partner was problematischer, want ze had de man die Mimi
in de Fuga had achtergelaten slechts een of tweemaal gezien. Maar
het menstruüm had het vermogen herinneringen op te halen en hoe had
de kracht van de illusie beter bewezen kunnen worden dan door de
blik die nu op het gezicht van de oude vrouw verscheen, op het
moment dat haar verloren geliefde aan het voeteneinde van haar bed
stond en zijn verrottende armen omhoog hief. Immacolata reageerde
meteen en drukte de punten van de naalden door de buitenste
beschermlaag van de hersenen, maar voordat ze de kans kreeg het
tapijt daar te vinden, greep Mimi met een laatste reusachtige
krachtsinspanning met haar goede hand het taken vast en smeet dat
naar de geest.
Toen viel ze zijdelings uit haar bed, dood voordat haar
lichaam de grond raakte.
Immacolata krijste van woede en toen ze dat deed, smeet de
verpleegster de deur open.
Wat de vrouw toen in Kamer Zes zag, heeft ze nooit willen
vertellen, haar hele verdere Leven lang niet. Deels omdat ze bang
was door haar medemensen te worden uitgelachen; deels omdat er, als
haar ogen haar niet bedrogen hadden, op de wereld kennelijk
afschuwelijke dingen bestonden en ze daar maar beter niet over kon
praten uit angst dat ze bij haar in de buurt zouden komen. Omdat
zij een vrouw van haar tijd was, kon ze niet bidden en was ze niet
slim genoeg om zo'n duisternis op een afstand te kunnen
houden.
Bovendien waren ze weg zodra ze hen zag — de naakte vrouw en
de dode man bij het voeteneinde van het bed — weg alsof ze er nooit
geweest waren. Ze zag alleen de dochter die 'Nee . . . nee . . . '
zei en de dode moeder op de grond.
`Ik zal de dokter roepen,' zei de verpleegster. 'Wilt u hier
blijven?' Maar toen ze terugkeerde, had de rouwende vrouw al voor
het laatst afscheid genomen en was vertrokken.
3
`Wat is er gebeurd?' zei Shadwell toen ze wegreden van het
ziekenhuis.
`Ze is dood,' zei Immacolata en zei verder niets meer tot ze
drie kilometer verder waren.
Shadwell was zo verstandig niet verder te vragen. Ze zou hem
alles wel vertellen als ze vond dat ze daar aan toe was.
Dat deed ze ook.
`Ze kon zich niet verdedigen, Shadwell. Ze kende alleen een
klein trucje dat ik in mijn wieg al tot mijn beschikking
had.'
`Hoe is dat nu mogelijk?'
`Misschien was ze gewoon te oud geworden,' zei Immacolata, 'en
was haar geest gaan rotten.'
`En de andere Conservators?'
Wie zal het zeggen? Misschien dood. Ergens door het Koninkrijk
zwervend. Ze was nu helemaal alleen.' De Incantatrix glimlachte;
een gezichtsuitdrukking die niet bij haar paste. `Daar stond ik
voorzichtig en berekenend te zijn, bang dat ze mij de genadeslag
zou kunnen toebrengen. Maar ze kon niets doen. Niets. Ze was alleen
een oude vrouw die op een bed lag te sterven.'
`Als zij de laatste is, kan niemand ons meer tegenhouden,
nietwaar? Niemand die het ons kan beletten de Fuga te pakken.'
Waarschijnlijk is dat zo,' antwoordde Immacolata en zweeg toen
weer, kijkend naar het slapende Koninkrijk dat langs het raampje
voorbijgleed.
Deze trieste wereld verbaasde haar nog altijd. Niet vanwege de
uiterlijke bijzonderheden, wel door de onvoorspelbaarheid
ervan.
Ze waren hier oud geworden, de Conservators van het Weefsel.
Zij die voldoende van de Fuga gehouden hadden om hun leven te
willen geven om hem te beschermen, waren uiteindelijk moe geworden
en in de vergetelheid geraakt.
Maar haat kon zich dingen blijven herinneren, lang nadat
liefde vergeten was. Daar was zij het levende bewijs van. Haar doel
— het vinden van de Fuga en het breken van het stralende hart —
stond haar nog steeds heel duidelijk voor ogen, al was ze er nu al
een mensenleven lang naar op zoek.
En aan dat zoeken zou nu snel een einde komen. De Fuga zou
worden gevonden en verkocht. Zijn territoria zouden speelterreinen
worden voor de Koekoeken. De bewoners — de vier grote Families
—zouden als slaven worden verkocht of worden achtergelaten om te
zwerven op deze hopeloze wereld. Ze keek naar de stad.
Bakstenen en beton werden beschenen door een vaag licht, dat
het weinig betoverende dat de nacht wellicht had gehad op de vlucht
deed slaan. De magie van de Zieners kon in zo'n wereld niet lang
blijven bestaan. En wat waren ze als ze van hun magie waren
ontdaan? Een verloren volk met visioenen achter hun ogen en geen
kracht om die waar te maken.
Zij en deze bezoedelde, verlaten stad zouden heel wat hebben
om over te praten.